Hoofdstuk 5
Het Land aan Gene Zijde,
de Zwarte Kloof, de vesting Onheilsdam,
in de winter van de 6491e zonnecyclus
Woestling stond in volle wapenrusting op de zuidtoren en keek naar de opmars van de meest uiteenlopende weerzinwekkende schepsels uit de Zwarte Kloof. Een allegaartje van gruwelen dat zich klaarmaakte om zich over het land te verspreiden.
Naast hem stond Goda, haar mantel over haar schouders, en zocht naar de overgebleven magische krachten in haar binnenste. Ze beschikte nog wel over een voorraad.
Haar hand bewoog zich tastend naar de buidel aan haar gordel. Daarin bewaarde ze allerlei grote splinters van de diamant die van de plek waar het artefact had gestaan afkomstig waren. Daarin bevonden zich nog energieresten zoals ze had vastgesteld en elk beetje daarvan telde.
Vroeger had ze onuitputtelijke krachten aan het artefact kunnen onttrekken wanneer ze haar handen tegen het scherm had gelegd. Dat was nu afgelopen.
De volgende magische bron lag niet zoveel omlopen van haar verwijderd, maar in het rijk van de alfen. Goda betwijfelde of ze daar überhaupt levend zou aankomen.
De andere bron bevond zich in Weyurn, een veel langere reis die ze niet kon ondernemen zolang de Zwarte Kloof zijn monsters elk moment over Onheilsdam kon uitstorten. Volgens de geruchten buisde ook Lohasbrand in het Rode Gebergte boven een bron - uitgerekend in een dwergenrijk.
Goda zuchtte. Ze had niets meer over dan een zak vol diamantsplinters, waarin zich een vleugje van de oorspronkelijke kracht van bel artefact bevond. Hoe meer ze daarvan gebruikte, hoe slechter de situatie voor de verdedigers werd. Ze vermoedde dat de katapulten op den duur niet in staat zouden zijn Tions misbaksels tegen te houden. Ze zouden een nieuwe manier moeten vinden om zich tegen hen te beschermen.
'Waar is Tungdil?' vroeg Woestling aan de ubari naast zich. 'Heb je een soldaat naar hem toe gestuurd?'
'Ja, generaal. ' De krijger maakte een lichte buiging. 'Ze vonden zijn vertrek verlaten. '
'Hij is beslist naar het Veilige Land getrokken, ' merkte Goda op, terwijl ze haar mantel rond zich heen schikte. 'Tenslotte heeft hij ons in niet mis te verstane bewoordingen duidelijk gemaakt dat hij niets met de strijd hier te maken wil hebben. Maar hij zal nog vreemd opkijken, wanneer hij in zijn vaderland terugkeert. Als het inderdaad zijn echte vaderland is. Vraccas geve dat we niet de ergste van alle kwaden zo gemakkelijk hebben laten vertrekken!'
'Ik denk dat we te veel druk op hem hebben uitgeoefend, ' klonk het uit Woestlings mond. 'Een, twee of drie cycli lang oorlog voeren, dat kennen we allemaal. Maar hij heeft meer dan tweehonderd cycli lang niets anders gedaan dan vechten. ' Hij keek zijn eega aan. 'Ook al komt het laat, misschien te laat, ik begrijp zijn weigering. '
'Wat valt daaraan te begrijpen?' antwoordde ze verachtelijk. 'Ik kan het niet... '
'Nee, Goda, verspil je adem maar niet, ' viel hij haar in de rede. 'Laat Tungdil naar het Veilige Land gaan, zodat hij het leed met eigen ogen kan zien. Dan zul je merken dat hij snel weer voor ons zal staan en ons tegen de kwelgeesten zal aanvoeren. Wij kunnen hem daartoe niet overhalen. Hij moet het zelf willen. ' Woestling gaf de katapulten het bevel te vuren en de speerslingeraars stuurden hun projectielen door de lucht. 'Het zal niet lang duren voor hij terugkomt, ' zei hij zacht en hij keek hoe de monsters door de scherp geslepen ijzeren punten doorboord en gedood werden. Hun geschreeuw en gekreun beukte tegen de muren van Onheilsdam.
Hij had Goda niet verteld waarom hij in de gang in elkaar was gezakt. Niemand wist iets van wat hij had meegemaakt. Toch klampte hij zich vast aan de gedachte dat Tungdil net als vroeger zijn vriend was, de professor, die naar hen was teruggekeerd.
Dat harnas, dacht hij bij zichzelf, kon een geschenk van een magisch wezen zijn. Of er waren metalen in verwerkt die magie absorbeerden en die hun drager beschermden, zoals de diamant had gedaan. Daarom had ook Goda's onderzoeksbezwering niet ge werkt. Deze metalen maakten geen onderscheid tussen een vriendschappelijke aanraking en een aanval. Want stel dat het Tungdil niet was, waarom had hij dan niet van de gelegenheid gebruikgemaakt hem te doden? Integendeel, hij had zelfs een genezer laten komen om hem te helpen!
Woestling zuchtte. Toch was zijn beste vriend nog altijd een vreemde voor hem. Heel anders van inborst. De cycli in het duister hadden een verschrikkelijke uitwerking op de professor gehad. De demon alcohol had hij met succes kunnen uitdrijven, maar hoe reinigde je je verstand van wat je had meegemaakt?
'Ik krijg de oude Tungdil weer terug, ' beloofde hij zichzelf zacht en in zijn verbeelding zag hij zich weer met Tungdil en zijn tweelingbroer achter een pul bier zitten, lachend, schertsend en verhalen vertellend. Hoe ze op varkenskoppen hadden gejaagd; hoe ze in de regen onder een boom waren gaan zitten tot het weer droog was geworden, terwijl ze de professor met verzonnen verhalen voor de gek hielden; hoe ze gevechten met de lange lijzen hadden gewonnen. Zoals vroeger. 'Vraccas en ik, wij beiden drijven die boze geesten wel uit. '
De ubari hief zijn kijker op en controleerde het effect van de beschieting. 'De eerste rij monsters is helemaal neergemaaid, generaal, ' meldde hij tevreden. 'Maar ik zie aan de schaduwen dat de volgende... ' Hij zweeg. 'Nee, dat zijn geen monsters. Dat is iets anders, ' zei hij opgewonden.
'De kordrion?' Woestling haalde de wasproppen uit zijn buidel. Elke soldaat had die op zijn bevel bij zich. Als men die in de oren stopte, was de verlammende uitwerking van de schreeuw veel minder. De katapulten mochten niet zwijgen, wanneer de kordrion probeerde uit te breken.
'Nee, eerder als een... ' De ubari stak hem zijn verrekijker toe. 'Kijk zelf maar, generaal. '
De dwerg tuurde door de lens en probeerde iets in de donkere spleet te onderscheiden. 'Een of ander bouwsel, ' zei hij hardop zodat Coda wist wat hij kon zien. Het schijnt uit botten te bestaan, Of heel licht hout. En ze blijven ermee achter de dekking van de rotswanden. '
' Een belegeringstoren?' opperde de ubari. 'Of een paar stormladders?'
'Zeer waarschijnlijk, ' merkte Goda op. 'Het zou de enige mogelijkheid zijn ons en de vesting aan te vallen. '
Woestling draaide aan de verrekijker om een scherper beeld te krijgen. Wanneer hij zich niet vergiste, werd de vreemde constructie nu naar achteren getrokken. 'Ze spannen haar!' riep hij. 'Zeg tegen de mannen dat de katapulten hun stenen precies in de kloof moeten mikken!' beval hij de ubari. 'Ik wil niet dat dat... ding daar de kans krijgt te schieten. Wie weet wat ze van plan zijn. '
Terwijl zijn bevelen met hoornsignalen werden doorgegeven, kwamen de monsters aan de overzijde in actie.
Woestling zag dat de installatie met een schok als een jonge boom naar voren boog en daarachter schoten vier lange kettingen de lucht in. Aan de kettingen waren witte kogels van ongeveer zeven schreden in doorsnee bevestigd die aan cocons van spinnen deden denken. Op het hoogste punt van hun vlucht maakten ze zich los van de kettingen en schoten in de richting van Onheilsdam.
'Veel te hoog, ' was het grinnikende commentaar van de ubari. 'Verdomde beesten. Te stom om goed te richten. '
Hoe dichter de merkwaardige ballen bij hen kwamen, hoe beter was te zien dat ze werkelijk uit gesponnen draden bestonden.
'Nee, die móéten zo hoog vliegen, ' antwoordde Woestling. 'Ze zullen achter de vesting neerkomen! Geef de manschappen op de zuidelijke weergangen bevel dat ze nauwkeurig moeten kijken wat er na de inslag gebeurt. Ik ben bang dat ze ons van twee kanten willen bezighouden. ' Hij richtte zijn ogen op Goda. 'Kun jij die dingen opvangen?'
Ze hield haar hoofd schuin en dacht na. 'Is het niet beter om gewoon af te wachten? Uiteindelijk blijkt het misschien een onschuldige afleidingsmanoeuvre te zijn, maar ik heb dan wel mijn krachten verspild. '
Woestling moest haar gelijk geven en beval de katapulten met de brandpijlen op de coconachtige projectielen te richten om ze in vlammen te laten opgaan. Hij keek wat er gebeurde.
Een van de artilleristen mikte zo goed dat hij een bal met een heel salvo midden in zijn vlucht trof.
Het vuur verspreidde zich onmiddellijk over de hele kogel, alsof die met petroleum was doordrenkt en Woestling hoorde het sissen en knisperen.
Het omhulsel was in twee tellen volkomen verast, waarna talloze spinachtige wezens met lange poten en zo groot als een hond te zien waren; brandend stortten ze neer en toen ze op de rotsbodem te pletter sloegen, vlogen de vonken alle kanten op.
Het merendeel werd door het vuur vernietigd maar drie exemplaren overleefden de val. Ze trippelden op hun harige poten razendsnel naar de achterzijde van de vesting, waarbij hun gekartelde kaken die zo breed waren als een mannenarm, klakten en klikten.
De overige kogels kwamen gewoon neer en stuiterden een paar keer op voor ze openscheurden en er nog meer beesten tevoorschijn kwamen. De pijlen die op hen afgeschoten werden, ketsten op hun dikke insectenpantsers af.
Boïndil vloekte. 'De speren moeten... '
'Generaal, ze zijn aan het herladen!' riep de ubari en Woestling draaide zich weer naar voren. De lange, smalle werpinstallatie werd weer aan de kettingen naar achteren getrokken.
'Goda, vernietig dat ding, ' zei Woestling. 'Anders worden we die beesten nooit meer de baas. Wie weet hoeveel cocons ze hebben. '
De dwergenvrouw knikte en pakte zijn verrekijker om de slingerblijde te bekijken. Alleen zo kon ze de installatie vernietigen met de bezwering die ze wilde gaan weven. Ze stak haar rechterhand in de buidel met de diamantfragmenten en haalde er een uit. Voor ze haar eigen krachtreservoir aansprak, wilde ze van vreemde energie gebruikmaken.
Goda richtte de vernietigingsspreuk op het bovenste gedeelte van de steile rechter rotswand van de kloof. Een felle bliksemschicht schoot uit haar hand en sloeg gierend in het gesteente in, waardoor er grote brokken af sprongen die in de diepte stortten. Vervolgens klonk een luid gedreun, kettingen rinkelden en een luid gebrul van teleurstelling uit talloze kelen klonk op uit de kloof. De beesten waren hun wapen kwijt en zouden ook wel enkele strijders verloren hebben.
Goda merkte hoe de diamantsplinter in haar hand verpulverde tot stof dat aan haar vinger bleef plakken.
'Mooi zo, ' zei Woestling. Hij kreeg het idee dat Tungdil gelijk had gehad: ze moesten de monsters bij de ingang van de kloof verjagen en de rotsen omlaag laten storten. Bergen verzetten - en wie kon dat beter dan zijn volk?
Plotseling hoorde hij wapengekletter.
Boïndil keek naar de weergang aan zijn linkerkant en zag dat de spinnenmonsters de muur hadden beklommen. De ubariu, ondergronders, mensen en dwergen waren in een verbitterde strijd met hen gewikkeld. En wat hij zag riep bij hem de twijfel op of die monsters zonder meer te overwinnen waren. Alleen met zware wapens zoals bijlen, knotsen en morgensterren kon men iets tegen die harde lijven beginnen. Een zwaard sloeg je er alleen bot en vol schaarden
'Moge Vraccas er met zijn hamer op inslaan!' Een blik op Goda was genoeg en ze keerde zich naar het gevecht - het eerste sinds de bouw van de vesting.
Toen ze een volgende splinter in haar hand pakte en zich klaarmaakte voor een nieuwe bezwering, schoot er aan de rechterkant van de Zwarte Kloof een lichtflits omhoog. Daar waar de rotswanden loodrecht naar beneden liepen stond een gestalte die een zwavelgele bal van zuivere magie in de richting van de maga liet schieten.
De ubari merkte het dreigende gevaar en waarschuwde de dwergenvrouw met een luide kreet.
Ze slaagde erin vlak voor de kantelen een barrière op te laten flakkeren, waarop het magisch projectiel met een donderend geweld te pletter sloeg; de schokgolf wierp het stof voor de poort omhoog en beroofde hen allemaal van het zicht op de Zwarte Kloof. Het dreunde en rommelde om hen heen als tijdens een onweer, schilden en helmen waaiden weg, vlaggen en wimpels werden van de masten gescheurd en verdwenen. Een tweede aanval zouden ze niet zien aankomen.
'Bij onze Schepper! Nu heeft het Kwaad ook nog een magus aan hun kant staan!' Woestling hoestte en trok zijn halsdoek voor zijn mond en neus. 'Dat noem ik nog eens een uitdaging!' Hij hoorde de jubelkreten van de weergang opklinken en staarde door de stofsluier die in het rond dreef.
Tungdil stond tussen de verdedigers en hakte met Bloedsnakker op de spinnenmonsters in. Het wapen verbrijzelde de pantsers en wierp de zachte ingewanden naar alle kanten. Blauwgroen bloed spatte in het rond. Zijn helm had Tungdil afgezet, zodat elke soldaat zijn gezicht kon zien.
Grimmig marcheerde de held naar voren en ging de spinnenmonsters te lijf, waarbij de tekens op zijn harnas af en toe oplichtten. Toen een van de gedrochten van achteren op hem sprong en hem met twee dunne benen aanraakte, klonk er een luide knal en het beest verdween alsof het van binnenuit explodeerde.
Boïndil slikte. Dat had hem dus ook kunnen overkomen.
De krijgers wierpen zich met nieuwe moed op de vijanden. Tungdil gaf hun korte bevelen en leidde de aanval beter dan om het even welke dwergenkoning zijn leger had kunnen aanvoeren. Dat moest Woestling hem nageven. Hij speelde al met de gedachte het commando over de vesting aan zijn vriend over te dragen, als die dat tenminste wilde.
De golvende sluiers van modder en stof daalden langzaam neer en gaf de verdedigers de kans naar de Zwarte Kloof te kijken. Goda hield zich klaar voor een afweerbezwering.
Ze stonden stomverbaasd: rond de rotsen was opnieuw een energiekoepel verschenen. Hij glinsterde roodachtig, op vele plaatsen sterker dan elders. Maar dit keer reikten de randen tot bijna alle vier de poorten en de muren.
'Is dat jouw werk?' Woestling keek Goda verbluft aan.
'Nee, ' was haar verbijsterde antwoord. Ze voelde de diamantsplinter nog altijd tussen haar vingers. 'Het moet het werk van die vijandige magiër zijn. '
Tungdil kwam naar hen toe. Hij hijgde niet eens, wat hem na deze geweldige inspanning niet kwalijk te nemen zou zijn geweest. Onderwijl klonken overal enthousiaste kreten en een ritmisch gedreun van soldaten die met hun wapens op hun schilden sloegen.
Goda keek hem niet aan, maar deed alsof ze de Zwarte Kloof in de gaten moest houden. Woestling daarentegen stak hem zijn hand toe. 'Geweldig, professor! Gewoonweg geweldig! Weer net als vroeger! Vraccas kan net zo trots op je zijn als ik het ben!'
'Dat was heel vleiend. Vroeger was ik nooit zo goed, ' antwoordde hij met een lichte grijns, toen keek hij naar het roodachtige, pulserende scherm. Zijn gezicht werd zienderogen bleker.
'Goda dacht al dat je naar het Veilige Land was gegaan en ons in de steek had gelaten, ' ging Woestling verder en kwam naast hem staan. 'Vraccas zij dank dat je bij ons bent gebleven. Wie weet hoe de huidige omloop anders afgelopen was. '
'Hij is nog steeds niet voorbij. We zullen eens zien hoe nuttig ik voor Onheilsdam kan zijn. ' Tungdil negeerde Goda volkomen en liep tot aan de borstwering, bestudeerde de energiekoepel en keerde zich vervolgens weer naar zijn vriend. 'Het is erger dan ik dacht, ' vertrouwde hij hem toe. 'Wij moeten onmiddellijk naar het Veilige Land. '
'Ik ben blij dat je van mening bent veranderd, wat je hulp betreft... ' Boïndil wreef door zijn zilverzwarte baard, hij wist niet goed wal hij van de opmerking moest denken. 'Maar wat moeten we tiaar dan? Hier dreigt het gevaar! En bij Vraccas, wat voor een gevaar!'
'Waartegen je niets kunt beginnen, ' antwoordde Tungdil zacht. 'Jij niet, ik niet en Goda ook niet. '
'Maar... ' begon Woestling onbeholpen.
Tungdil wenkte dat hij moest komen en wees naar de Zwarte Kloof. 'Ze zullen zich onder bescherming van het scherm tot aan de rand in slagorde opstellen en niemand zal er iets tegen kunnen doen, ' schilderde hij wat er stond te gebeuren. 'In alle rust bouwen ze nu belegeringstorens en stormrammen, timmeren stormladders en stellen dat allemaal op. De hele vlakte zal in alle windrichtingen krioelen van de wreedste monsters. Vervolgens verdwijnt de koepel en vallen ze aan. ' Hij legde een hand op de schouders van Woestling. 'Ook al heeft het jullie veel moeite gekost Onheilsdam te bouwen en al is dit een trotse vesting, Boïndil, ze zal vallen. ' Hij stak zijn linkerarm met Bloedsnakker uit. 'Ze hebben iemand bij zich die ik dood gewaand had. We hebben een magus nodig die het tegen hem kan opnemen. En na wat ik van je gehoord heb, zou alleen Lot-Ionan daartoe in staat zijn.'
'Maar Lot-Ionan is slecht!' wierp Goda heftig tegen. 'Hij dient het Goede niet langer. '
'Daarom hebben we hem juist nodig, ' zei Tungdil zacht en keek haar aan. Ze sloeg haar ogen neer om niet te laten merken dat ze een slecht geweten had.
Woestling had er niets van gemerkt. 'Dat is zinloos. Hij vernietigt ons, wanneer we te dicht in zijn buurt komen! Hij heeft gezworen dat hij alleenheerser over het Veilige Land zal worden. Uit vrije wil zal hij ons nooit helpen!'
Tungdil stak Bloedsnakker in de schede. 'Dan zullen we hem eerst moeten overwinnen en vervolgens dwingen ons te dienen. ' Zijn lachje leek zuivere vrieskou.
'Ben je nou helemaal gek geworden, professor!' stootte Woestling uit. 'Bij Vraccas, je hebt het over Lot-Ionan, de magus! Je pleegvader! Herinner je je welke macht hij bezat toen jij verdween? Dan kun je je wel indenken, waartoe hij tegenwoordig in staat is!'
'We zullen een mooi legertje voor hem op de been brengen. Van zijn vijanden. ' Tungdil bleef kalm. 'En zoals je me hebt verteld, zijn dat een draak, een kordrion en Aiphatòn met zijn alfen, ' telde hij op zijn vingers af. 'Misschien kunnen we het ook nog met de Derden op een akkoordje gooien. Wanneer zij voor ons een magus of een maga in het Veilige Land kunnen vinden die hem net zo haat als Goda, staan we er heel gunstig voor. '
Boïndil lachte, maar zweeg. Toen lachte hij voor de tweede maal en hief zijn armen in de hoogte. 'We zijn verloren. Ik sta hier met een gek die in alle ernst gelooft dat zo'n onderneming kans van slagen heeft, ' riep hij vertwijfeld en pakte zijn kraaiensnavel. 'Vraccas, wat ben je wreed!'
'Hou op met dat gejammer, Woestling, ' lachte Tungdil hem uit. 'Misschien bedenk ik nog wel iets anders, iets beters. Bovendien was jij het toch die vroeger van grote uitdagingen hield?' Hij knikte naar de dwergenvrouw. 'Goda en jullie kinderen blijven hier om de soldaten in geval van nood te helpen, wanneer die monsters aanvallen voor wij terug zijn. ' Hij keek zijn vriend strak aan. 'Er moet een vergadering van de overgebleven koningen en koninginnen van de dwergen belegd worden. En vergeet de Vrijen niet. ' Hij keek naar de zon. 'We vertrekken zodra hij opkomt. ' Zonder een antwoord af te wachten liep hij terug over de weergang om zich een tweede maal door de krijgers te laten toejuichen.
'Vertel ons eens wie zich tegen ons heeft gekeerd en waarom je dacht dat hij dood was!' riep Goda hem achterna.
Tungdil keek over zijn schouder en hij wees haar op het gouden oogklepje, alsof hij daarmee kon zien. 'Zijn naam zegt jullie niets. En ik dacht dat hij dood was, omdat ik hem met mijn zwaard had doorboord en hem zijn harnas had afgenomen. ' Hij liep verder.
De dwergenvrouw keek hem na. 'Ik vertrouw hem niet, ' zei ze zacht. 'Het zou een list kunnen zijn om de ergste magi bij elkaar te brengen nadat we alle andere tegenspelers in het Veilige Land... '
Woestling draaide zich met een ruk om. 'Hou daarmee op, Goda!' snauwde hij tegen haar. 'Ik ga met de professor naar het Veilige Land en doe wat hij heeft voorgesteld. Want ik... ' hij legde zijn rechterhand op zijn borst '... vertrouw op mijn hart. ' Hij liet haar staan en ging achter Tungdil aan om de gewonden na de strijd tegen de spinnenmonsters te helpen verzorgen.
Woestling liep eerst naar de hoek, waar de doden op hun schilden lagen opgebaard. Onder hen ontdekte hij Yagur. Diens verwondingen leken hem eigenaardig: een afgerukte onderarm en een steek wond in zijn keel. Niet wat men na een gevecht tegen de spinnenmonsters zou verwachten.
Zijn verbazing werd nog groter.
Naast de ubari lagen drie vertrouwelingen van hem, wier kurassen door een zeer scherp wapen waren doorboord, zoals hij aan de gladde snijranden kon zien. Dat paste helemaal niet bij een beet van spinnenkaken.
Boïndil keek naar Tungdil, Bloedsnakker bungelde aan zijn gordel. 'Nooit, ' mompelde hij en hij snelde naar de gewonden om hen met de overwinning te feliciteren.
De vage twijfels groeiden onderweg aan tot een koor dat gehoord wilde worden. Het had in ieder geval tot resultaat dat hij tegen zijn vaste voornemen in toch besloot de professor onderweg een paar vragen te stellen.
Het Veilige Land,
het voormalige koninkrijk Weyurn,
Meertrots, in de winter van de 6491e zonnecyclus
Coïra had het niet voor mogelijk gehouden, maar het was hun gelukt om door een list aan hun achtervolgers te ontsnappen: ze hadden drie paarden weten te kopen en die met gewichten verzwaard een tijdlang met de groep meegevoerd. Nadat ze een halve omloop door een beek getrokken waren, had Coïra de extra dieren vrijgelaten, terwijl zij verder naar Meertrots reden. Daardoor waren hun achtervolgers op een dwaalspoor gebracht. Voorlopig.
Maar haar naam stond nu op een lijst van mensen voor wier hoofd in Weyurn een flinke som geld werd betaald, wanneer men dat afgehakt aan een lohasbrander gaf. Dat maakte de resterende mijlen van de reis er niet makkelijker op.
Ze keek opzij en zag dat Rodario dapper probeerde op de paardenrug te blijven zitten. Vier keer hadden ze stil moeten houden om te wachten tot hij na een val weer opgestegen was.
'Het duurt niet lang meer, dan zijn we in veiligheid, ' probeerde ze hem op te beuren. 'Zien jullie dat eiland? Dat is een van de weinige die er nog in het land van mijn moeder zijn. Daar moeten we met een boot heen varen. '
Een geschrokken geluid kwam over zijn lippen. 'Diep water? Ik kan niet zwemmen!'
'Vroeger kon ieder kind in Weyurn dat, ' merkte Loytan op en hij klakte afkeurend met zijn tong.
'Dat moet al lang geleden zijn. Ongeveer tweehonderd cycli, schat ik? Bovendien kom ik niet uit Weyurn, ' antwoordde Rodario vinnig. 'Ik had er gewoon geen behoefte aan de golven het hoofd te bieden. Baden doe ik in een beek en over rivieren lopen bruggen of varen veerponten '
'In dit geval noch het een, noch het ander, ' lachte Coïra. 'Het is maar een korte tocht. Maar wanneer je in staat zou zijn over het water te lopen: ga je gang!'
'Heel grappig, prinses, ' zei Rodario beledigd en het was niet duidelijk of hij dat werkelijk was of alleen maar deed alsof.
Ze reden een spaarzaam begroeid duin op, waarvan het helmgras in de koele wind van het meer heen en weer wiegde. De sprieten waren bedekt met rijp, zodat ze wel van glas leken en ze knerpten zacht als ze langs elkaar wreven, terwijl het zonlicht ze liet glinsteren.
'O, wat mooi!' zei Rodario in extase. 'Ik wou dat ik papier en pen had om erover te kunnen schrijven!'
Loytan kreunde. 'Wanneer het net zo slecht is als wat je op de markt ten beste hebt gegeven, laat het dan maar achterwege. Zonde van het materiaal. '
Coïra wierp hem een boze blik toe, maar zei niets.
Rodario kneep zijn ogen tot spleetjes, terwijl hij de man aankeek. 'Er komt een omloop dat je je nog zult verbazen over datgene waartoe ik allemaal in staat ben, ' voorspelde hij. 'En ik wed dat je je dan bij mij zult verontschuldigen. '
Toen de acteur dat zei, lag er iets in zijn ogen wat Loytans achterdocht wekte. Moed? Waarschijnlijk was het verbeelding. 'En misschien red je me ook nog het leven en trouw je met de prinses?' Hij lachte schallend en de meeuwen vlogen geschrokken van de oever de lucht in door het ongewone geluid.
'Waarom niet?' De toneelspeler grijnsde naar Coïra en streek over zijn verfomfaaide sikje. 'Vind je me te afstotelijk of mag ik ervan dromen aan jouw zijde... '
Waarschuwend hief ze haar vinger op. 'Je wordt aanmatigend, Rodario de Zevende! Bedenk wel tegen wie je het hebt. ' Ze dreef haar paard het duin af in de richting van een aanlegsteiger, waar een bootje met gereefde zeilen lag afgemeerd.
Rodario keek naar het eiland, dat naar schatting een mijl van de oever verwijderd lag.
'Eiland' was echter geen passende benaming.
Sinds het waterpeil van de Weyurnse meren de ene cyclus na de andere was gedaald, staken ettelijke eilanden ver boven het opper vlak uit en waren andere zelfs weer met het vasteland verbonden. De bewoners hadden liften en trappen moeten bouwen om van hun eilanden omlaag te komen. De vissers waren noodgedwongen boeren geworden die de bodem van het meer bewerkten, al was die vaak niet bijzonder vruchtbaar.
Met Meertrots was het gelukkig niet zo dramatisch gesteld.
Rodario zag dat het eiland op een soort stenen steel naar schatting zestig schreden boven het meer zweefde. De vorm deed denken aan een uitbottende tulp op een stengel.
Hij telde zeven grote aken, drie schepen en achttien kleinere vaartuigen, die onder aan Meertrots aan een houten kade lagen afgemeerd; de kade was met dikke kettingen aan het eiland vastgemaakt en een smalle wenteltrap met open treden liep van daar naar de bewoonde gebieden. Liften en installaties voor het ophijsen van vracht waren ook te zien. De bewoners van het eiland hadden zich in de situatie geschikt en er het beste van proberen te maken.
'Je zou denken dat het eiland elk moment zou kunnen afbreken en in het meer vallen, ' zei hij tegen Loytan en deze knikte.
'Ja, dat zou je kunnen denken. Maar de zuil waarop het rust is van vulkanisch gesteente. Dat is overal tegen bestand. ' De man liet zijn paard het duin aflopen, wat meer een glijden werd, en Rodario volgde hem. 'De mensen van Meertrots hadden geluk: zij konden tenminste vissers blijven. '
Ze verzamelden zich op de steiger bij de platte pont en de veerman kwam uit zijn kleine huisje naar hen toe. Zijn gestalte was gehuld in een wijd gewaad uit donkerblauwe stof dat tot op de grond hing, waardoor de toeschouwer alleen maar naar zijn schouders en spieren kon raden; om zijn hals zat de witte halsdoek van zijn gilde geknoopt. Leren armbanden vormden een steun voor zijn polsen bij het zware werk. Hij herkende Coïra onmiddellijk en boog. 'Het is me een eer u weer naar uw paleis te mogen brengen, ' zei hij eerbiedig en hij nodigde haar uit op zijn boot.
Zoals altijd wilde ze voor zijn diensten betalen en zoals altijd werd dat afgewezen. Ze glimlachte tegen hem. 'Wanneer er orcs zouden opdagen die ons zoeken... '
'Zal ik zeggen dat ik u niet heb gezien, ' zei de man. 'En mijn boot zal ineens lek zijn, vast en zeker. '
Coïra steeg af en streelde de hals van haar paard. 'Breng jezelf voor mij niet in gevaar. Zet ze voor mijn part over als ze dal willen, maar ik denk niet dat ze dat zullen durven. Het eiland is mijn on betwiste rijk. Ze weten dat ze daar niets tegen mij kunnen beginnen. '
Rodario en Loytan lieten zich ook uit het zadel glijden en hielden de dieren aan de teugel, terwijl de veerman het zeil hees en aan de overtocht begon.
Daarbij moesten ze tegen de wind in laveren wat tot gevolg had dat ze de kade met een grote boog naderden. Daardoor werden de kolossale roestige ijzeren wanden zichtbaar die schijnbaar zinloos een stuk ten oosten van het eiland uit het water staken.
Ze waren Rodario niet ontgaan en hij rekte zijn hals om meer te kunnen zien. Wat was dat voor een bouwsel? Golfbrekers om het eiland te beschermen?'
'Nee. Het zijn damwanden. ' Coïra gaf de veerman opdracht van koers te veranderen en erop aan te sturen.
'Damwanden? En wat zijn, in Elria's naam, damwanden?'
'Ze vormen de bescherming van een schacht. Het is ons eerste doel en jullie krijgen de unieke kans een wonder van dwergse ingenieurskunst te zien, ' verklaarde ze. 'De Vijfden hebben hem op verzoek van mijn overovergrootmoeder gebouwd. '
'Een schacht. Midden in het water. Maar... waarom dan wel? En hoe ver loopt hij naar beneden?' Hij werd zo gebiologeerd door het bouwwerk dat hij naar de boeg liep. De wind woei door zijn bruine haren en speelde met zijn verfomfaaide sikje.
De boot voer er nu recht naartoe en hij zag de dwergse runen op de wanden. Elke ijzeren plaat was vier schreden breed en een schrede dik; telkens tien van die platen stonden aan één kant naast elkaar en stalen banden zo dik als een mens liepen eromheen en voorkwamen dat ze van elkaar los zouden breken. Tegen de buitenwand hadden zich mosselen en algen vastgezet en in hun onmiddellijke nabijheid hing een metaalachtige geur.
'Dat is... ' Rodario had geen woorden om dit wonder treffend te omschrijven.
'De bodem bevindt zich ongeveer 211 schreden onder de kiel van de boot waarop jullie nu staan, ' zei Coïra, die zich over de kinderlijke vreugde van de man amuseerde. Ze pakte haar sluier om daarmee haar wapperende haren in een paardenstaart te binden. 'Zo diep reiken die ijzeren wanden. Je kunt droogvoets over de bodem heen en weer lopen, maar omdat ik jullie niet zal meenemen wanneer ik afdaal, zullen jullie dat niet zien. '
Rodario keerde zich naar haar toe. 'Daar naar beneden? Waarom?'
'Als je goed nadenkt, vind je het antwoord zelf wel. ' Ze hief haar hand op en zwaaide omhoog, waar een hoofd met een helm op verschenen was dat naar de veerboot keek. Coïra riep drie woorden die Rodario niet verstond en kreeg antwoord. 'Dat was het wachtwoord. De bewakers hebben bevel elk schip tot zinken te brengen dat de wanden nadert en het niet geeft, ' legde ze hem uit.
'Dus daarbeneden op de bodem moet zich iets bevinden wat voor jou heel kostbaar... ' Hij verstomde. 'Ach natuurlijk! Een magische bron!'
'De laatste magische bron in het Veilige Land die vrij toegankelijk is, ' verbeterde Loytan. 'De meeste zijn opgedroogd en in hun plaats zijn maar een paar nieuwe ontsprongen. Er is er ook nog een in het land van de alfen en natuurlijk in de Blauwe Bergen, waar Lot-Ionan zijn rijk heeft gesticht en zijn famuli opleidt. '
'Alsof ik dat niet wist, ' zei Rodario snijdend.
Loytan grijnsde boosaardig. 'Kennelijk niet. Anders had je er niet naar gevraagd. '
De boot voer rond de zijkant van de schacht en kwam bij een drijvende aanlegplaats, waar ze door vier bewakers werden opgewacht. Ze droegen lichte wapenrustingen zodat ze op eigen kracht weer boven konden komen en niet zouden verdrinken, wanneer ze in het meer vielen.
Coïra en haar begeleiders stapten uit, beklommen de ijzeren traptreden en kwamen bij een smalle deur. Daarachter lag een weergang. In de vier hoeken van de schacht waren kleine houten huizen gebouwd, waarin de bewakers konden uitrusten of schuilen als het weer erg slecht was.
Rodario zag dat verscheidene gevlochten staalkabels van hier naar de bovenste rand van het eiland liepen. Er hingen kooigondels aan, waarmee de wachtposten, voorraden en wapens ongetwijfeld naar de schacht werden getransporteerd.
'Er ligt nog een tweede verdieping onder de weergang, ' zei Loytan en hij trok de kap van zijn hoofd. 'Daar staan de katapulten die via luiken naar buiten kunnen schieten als dat nodig mocht zijn. Geen schip dat tegen hun projectielen bestand is. '
'Jullie zijn werkelijk op alles voorbereid. ' Rodario liep voorzichtig naar de borstwering aan de binnenzijde om naar beneden te kunnen kijken. Een rusteloze wind speelde met zijn kleren door er afwisselend aan te trekken en tegen te duwen.
De schacht zag eruit als een groot zwart gat dal regelrecht in het niets leek te voeren. Er steeg een bedorven riekende lucht uit omhoog die aan warme, met vlechtwerk afgedekte kelders deed denken waarin roestig ijzer lag.
'Dat is helemaal geen omgeving voor een prinses, ' merkte hij op en hield zich voor alle zekerheid goed vast. 'Had men het niet een beetje... aantrekkelijker kunnen bouwen?'
'Daar is het me nooit om begonnen geweest, ' lachte Coïra, terwijl ze de commandant van de bewakers groette die een vluchtige buiging voor haar maakte. 'Wil je de liftkooi naar beneden klaar laten maken?' vroeg ze hem en de gewapende man snelde weg. 'Die is daar, in het huis in de oostelijke hoek, ' zei ze tegen Rodario. 'Daar moet je samen met Loytan op me wachten. '
'Ik zou het heel opwindend vinden om het wonder van de magie met eigen ogen te kunnen zien, ' bekende hij. 'Mag ik niet naar je kijken?'
'Het is weinig spectaculair, alleen wat vonken. ' Coïra liep voorop en de mannen volgden haar. 'Niets wat voor jou erg opwindend zou zijn. '
'Je hebt hem niet verteld dat je er de voorkeur aan geeft naakt in de bron te stappen, ' merkte Loytan met een blik op Rodario op.
'Naakt?' De acteur kreeg onmiddellijk een kop als een boei. 'O, dan begrijp ik waarom ik niet mee mag, ook al benijd ik degene die ooit aan je zijde zal zijn. '
'Je weet toch helemaal niet wat er onder mijn kledij verstopt zit, ' antwoordde ze en ze maakte ook een verlegen indruk. 'Het compliment was een beetje voorbarig. '
'Nee, het was geen compliment. Het ging mij er alleen om de bron te zien... ' begon hij. Hij merkte dat Coïra een kille uitdrukking op haar gezicht kreeg.
Loytan barstte in lachen uit. 'Nou, jij bent me de nazaat van de Ongeëvenaarde wel. Jij weet hoe je met vrouwen om moet gaan en ze stormenderhand moet veroveren. '
'Mond dicht, ' snauwde ze tegen haar vertrouweling. 'Jij bent begonnen om mij in verlegenheid te brengen. ' Ze stapten het huis binnen waar zich achterin een kooi van tralies bevond die met twee kabels aan een oog daarboven was vastgemaakt.
Coïra liep er regelrecht heen, stapte erin en sloot de deur, waarna ze tegen de wachter knikte. Ze haalde een hendel over en de cabine zakte snel door een luik naar beneden, ' Tot straks, ' zei ze kort. Toen verdween ze.
'Naakt, ' zuchtte Rodario en hij liep naar het luik om de prinses na te kijken. Wanneer hij zich niet vergiste, had ze haar mantel al uitgetrokken en maakte ze aanstalten om haar blouse los te knopen. 'Ik zou graag als haar kledingstandaard hebben gefungeerd. '
'Dat zouden er wel meer willen, maar ze bewondert maar één man: de onbekende poëet, ' zei Loytan nuchter terwijl hij een beker vol kokendhete thee goot. 'Wil jij ook wat? Om warm te worden?'
Rodario keek naar beneden en meende blanke huid in het schemerlicht te zien. Wat fantasie allemaal niet vermocht. 'Ik zou beter iets kunnen nemen om af te koelen, ' antwoordde hij en oogstte daarmee een lach.
'Dat was een goeie, ' prees de graaf, maar hij gaf hem toch maar een beker thee. 'Ik denk dat de omlopen van de onbekende poëet wel geteld zijn, ' merkte hij toen op. 'Nu men weet wie het is. ' Loytan keek peinzend en de stoppels op zijn gezicht maakten hem ouder en mannelijker. 'De lohasbranders zullen zijn familie doden en zijn dorp in de as leggen. '
'Maar het zal hun niet lukken de gedachte aan de vrijheid te vernietigen, ' wierp Rodario tegen. Hij nipte van zijn thee zonder zijn ogen van de grond af te houden. Dat lukte hem gewoon niet.
In de diepte was plotseling een blauw schijnsel te zien en de wanden van het onderste derde deel van de schacht straalden als blauwe edelstenen in de zon. Het silhouet van de jonge vrouw kon hij duidelijk onderscheiden en ook al kon hij het alleen maar vermoeden, hij zag haar in zijn fantasie zonder kleren. Zonder kleren en begeerlijk.
Hij zuchtte diep en wendde zich af. 'Ze zou nooit van een man zoals ik kunnen houden, ' mompelde hij timide.
Loytan hief zijn beker thee in een proostend gebaar op. 'In dat opzicht zitten we in hetzelfde schuitje, acteur. '
Verbaasd keek Rodario de edelman aan. 'Maar jij hebt toch al een echtgenote?'
'Natuurlijk, ' ging hij nog door met hem te stangen. 'Ik wilde je alleen maar troosten, zodat je je niet zo alleen voelt. ' Loytan dronk van zijn thee. 'Over alleen gesproken. Hoe zit het met jóuw familie? Jij bent in gezelschap van een beruchte misdadigster gezien, moet er iemand voor de lohasbranders in veiligheid worden gebracht?'
Rodario schudde zijn hoofd. 'Nee. Mijn ouders zijn allang dood en verder is er niemand. Behalve de nazaten van de Ongeëvenaarde, en ik denk niet dat de draak zo ver zou gaan die allemaal te laten doden. '
'Bij hem weet je het nooit. ' Loytan ging zitten. 'Jij hebt nu al voor de achtste keer deelgenomen en je bent weer laatste geworden. Waarom word je niet verstandig en geef je het op?'
Rodario glimlachte triest en probeerde zijn sikje weer in vorm te krijgen. 'Ik heb iemand beloofd zo lang aan de wedstrijd deel te blijven nemen tot ik een keer gewonnen heb. ' Hij dronk zijn beker leeg. 'Ik weet wat je zeggen wilt: een onmogelijke opgave. Maar ik zie dat anders. Er komt een omloop, dat zweer ik je... '
Loytan hief zijn hand op. 'Dat zei je al en ik twijfel nog altijd. Vooral nu je gezocht wordt is het voor jou onmogelijk nog een keer naar Mifurdania te gaan en daar op het podium te verschijnen. '
'Hooguit voor mijn terechtstelling, ' antwoordde hij droog. 'Maar dat zou een optreden zijn, waarin niemand met me zou willen concurreren. ' Theatraal gooide hij zijn haren naar achteren.
'Nee maar, nog een vleugje slagvaardigheid. En dat uit jouw mond! Mijn respect, je wordt langzamerhand beter. Ik zal je in dat opzicht niet tegenspreken. ' Loytan legde zijn voeten op tafel, vouwde zijn handen over zijn buik en boog zijn hoofd voorover. 'Ik ga even een dutje doen. Het kan wel even duren voor de prinses weer bij ons terug is. ' Hij deed zijn ogen dicht. 'Drink zoveel thee als je wilt. En bedenk een passende begroeting voor het moment dat je voor de rechtmatige koningin van Weyurn staat. In tegenstelling tot haar dochter stelt zij prijs op het handhaven van de etiquette. '
Rodario dronk zijn thee op, zette de beker op tafel en slenterde weer naar het luik; in de schacht beneden flikkerde het licht nog steeds op volle kracht.
Hij keek naar Loytan die al diep in- en uitademde en vervolgens naar de kabels die in de diepte verdwenen. 'Jij bent de nazaat van de Ongeëvenaarde, ' sprak hij zichzelf moed in en trok zijn handschoenen uit zijn gordel. Hij trok ze aan en deed de lastige mantel uit. 'Vooruit. Doe iets wat hem wel zou bevallen. Je hebt hem al meer dan genoeg te schande gemaakt, al had je daar ook een goede reden voor. '
Met een sprong was hij bij de kabel en klemde zich daaraan vast. Behendiger dan ieder die hem van het toneel kende vermoed zou hebben, liet hij zich snel in het gat zakken en naderde het blauwe licht.
Op vele plaatsen in de damwand sijpelde het water in kleine stroompjes door gaten, op andere plaatsen schoten vingerdikke stralen tussen de vastgeklonken platen door en spoten hem nat. Maar de wanden hielden het, ze kraakten niet eens. Alleen had de roest zich in dikke plakken als bladeren op de wand afgezet. Vermoedelijk had men bij de bouw niet op zo'n lange levensduur van de schacht gerekend.
Rodario kon zich niet voorstellen wat de Weyurners tegen het slijten van de wanden zouden kunnen doen. En de dwergen hadden wel wat beters te doen dan reparaties uit te voeren. Zij vochten in de bergen voor hun voortbestaan. Tegen draken. Tegen de kordrion.
Hij was nu nog maar tien schreden van de bodem verwijderd. Die was met planken bedekt, zodat de prinses niet in de modder zou wegzakken.
Rodario hield zijn adem in en klemde zich aan de kabel vast.
Loytan had de waarheid gesproken: Coïra was naakt, op de kaphandschoen aan haar rechterhand na.
Ze zweefde in het blauwe schijnsel in het centrum van de schacht en haar lange zwarte haren bewogen zich alsof ze zich onder water bevond. De jonge vrouw had haar ogen gesloten en glimlachte. Ze genoot van de energie waarin ze baadde en die haar wiegde.
Rodario verlustigde zich in de aanblik en vroeg zich af of hij ooit weer zo'n volmaakt vrouwenlichaam ontbloot voor zich zou mogen zien. Hij vond het alleen merkwaardig dat ze die ene handschoen niet had uitgedaan.
Opeens werd hij door schaamte overvallen. Het was niet juist wat hij deed.
Hij zou haar veroveren, besloot hij en hij wendde verlegen zijn ogen af. Toen begon hij stukje bij beetje weer aan de tocht omhoog.
De volgende keer dat hij Coïra naakt zag, moest ze zich alleen voor hem en uit vrije wil ontkleden. 'Waardigheid, ' zei hij zacht in zichzelf. 'Waardigheid in je houding is het belangrijkste. '
Het volgende moment hoorde hij boven zich opgewonden roepen.
Rodario voelde tegelijkertijd warme en koude rillingen over zijn rug lopen: de bewakers hadden hem op zijn onvergeeflijke daad betrapt!