Hoofdstuk 18

Het Veilige Land, het voormalige

koninkrijk Weyurn, Meerdorp,

aan het eind van de winter van de 6491e /6492e zonnecyclus

 

Dat de bewoners van het gehucht Meerdorp ooit het voorrecht zouden genieten de koningin te mogen ontvangen, de beroemde helden uit vroeger tijden Tungdil Goudhand en Boïndil Dubbelkling te mogen aanschouwen, en bovendien de ook hier bekende Mallenia van Ido alsook een nazaat van de Ongeëvenaarde in hun midden te mogen hebben - dat had niemand vermoed. Zelfs de meest begaafde verhalenverteller en dromer niet.

De beroemdheden zaten in de gelagkamer van het kleine café aan de haven achter hete thee, kruidenwijn en -bier bij elkaar. De inwoners bleven eerbiedig op een afstand en bewonderden de bezoekers door de vensters en de open deur; er werd geduwd en getrokken, terwijl men enkele uitverkorenen de gelagkamer instuurde om de beste wensen over te brengen en geschenken te overhandigen. Maar zonder een teken van de dwergen en de mensen waagden ze zich niet dichterbij dan vier schreden.

'Weet je zeker dat de bron vernietigd is?' Tungdil keek Coïra aan, die een eenvoudige jurk van een vissersvrouw droeg en een deken om zich heen had geslagen.

'Ik heb het meteen gevoeld, ' antwoordde ze somber. 'De energie kwam vrij en het is me gelukt daar een deel van te absorberen, maar... hij is... dood. Op de plek waar de bron lag is niets meer. '

Woestling herinnerde zich het gekriebel en het oplichten van Tungdils wapenrusting. Dat moest daarvan de oorzaak zijn geweest: vrijgekomen magische energie. Deze ervaring had hij kunnen missen als kiespijn, temeer omdat het verlies van de bron een ramp van onmetelijke omvang betekende!

Coïra lachte tegen de mensen, ook al viel het haar zwaar. Maar haar onderdanen konden er niets aan doen en ze wilde niemand teleurstellen. Ze wenkte het kleine meisje met het mandje geschenken naar zich toe, pakte het aan en streelde haar blonde haren. 'Dank je wel. ' Het meisje maakte een reverence en rende terug naar de wachtenden.

'Ik kan niet zeggen wat voor wezen het was, dat verantwoordelijk was voor de vernietiging van Meertrots en het verlies van de magische bron, ' zei Tungdil.

De maga schudde haar hoofd en bekeek wat men haar had gebracht: het zag eruit als een haarspeld van een dikke visgraat, waarin de eilanden waren gegraveerd. Met een zucht sloot ze er haar vingers omheen.

'Ik denk dat het Lot-Ionan was. ' Rodario de Zevende keek de kring rond. 'De magus heeft dat wezen geschapen en naar ons toe gestuurd om de maga te doden of de bron te vernietigen. Toen het monster besefte dat het ten dode was opgeschreven, heeft het zich in de bron gestort en zijn opdracht uitgevoerd. ' Hij ging met zijn hand rond zijn hals. 'Ik heb duidelijk gezien dat het een ketting met een steen droeg. Een onyx, geloof ik. Kan dat de ontsteking voor de ontploffing zijn geweest?'

'Misschien. ' Coïra knikte aarzelend. 'Hij kan de steen met een spreuk geladen hebben. Het moet een sterke toverspreuk zijn geweest om iets dergelijks te ontketenen. '

'Dan komen we meteen bij de belangrijkste vraag: ben je bereid ons tegen de magus te helpen?' Tungdil keek haar onderzoekend aan. 'En nog belangrijker: ben je ertoe in staat?'

'Jullie wilden eerst naar de draak trekken en daarna naar het zuiden, ' vatte ze het plan samen. 'Laten we eens van Rodario's veronderstelling uitgaan: Lot-Ionan heeft de aanslag op mij en de bron niet zonder reden gepleegd. Vroeg of laat zal hij proberen het hele Veilige Land te veroveren, en deze daad was de eerste stap op weg naar de aanval op Weyurn, neem ik aan. Hij weet dat ik als maga een bron nodig heb om succesvol weerstand te kunnen blijven bieden. '

' Hoeveel magie heb je kunnen absorberen?' wilde Tungdil weten.

'Genoeg om te beginnen. ' Coïra ging weer zitten. 'Om tegen Lot-Ionan ten strijde te trekken heb ik meer nodig. Daar doelde je vraag op, nietwaar, Tungdil Goudhand?'

'Om je de waarheid te zeggen, ik betwijfel of je ook maar iets tegen hem kunt uitrichten. '

Woestling hoorde dat zijn vriend de maga opzettelijk tegen de haren in streek. Dadelijk zou zijn harnas heel wat te doen krijgen! Maar tot zijn verbazing reageerde zij met een vriendelijk lachje.

'Ik weet wat je van me denkt: een jonge vrouw, nauwelijks opgeleid, die bovendien een fatale fout maakte die haar moeder het leven kostte. Maar ik verzeker je dat het juist een stimulans is. Misschien krijg ik toch nog eens die krijgersinborst. ' Ze zweeg enkele ogenblikken. 'Ik ga met jullie mee naar het Rode Gebergte. '

'Coïra!' vloog Rodario op. 'Tegen een draak ten strijde trekken is... '

'Een goede beslissing, ' viel Tungdil hem in de rede. 'Ik weet waarom je mee wilt komen: ik heb de geruchten over een magische bron in het rijk van de Eersten ook gehoord. '

Woestling herinnerde het zich opeens ook weer. Goda had hem herhaaldelijk verteld dat kooplui uit het westen die met de Vierden handel dreven het over geheimzinnige lichten in het Rode Gebergte hadden gehad. Ze had meteen aan magische ontladingen moeten denken; maar toch bleven het slechts geruchten en vage vermoedens.

'Inderdaad. Ik begeleid jullie, absorbeer zoveel magische energie als ik maar kan en help jullie daarna tegen de magus. '

Rodario hief zijn hand op. 'Wacht even: wie zegt ons dat Lot-Ionan deze beesten ook niet naar het gebergte en de alfen heeft gestuurd?'

'Niemand. Maar voor Lohasbrand is het een peulenschilletje om met zo'n wezen af te rekenen, wat ik van de alfen niet zonder meer aanneem, wanneer Aiphatòn niet in de buurt is, ' antwoordde Tungdil.

Mallenia had de hele tijd gezwegen. Voortdurend had ze Hargorin Doodsbode zitten aankijken met ogen die fonkelden van woede. Maar ter wille van de lieve vrede hield zij zich in. Woestling merkte dat het haar moeite kostte. Vanuit haar standpunt gezien had de dwerg te veel misdaden in naam van de alfen begaan. En hij moest Mallenia enigszins gelijk geven. 'Mij zint het niet dat we een verbond met de zwartogen hebben gesloten. Ze hebben mijn volk vele cycli lang onderdrukt en plotseling zou Aiphatòn tot inkeer gekomen zijn, de alfen uit vrije wil de dood in willen jagen en de alfenrijken ten onder willen laten gaan?' Ze kneep haar lippen tot een dunne streep. 'Ik geloof er niets van. '

'Wie zegt dat de Derden zich bij ons zullen aansluiten?' wierp Rodario tegen. 'Goed, een lid van hun stam is grootvorst geworden - maar zullen ze de andere stammen niet blijven verachten?' Hij keek naar Hargorin en Barskalín. 'Kunnen jullie mijn twijfel wegnemen?'

'Jouw twijfel?' vroeg Hargorin verbaasd en hij schoot in de lach. 'Jij bent een toneelspeler. Je zit aan deze tafel omdat je jezelf hebt uitgenodigd. Aan het lot van het Veilige Land zul jij helemaal niets kunnen veranderen. Je kunt niet eens vechten. Maar een mascotte kunnen we nog wel gebruiken. ' Barskalín lachte instemmend.

Er verscheen een gevaarlijk lachje op het gezicht van de man, dat Tungdil bepaald niet zou hebben misstaan. 'Probeer mij te verslaan en je zult een wonder beleven. '

Coïra boog zich naar Mallenia over. 'Vergis ik me, of is zijn gezicht magerder geworden?'

De Ido bevestigde het. 'Bovendien heeft het meer hem van de paar baardharen beroofd die hij nog had. ' Ze keek wat aandachtiger en meende aan kin, hals en wangen een duidelijke, donkere schaduw te kunnen zien. 'Maar ze zullen sterker aangroeien, harder dan anders, lijkt me. ' Beide vrouwen keken elkaar aan en beiden lazen ze de twijfel in de ogen van de ander.

Hargorin liet zich zoiets geen twee keer zeggen, hij was van zijn plaats opgestaan om zich in zijn volle lengte voor Rodario op te richten. 'Je bent je er niet van bewust welke beproeving je nu zal ondergaan. '

'O jawel, ' antwoordde hij zelfverzekerd. 'Maar in aanwezigheid van dames is het niet netjes je bloed te vergieten en muren met je darmen te versieren. Bovendien hebben wij wel wat beters te doen dan op elkaar los te slaan. '

'Ophouden. Jullie allebei, ' beval Tungdil verstoord.

'Maar ik word niet serieus genomen, alleen omdat ik een toneelspeler ben. Dat kan ik niet op me laten zitten. Ik heb ook niets onnozels gevraagd, alleen maar naar de loyaliteit van de Derden geïnformeerd, ' antwoordde Rodario. 'Stel dat ze besluiten de alfen te helpen die ze tweehonderd cycli lang gediend hebben? Ze zouden hij een verandering van de machtsverhoudingen grote verliezen lijden en dan heb ik het nog niet over de volkswoede in Urgon, Idoslân en Gauragar. Zij zijn beter af als er niets verandert. '

'Helemaal ongelijk heeft hij niet, ' stemde Mallenia met hem in en ze werd daarvoor met een lange blik vol genegenheid beloond.

Rodario legde zijn handen op tafel. 'Begrijpen jullie mijn bezwaren? Wat als de dwergenhaters de Vierden en de Vijfden aanvallen, wanneer die naar het zuiden optrekken? Dan zou een strijd tegen Lot-Ionan nauwelijks mogelijk zijn. '

'Wij volgen Tungdil Goudhand, ' bromde Hargorin.

'Wij... Bedoel je daarmee alle Derden of de overgrote meerderheid?' informeerde Rodario. 'Het zou interessant zijn te weten wat de minderheid zal doen. En hoe zit het met de Vrijen? Waar zijn die eigenlijk?'

Barskalín nam het woord. 'Ze hebben zich in hun laatste stad verschanst en verdedigen zich tegen de Derden... '

'Kijk!' antwoordde Rodario. 'Daar heb je het al! De Derden hebben het nog altijd op de overige dwergenstammen voorzien. ' Hij kruiste zijn armen voor zijn borst. 'Met alle respect, maar ik bespeur nog geen verandering in hun houding. '

'Dat komt omdat ik nog geen andere bevelen heb gegeven. ' Alle hoofden draaiden zich om en keken naar Tungdil. 'Wanneer de Derden zich plotseling anders gaan gedragen, gaan te veel alfen achterdocht koesteren. Daardoor zou Aiphatòns plan in gevaar komen en de noordalfen zouden eveneens gewaarschuwd zijn. Daarom heb ik niet bevolen de aanvallen te staken. Dat kan ik pas doen wanneer Aiphatòns leger aan zijn opmars is begonnen. Tot dan moeten de Vrijen het nog even volhouden. '

Niemand gaf daar antwoord op.

Ten slotte kuchte Woestling. 'Dan reizen wij morgen verder naar Lohasbrand, stelen de mooiste stukken van zijn schat en trekken zo snel mogelijk naar de magus. Zodra we van de keizer van de zwartogen bericht hebben ontvangen, sturen we er ruiters op uit die de Derden en de andere dwergenstammen in het zuiden het bevel moeten overbrengen om de verzwakte Lot-Ionan gevangen te nemen. ' Hij keek naar de koningin. 'Met jouw hulp. '

'Een bondige uiteenzetting, ' merkte Rodario op. 'Ik ben ook van de partij. '

'Ik ook, ' zei Mallenia. 'Idoslân zal zijn steentje bijdragen aan de bevrijding van het Veilige Land, zoals mijn voorvader dat al heeft gedaan. Omdat wij niet met een leger kunnen oprukken, stel ik mijn eigen gevechtskracht ter beschikking. Mijn overgebleven verzetsstrijders zullen met de alfen afrekenen die alleen door het land rondtrekken. Ik zal de brief meteen opstellen. Ze moeten het juiste moment afwachten. '

'Mooi. 'Tungdil keek tevreden.

Opnieuw hief Rodario een arm op. 'Hoe denken jullie erover om de aanstaande bevrijding van het Veilige Land aan het vólk bekend te maken en niet alleen aan het verzet? Mensen die de wind van de vrijheid voelen en tegen de resterende vazallen van de alfen en de lohasbranders in verzet komen, zullen zich door niets meer laten tegenhouden. '

'Daar is het Veilige Land veel te groot voor, ' wierp Tungdil tegen.

'Wil iemand die toneelspeler nou eens zijn mond snoeren? Liefst met iets wat pijn doet, ' mompelde Hargorin.

Rodario wees met zijn vinger op zijn hals. 'Als ik zo'n lelijke baard aan mijn kin had hangen, zou ik voorzichtiger zijn met mijn beledigingen. '

Woestling vertrok zijn gezicht. Een dwerg hield van grappen, ze mochten ook wel sarcastisch zijn, maar zijn baard was iets speciaals. Spot en vuur waren er de grote vijanden van. 'Je kunt beter je mond houden, wanneer je leven en je aristocratische gezicht je lief zijn, ' ried hij de ander zacht aan. 'Bied je excuses aan... '

Maar Hargorin was al overeind gesprongen en stoof op de toneelspeler af. 'Jij wil graag een pak rammel, geloof ik?' riep hij opgewonden en hij balde zijn brede krijgershanden tot vuisten.

'Neem me niet kwalijk, ' zei Rodario galant tegen de vrouwen, toen schoot zijn voet omhoog en haakte achter een van de haarslierten die tot op de borst van de dwerg hingen, hij greep hem met zijn rechterhand vast en gaf er een flinke ruk aan. Zijn linkerarm ging omhoog en de elleboog knalde tegen het voorhoofd van de dwerg, zodat hij naar adem snakte.

Rodario gleed van zijn stoel zonder de baard los te laten en trok Hargorin met zich mee. Hij zette zijn voeten tegen zijn buik en slingerde de dwerg over zich heen. Hij kwam op zijn rug op de houten vloer terecht.

De toneelspeler maakte een achterwaartse salto en zat ineens op de borst van de dwerg; de baardharen hield hij nog altijd vast en trok ze zijwaarts naar boven. Toen hij er zijn voet op zette, kon Hargorin zijn hoofd niet meer bewegen.

Woestling was net zo verrast als alle anderen in het vertrek.

Ineens had Rodario een dolk ergens vandaan gehaald en drukte die tegen de ontblote keel van de dwerg. 'Ik vind het erg triest dat je door zo velen alleen maar als een echte man wordt beschouwd, wanneer je laat zien dat je vechten kan of zo veel mogelijk vrouwen hebt veroverd, ' fluisterde hij liefjes, maar zijn ogen stonden kil en

letten op elke beweging van zijn tegenstander. 'Jou zou ik daarmee overtuigd hebben, nietwaar, Hargorin Doodsbode?'

Mallenia's beeld van een volslagen weerloze mislukkeling lag aan scherven en Coïra zag de man in een heel nieuw licht. Beide vrouwen keken hem aan en konden niet begrijpen hoe hij zo snel veranderd kon zijn. Een verandering die alleen verklaarbaar was als hij hen tot nog toe een rad voor ogen had gedraaid.

Doodkalm liet Rodario de baard los en stond op, toen stak hij Hargorin een hand toe.

De Derde stond zonder de aangeboden hulp op. Hij was te diep gekwetst en ook zijn baard was een paar haren armer.

Woestling vermoedde dat de commandant van het Zwarte Eskadron dit Rodario nooit zou vergeven. Die schande moest met bloed schoongewassen worden.

'Een prachtige voorstelling, ' merkte Slîn verheugd op.

'Leg ons eens uit hoe een toneelspeler zo goed heeft leren vechten, ' wilde Tungdil weten.

'En waarom je je uiterste best hebt gedaan om niét op je voorvader te lijken, ' voegde Coïra eraan toe. 'Als je een snor en een sikje zou hebben, leek je als twee druppels water op hem. '

'Dat zei ik toch, ' bromde Woestling. 'Meteen al toen ik hem aan boord zag klimmen. '

Rodario liep terug naar zijn plaats en boog voor de beide vrouwen. 'Ik moet me tegenover jullie verontschuldigen, want ik heb een beetje komedie gespeeld. Maar het is hoog tijd dat ik eindelijk het geheim van de onbekende poëet onthul. '

'Jij? Ben jij dat al die tijd geweest?' liet Coïra zich ontvallen, en ze lachte ongelovig. Ze bekeek hem met een nieuwsgierige blik. 'Maak dat de kat wijs. '

'Onmogelijk, ' zei Mallenia meteen. 'Jij... ' Ze zweeg onthutst.

Rodario maakte een buiging als stond hij voor zijn spectatoren. 'Jazeker, ik ben de onbekende poëet, ' antwoordde hij. 'Niemand zou ooit op het idee zijn gekomen in mij, de nazaat van de Ongeëvenaarde Rodario, die het minst van hem weg had, de vrijheidsstrijder en volksophitser, de doder van de lohasbranders en hun orcs te zien. Misleiding is het beste schild. '

Woestling moest bij deze woorden snel naar Tungdil kijken, en om diens mondhoeken speelde een verstolen lachje. Hopelijk was het maar toeval.

Rodario streek over zijn markante kin. 'Ik kwam er algauw achter dat ik het evenbeeld van mijn beroemde voorvader was. Wanneer ik mijn stukken in Idoslân, in Tabaîn en in Gauragar voor het voetlicht bracht, had ik me nooit geschminkt, maar als ik niet op het toneel stond, de hele dag, ' verklaarde hij lachend en ging zitten. 'Ik gedroeg me als een onhandige sukkel, ik verloor de wedstrijden met opzet en wilde dat niemand me ergens toe in staat achtte. '

Coïra zag hem weer voor zich tijdens de nacht dat ze hem in de toren van Mifurdania ontmoette. 'Ik heb werkelijk gedacht dat je een verliezer en een onhandige sukkel was, ' vertelde ze verbluft. 'En je kunt zeker ook paardrijden?'

'Eigenlijk heel goed, ' antwoordde hij. 'Het was een rol die ik speelde. En natuurlijk kan ik zwemmen, anders had ik de val van de schacht niet overleefd. '

'Een echte held, ' zei Mallenia grijnzend. 'Denk je dat zo'n man de bescherming van sterke armen nodig heeft en dan blijkt hij in werkelijkheid een goede krijger. Een behoorlijk goede, zoals ik daarnet heb gezien. '

Rodario gaf haar een knipoog. 'Dank je... Maar het is maar een deel van de waarheid. Want er is niet slechts één onbekende poëet. '

'Wat sta je nou weer te kletsen!' Woestling kneep zijn ogen tot spleetjes. 'Daarnet heb je toch gezegd... '

'Het is er niet één. ' Lachend stak Rodario zijn wijsvinger omhoog. 'De wedstrijd in Mifurdania is ook een dekmantel voor ons. De nazaten van de Ongeëvenaarde hebben zich sinds de verovering door de draak voor de vrijheid ingezet. Man of vrouw, waar we ons ook met onze rondreizende toneelgezelschappen bevinden, we verzetten ons tegen de bezetter. We hangen onze gedichten op muren en deuren en houden de gedachte aan zelfbeschikkingsrecht levend. Wij zijn overal onderweg in het gebied dat Lohasbrand zich heeft toegeëigend en bestrijden de draak met onze middelen. ' Hij nam een slok wijn. 'De wedstrijd geeft ons de kans de dingen die we te weten zijn gekomen uit te wisselen, nieuwe gedichten te schrijven en nieuwe plannen te smeden. Wij staan klaar om de mensen tegen de vazallen van de geschubde aan te voeren, zodat de goden ons de gelegenheid daarvoor geven. Wij kennen hun zwakke plekken, hun gewoonten, hun geheime kampementen... alles!' Hij proostte met hen allen en hield zijn beker toen naar Tungdil uitgestoken. 'Dankzij jou, Tungdil Goudhand, is die kans nu gekomen: de goden hebben je gestuurd. ' Hij dronk op hem en alle anderen stemden met zijn heildronk in.

Coïra keek hem aan en in haar fonkelende ogen stond de nieuwsgierigheid duidelijk te lezen. 'Vertel eens: wat is er werkelijk op die avond in de toren gebeurd?'

Rodario lachte. 'We hebben de Ongenaakbare bevrijd, maar we waren vergeten zijn waardevolle spullen mee te nemen. Daaronder bevonden zich enkele zeldzame stukken en ik heb het gewaagd nog eens terug te gaan. Toen jij me tegenkwam, had ik ze al bij me. En de Ongenaakbare kreeg ze weer van mij in de steeg overhandigd zonder dat jij het in de gaten had, waar of niet?' Hij keek haar stralend aan en nam een theatrale houding aan.

'Precies de Ongeëvenaarde, ' vond Woestling waarderend. 'Met een baardje zou ik denken dat hij de afgelopen tweehonderdvijftig cycli net als ik had overleefd. '

De koningin knikte verbluft.

'De dood van een van onze vrienden heeft me erg aangegrepen, wat jullie gelukkig niet hebben gemerkt, ' vertelde hij verder. 'Maar de strijd, dat wist ik, wordt voortgezet. Vandaag merk ik dat onze inspanningen niet voor niets zijn geweest. '

'En waarom heb je Coïra bij haar vlucht begeleid?' vroeg Mallenia. 'Dat heb ik toch goed begrepen, nietwaar?'

'Nou, dat bood ons de onverwachte en ook onopvallende mogelijkheid de maga beter te leren kennen en te onderzoeken of we haar voor onze zaak, het voorbereiden van de opstand, zouden kunnen winnen. Als ik de indruk had gekregen dat ze een deemoedig klein meisje was geweest, zou ik snel weer verdwenen zijn. ' Rodario boog opnieuw. 'Maar ik zag al snel dat ze allesbehalve slaafs was. Daarom ben ik gebleven en heb je doen en laten in de gaten gehouden. Ik merkte dat er langzamerhand iets werd voorbereid. ' Hij keek naar de Ido. 'Toen jij en de alfen opdoken, Mallenia, vielen de schellen me van de ogen: het Veilige Land gaat zijn vrijheid tegemoet. Of zijn ondergang. Het eerste wilde ik steunen, het tweede verhinderen. '

'Ik zie de vrijheid, ' antwoordde Coïra en ze wierp hem een warme blik toe. 'Wie zou aan een dergelijk verbond van vastbesloten lieden weerstand kunnen bieden. '

Hij glimlachte naar haar.

Woestling wreef in zijn handen. 'Fantastisch! Nu hebben we alles bij elkaar wat we nodig hebben. Wanneer Rodario zijn vrienden op de hoogte brengt en Mallenia de hare, kan een nieuwe storm losbarsten. Dan kunnen wij ons helemaal op het zuiden concentreren, nietwaar, professor?'

Tungdil wreef over zijn voorhoofd en raakte zijn litteken aan, terwijl zijn bruine oog in de verte staarde; kennelijk had hij niet geluisterd.

Woestling wilde zijn vraag herhalen, maar hij werd onderbroken.

'Hoe zit het met Sisaroth?' Het was Barskalín die de vraag had gesteld. 'Ik ken hem. Hij heeft onder andere de zhadárs getraind en hij zal niet eerder opgeven voor hij de dood van zijn broer en zus heeft gewroken. Wanneer hij hoort dat Mallenia en de koningin nog leven, hebben we op onze tocht een gevaarlijke alf op onze hielen, die ons de een na de ander kan uitschakelen. '

'Hm. Hij zal zich eerder terugtrekken en op de aanval van de draak wachten, ' wierp Hargorin tegen. 'Ik ken de Dsôn Aklán al lange tijd. Ze zouden alles doen om hun stad in Dsôn Bhará voor schade te behoeden. Daar willen ze, zoals we hebben gehoord, een nieuw alfenrijk stichten. Sisaroth moet ervan uitgaan dat Lohasbrand minstens een verkenningspatrouille naar het alfenrijk stuurt om van de gebeurtenissen in dat land op de hoogte te raken. '

Barskalín knikte langzaam. 'Dat is ook mogelijk. '

'En wanneer Elria eindelijk eens iets goeds zou willen doen, zou ze die zwartoog gewoon in een watermassa kunnen laten verdrinken, ' zei Woestling goedgehumeurd. 'Voor het geval hij daar toch in de buurt zou zijn. '

Er voer een heftige schok door Tungdils lichaam. Kreunend zakte hij over de tafel heen en hield zijn hoofd met beide handen vast. Er stroomde bloed tussen zijn vingers door.

De dwergen sprongen op en trokken hun wapens, omdat ze aan een aanslag dachten, maar Woestling zag dat het litteken op zijn voorhoofd open was gegaan. 'Vooruit, help me om hem naar zijn kamer te dragen, ' beval hij Hargorin en Barskalín.

'Zal ik... ?' Coïra was gaan staan. 'Een genezingsbezwering... '

'Nee, geen magie!' weerde Boïndil snel af, omdat hij niet kon voorspellen hoe het harnas daarop zou reageren. 'Het is een oude wond. Hij heeft daarstraks op het schip zijn hoofd gestoten, daarbij is dat litteken opengescheurd. Ik zal het snel hechten. Zodra morgenvroeg de zon opkomt, vertrekken we. ' Hij verliet de vergadering en ze droegen de eenogige dwerg door de gelagkamer naar een logeerkamer daarachter, waar ze hem op een bed legden.

'Dank je. ' Woestling stuurde de dwergen weg en wachtte tot ze het vertrek verlaten hadden.

De deur ging nog net op tijd dicht.

Tungdils ooglid schoot omhoog en Woestling zag weer zo'n geheimzinnige werveling van kleuren rond de zwarte pupil.

Met een zacht, smakkend geluid sloot het gescheurde litteken zich weer, tegelijkertijd vervormden de botten van het gezicht zich knarsend, zodat de dwerg een smaller hoofd kreeg dat de verbijsterd toekijkende Woestling aan een alf deed denken.

'Bij Vraccas!' stotterde hij. Hij week twee stappen terug en pakte de steel van zijn kraaiensnavel steviger beet. Het had er alle schijn van dat zijn vriend een gedaanteverwisseling onderging.

Dunne zwarte lijnen schoten als zwarte bliksemstralen onder het gouden oogkapje vandaan en bedekten Tungdils gezicht, er verschenen bloeddruppels - toen lichtten alle runen op de wapenrusting tegelijk op, zodat Boïndil verblind zijn ogen moest sluiten.

Toen hij weer wat kon onderscheiden, zag zijn vriend eruit als voor hij buiten bewustzijn was geraakt: geen wonden meer in zijn gezicht, het litteken was geheeld; hij had weer zijn vertrouwde gezicht en zwarte lijnen waren er ook niet meer.

Voorzichtig liep Woestling naar Tungdils bed. 'Wat moet ik met je, professor?' fluisterde hij en slikte. 'Steeds als ik denk dat ik je vertrouwen kan, gebeurt er iets wat mijn twijfel opnieuw voedt. ' Hij trok een kruk dichterbij en besloot dat het beter was als hij die nacht de wacht hield.

Daarbij wist hij eigenlijk niet zeker of hij Tungdil tegen iets moest beschermen of de groep tegen hem!

 

Het Veilige Land,

het voormalige koninkrijk Weyurn,

bij de toegang tot het Rode Gebergte,

in de lente van de 6492e  zonnecyclus

 

Woestling reed achter Tungdil aan en keek naar de hellingen van het Rode Gebergte. Ook al wekte hij de indruk dat hij op de omgeving lette, zijn gedachten waren steeds weer bij de afgelopen nacht, waarin Tungdil voor korte tijd veranderd was geweest. Beangstigend veranderd...

Ze hadden het er verder niet over gehad en de groep geloofde het smoesje van de aanval van zwakte. Wat was er aan de hand? Was hij bezeten door een demon? Was hij vervloekt? Het koor van twijfelstemmen zong weer luid in zijn binnenste.

Op bevel van Tungdil volgden ze het oude pad naar een smal dal, dat naar een donkerrode berg leidde.

Oude herinneringen kwamen weer bij Woestling boven, toen ze naar de ingang reden.

Het dal had vijf bochten en op deze punten hadden de Eersten vroeger vestingwerken gebouwd, dikke muren met poorten vol beschermende runen tegen hun vijanden. Hier waren ze indertijd heen gevlucht voor de alfen Sinthoras en Caphalor, toen ze bij de Eersten naar een smid hadden gezocht, die ze uiteindelijk gevonden hadden in een dwergenvrouw: Balyndis IJzervinger, de huidige koningin van de Vijfden.

De bouwwerken van vroeger waren verdwenen. Tegenwoordig rezen er houten palissaden in plaats van muren op. Achter de puntige palen zag hij herhaaldelijk het metaal van helmen en speerpunten glanzen; afgaande op de grootte, zouden die van de varkenskoppen kunnen zijn.

'Daarboven... ' - Tungdil wees omhoog naar het Rode Gebergte -'... bevond zich vroeger de ingang. '

'Dat is verleden tijd. Hij is samen met de dwergenvesting verdwenen. De draak heeft alles gesloopt wat nog aan de Eersten herinnerde. ' Rodario wees opzij. 'Achter die hoop stenen bevindt zich nu een enorme spelonk, hebben wij gehoord. Een doorgang die dat geschubde monster heeft gemaakt. Die gebruiken de lohasbranders om in het gangenstelsel van de dwergen te komen. '

'Dat moet beslist de oude uitvalspoort zijn geweest, ' merkte Woestling op. Hij probeerde de helmen die hij zag te tellen. 'Ik zie niet meer dan twintig wachtposten. Varkenskoppen. '

'Waarom zouden ze er ook meer neerzetten?' Slîn wendde zijn ogen geen moment van de hemel af. 'Wie zou het gebied van een draak binnendringen?'

'Dwergen, ' klonk het meteen uit Woestlings mond. 'Onze voorvaderen hebben ze indertijd verjaagd en wij doen het weer. ' Hij keek naar Tungdil. 'Wil jij op klaarlichte dag het dal in rijden?'

'Nee. De zhadárs mogen laten zien dat ze bij de alfen het een en ander hebben geleerd, ' zei hij en hij richtte zijn oog op Barskalín. 'Jullie gaan de poorten de een na de ander veroveren en jullie doen ze pas open wanneer alle bewakers dood zijn. Zoek uit hoe we door ik ingang kunnen binnendringen, zonder dat de draak ons in de gaten heeft.'

'Wanneer we toch zijn schatkamer willen leegruimen, zou het dan niet verstandiger zijn als we heimelijk zouden binnendringen in plaats van de aandacht op ons te vestigen door de orcs te doden?' wierp Rodario tegen. 'Dan zal Lohasbrand sneller aanvallen dan ons lief is. '

'De orcs zullen geluidloos sterven, het zal een hele tijd duren voor men hun dood opmerkt. ' Tungdil wees naar Hargorin. 'We hebben onderweg overleg gepleegd en zijn tot de conclusie gekomen dat we ons in twee groepen moeten verdelen zodra we de schatkamer hebben geplunderd. Wij samen met de zhadárs, terwijl Hargorin het eskadron aanvoert. Zij zullen langs een andere route naar het zuiden trekken, een paar van hen gaan als boden naar de dwergenrijken met de vraag om de legers te sturen waarmee we tegen Lot-Ionan optrekken. Anderen rijden naar Aiphatòn. ' Hij wees naar Rodario. 'Zij gaan zijn brieven aan de nazaten van de Ongeëvenaarde overbrengen. '

Goed dat we hen getroffen hebben, dacht Woestling. Zo veel boden zouden ze zo snel niet gevonden hebben. En betrouwbaar zouden ze wel zijn. Woestling vond het niet erg dat ze de Verlangers kwijt waren. 'Wij ontmoeten hen weer op een bepaalde plek in het Blauwe Gebergte, ' veronderstelde hij hardop.

'Halverwege de lente moeten de voorbereidingen afgesloten zijn. Zowel de onze als die van de keizer. Dan kunnen we de zaak aan het rollen brengen. ' Tungdil keek omhoog naar de imposante hellingen, die in de zon rood oplichtten.

'Ik heb nog altijd niet begrepen hoe we aan Lohasbrand ontsnappen, wanneer hij ons meteen ruikt of zo, ' bleef Rodario doorvragen. 'En ik wil nou niet horen dat ik maar een toneelspeler ben die geen benul van krijgskunde heeft. ' Mallenia en Coïra wierpen hem een blik toe, waaruit duidelijk bleek dat ze het met hem eens waren.

'Maar toch is het zo, ' zei Hargorin vol verachting.

'De draak zal aanvankelijk niet weten wat er gebeurd is. Hij zal ons voor opstandelingen houden en de zaak aan de orcs overlaten - tot hij merkt wat hij kwijt is, ' legde Tungdil hun uit. 'Op dat moment moeten we minstens de helft van de weg naar Lot-Ionan hebben afgelegd. Minstens! We zullen van de vroege ochtend tot de late avond moeten rijden en van paarden wisselen, zodra ze moe worden. Zonder voorsprong zullen we het niet redden. Wanneer hij ons inhaalt, moeten we... ' hij wierp Coïra een korte blik toe '... Lohasbrand vernietigen. Maar daarmee zouden we een belangrijk element in ons plan missen dat we voor de verzwakking van Lot-Ionan nodig hebben. Wanneer hij te dicht in onze buurt komt, zullen we proberen hem op de vlucht te jagen. '

'Je hebt wel heel veel vertrouwen in me, ' zei de koningin en ze slikte moeilijk.

'Dat heb ik. Omdat ik dat hebben moet. In de strijd krijgt men een krijgersinborst, niet door het luisteren naar heldendichten over de strijd. ' Hij richtte zijn oog op haar. 'Als je te bang bent, moet je het me nu zeggen, dan kan ik andere plannen maken. '

Coïra voelde zich in haar eer als maga aangetast. 'Natuurlijk zal het ons lukken zowel de draak als de magus ten val te brengen. Lot-Ionan zal bij onze aankomst voldoende verzwakt zijn, want ook ik ga ervan uit dat ons plan slaagt. '

De zon verdween achter de wolken die zich samenpakten, de eerste regendruppels vielen op de geharnaste colonne neer en een licht metalig gerinkel klonk in het rond.

Tungdil keerde zijn pony en reed weg van de ingang van het dal. 'Daarboven waren holen. Daar bivakkeren we in tot de zhadárs terugkeren en ons verslag komen uitbrengen van de resultaten van hun aanval. '

Ze vonden inderdaad onderdak voordat de regen als pijpenstelen begon neer te plenzen. Hij spoelde ook de laatste resten sneeuw weg en wiste de sporen van de colonne uit.

Dwergen en mensen verspreidden zich in de uitgestrekte grotten om uit te rusten voor de komende aanval op de lohasbranders en de orcs. Woestling verzorgde zijn pony en slenterde wat rond. Hij keek naar de Verlangers. De eerste boden werden door Hargorin aangewezen, zodat ze zich bij het aanbreken van de volgende omloop meteen op weg konden begeven om hun boodschap aan Aiphatòn, het verzet en de dwergenstammen over te brengen. Nu was de zaak onstuitbaar aan het rollen gebracht.

Daarna ging hij naar de onzichtbaren om te kijken hoe zij zich op hun nachtelijke aanval voorbereidden. Ze zaten bij Barskalín en praatten zacht met elkaar. Zwaarbewapend, zwart van top tot teen en met kortgeknipte baarden kon hij ze werkelijk niet van elkaar onderscheiden, stelde Woestling voor de zoveelste keer vast. Zou hij een gesprek met hen kunnen aanknopen? Wie weet hoevelen van hen niet mee terug zouden keren.

De gedachte kwam niet toevallig in hem op: het koor van twijfelende stemmen in zijn binnenste verlangde het van hem. Wie een gebaar kende waarmee je het harnas van de professor kon verlammen, kon beslist meer over de runen vertellen. Dat was belangrijk. Hij wist ook al hoe hij het moest aanpakken.

Hij wachtte tot de zhadárs hun gesprek hadden beëindigd, toen kwam hij stap voor stap dichterbij. Woestling lette erop dat Barskalín een andere kant op keek, want hij zou beslist niet willen dat de Tweede met zijn mensen sprak. Ze uithoorde, liever gezegd.

'Mag ik jullie wapens eens wat beter bekijken?' vroeg Woestling aan de eerste de beste krijger die op de grond zijn dolk zat te slijpen. Hij lachte een beetje aarzelend en ging op zijn hurken zitten, zodat hij niet zo opviel.

De zhadár draaide zich om en keek hem verbaasd aan. 'Alsjeblieft, ' zei hij en hij stak hem het wapen toe.

'Kennen jullie eigenlijk ook moppen? Ik vind die van de dwerg en de orc prachtig. '

'O ja? Ik heb hem nooit gesnapt, ' antwoordde de zhadár. 'Waarom zou een orc uitgerekend een van ons de weg vragen?'

Woestling keek verrast. 'Maar dat is toch juist het grappige eraan?'

'Grappig? Ik vind het eerder... onwaarschijnlijk, ' zei de dwerg tegenover hem openhartig. 'Iedere groensmoel weet dat een dwerg hem meteen zou onthoofden. ' Hij schoot in de lach. 'En dan de clou! Wat de dwerg zegt en doet - heel vreemd. Maar niet grappig.'

'Ach, ' zei Woestling van zijn stuk gebracht. 'Smaken verschillen nou eenmaal. ' Hij besloot zijn tactiek te veranderen, het niet meer over moppen te hebben. Hij draaide de dolk om en om in zijn handen, gaf hardop uiting aan zijn bewondering voor de runen en de kwaliteit van het lemmet om de zhadár te vleien. 'Betekenen die symbolen ook iets?'

Geduldig legde de dwerg hem uit dat ze de vijand een zekere dood beloofden.

'Net als bij ons, ' merkte Woestling een beetje onbeholpen op. 'Ik bedoel... Jullie waren ooit van ons volk... ' Hij hield snel zijn mond en gaf de dolk weer terug.

Nu was het de beurt van de zhadár om te grijnzen. 'Wat wil je eigenlijk weten, Dubbelkling?'

'Ligt het er zo dik bovenop?'

'Ja. Je bent een geduchte krijger, maar geen goede spion. '

'Dat ligt me inderdaad niet. Ik ga altijd recht op mijn doel af. '

Woestling lachte en ging zitten; hij merkte hoe zijn drinkzak van zijn gordel losraakte en op de bodem van het hol viel. Met zijn wijsvinger tekende hij een rune op de grond, die ongeveer leek op het teken dat Tungdil op zijn harnas droeg.

De zhadár keerde zich om naar de eenogige dwerg, een sterke kruidengeur drong even in de neus van de dwerg. 'Je hebt hem op het harnas van de grootvorst gezien, ' zei hij meteen. 'Frak heeft ons verteld dat hij Goudhand de doodsschrik op het lijf heeft gejaagd. '

'Frak?'

'De zhadár die jullie in het Land aan Gene Zijde hebben ontmoet. '

'Dus jullie kennen het geheim van dat harnas?'

'Is dat er dan? Omdat het van magische aard is?'

Woestling knikte. 'Ja. '

'Dat is geen geheim. Elke magus en elke maga, zelfs iedereen die een beetje met de kunst van de magie vertrouwd is, zal het aan de grootvorst kunnen zien. Of was het een bepaalde soort van magie?' De zhadár ging verder met het slijpen van zijn dolk. 'Ik mag er niet over praten, ' zei hij kalm.

'Maar ik móét het weten! Wanneer een alf een bezwering tegen Tungdil uitspreekt zodat die weer in zijn harnas vast komt te zitten, moet ik hem kunnen bevrijden zonder er elke keer een klap met mijn kraaiensnavel tegen te moeten geven. ' De zwarte, bijna lege oogkassen van de dwerg tegenover hem brachten hem nog altijd van zijn stuk. Het was moeilijk praten met een dwerg zonder aan zijn ogen te kunnen zien hoe hij bedoelde wat hij zei.

'Op die manier heb je de verlamming ongedaan gemaakt?' De dwerg schoot in de lach. 'Je mag van geluk spreken dat je handen niet geëxplodeerd zijn. '

'Ik heb goed opgepast. ' Woestlings opwinding steeg. Hij stond kort voor de oplossing van een paar raadsels. Snel keek hij eerst naar Barskalín en vervolgens naar Tungdil. Beiden hadden het druk en leden niet op hem. 'Vertel het me, alsjeblieft! Het leven van de grootvorst zou ervan afkunnen hangen. '

'Dat is waar. ' De zhadár legde zijn slijpsteen neer. 'Onthoud deze woorden. ' Uit zijn mond kwamen klanken die Woestling niet kon uitspreken.

Hij keek de andere dwerg verbouwereerd aan. Inmiddels was hij ervan overtuigd dat hij met de pestkop te maken had; de stem kwam overeen. 'Dat lukt me nooit.'

'Dan moet je erop oefenen. Voor de grootvorst. ' Plotseling lachte hij onderdrukt, zweeg opeens weer en stootte een vloek uit, waarbij hij zijn gezicht tot een grimas vertrok. Alles duurde maar een paar ogenblikken lang, maar het was voldoende Woestling te laten schrikken en naar de steel van zijn wapen te laten grijpen. Maar de zhadár bleef verder kalm na zijn uitval. 'Wat had je verder nog?'

'Het zijn dus echt alfse... runen?'

'Ja. Op onze wapenrustingen zijn het alleen alfse runen, maar op dat van de grootvorst staan er een heleboel die ik niet kan lezen, ' moest de zhadár erkennen. 'Wat voor de hand ligt. Maar tot op zekere hoogte hebben ze iets alfs. En ook iets dwergs. ' Hij zag dat Barskalín zich naar hen had omgedraaid en sloeg zijn ogen neer. 'Ik moet nog wat doen, ' zei hij en stond op.

'Ho, nee, wacht even! Dat wist ik toch al. Maar de verklaring... ' Woestling was teleurgesteld, maar begreep dat hij de zhadár verder geen geheimen meer zou kunnen ontfutselen. In ieder geval had hij de formule om de verlamming ongedaan te maken.

Hij vroeg zich af hoeveel bevelen er waren die het harnas van zijn vriend nog meer magische kunststukjes konden laten maken, of het de drager ervan zinde of niet. Tungdil kon het beter uittrekken, wanneer ze tegen Lot-Ionan optrokken.

Hij stak zijn hand uit naar zijn drinkzak en opende die zonder er verder een blik op te werpen. Ondertussen bleef hij naar de zhadárs kijken. Zwijgend slepen ze hun dolken en ze verwisselden de wapenrustingen van het Zwarte Eskadron voor die van zichzelf. Steeds weer hielden ze even op met wat ze deden, sloten hun ogen en schenen te bidden voor ze verdergingen.

Hij zette zijn lippen aan de hals van de drinkzak. Er stroomde vloeistof in zijn mond en zonder eerst te proeven, slikte Woestling.

Pas toen merkte hij dat het afschuwelijk smaakte, helemaal niet naar zijn kruidenthee, waarmee hij de fles had gevuld. De tweede slok spuugde hij op de zanderige boden van het hol: het was een troebele, roodzwarte vloeistof die stroperig wegstroomde; het duurde lang voor hij in de bodem was gezakt.

'Wat is dat dan?' Woestling bekeek zijn drinkzak. Het was de zijne helemaal niet! Die lag nog altijd daar waar hij hem verloren had.

Walgend spuugde hij een tweede maal, toen pakte hij zijn eigen fles en spoelde zijn mond. Maar de metaalachtige smaak die hem aan bloed en heel sterke alcohol herinnerde, bleef als pek aan zijn tong kleven.

'Van wie is die?' riep hij luid en hij hief de vreemde drinkzak hoog in de lucht, nadat hij de dop er weer op had gedraaid.

De zhadár met wie hij had gepraat kwam aanlopen. 'Da's de mijne, ' zei hij kwaad. 'Ik moet hem verloren hebben. ' Hij griste hem uit Woestlings hand alsof er de beste wijn uit het Veilige Land in zat.

'Wat zit erin?'

De zhadár leek geschrokken. 'Hoezo? Heb je daarvan gedronken?'

Iets in de klank van zijn stem waarschuwde Woestling om op deze vraag niet met 'ja' te antwoorden. In plaats daarvan wees hij naar de vlek in het zand. 'Nee. Maar hij zat niet goed dicht en dat wat eruit gelopen is zag er eigenaardig uit en rook nog vreemder, ' loog hij en hij hoopte dat Vraccas hem voor deze leugen niet met een rood hoofd zou straffen. 'Een kruidenlikeur?' Hij grijnsde. 'Daaruit putten jullie zeker je geheimzinnige krachten. Een toverdrank, nietwaar?'

De zwarte dwerg boog zich naar hem toe. 'Gedistilleerd elfenbloed, ' fluisterde de zhadár tegen hem. 'Met verschrikkelijke alfentoverij veranderd en ingedampt, opgekookt en met brandewijn vloeibaar gemaakt. ' Toen trok de zhadár weer een gezicht, liet vier vreemde hiklachjes horen om meteen daarna weer normaal te doen.

Woestling had het gevoel dat hij moest kokhalzen. 'Elfenbloed, ' herhaalde hij walgend. 'Waar is dat dan goed voor?'

'Onze magie, ' antwoordde de zhadár fijntjes. 'Onze magie. ' Daarop ging hij naar zijn wapenbroeders terug.

'O, Vraccas, wat heb ik toch misdaan dat je me zulke streken levert?' zei Woestling terneergeslagen en legde zijn hand op zijn buik. 'Wie weet wat ik van dat spul krijg?'

Zolang hij geen verandering merkte, zou hij zijn pech voor zich houden. Die verdomde dwerg kon hem ook bij de neus hebben genomen en dan was het niets anders dan een... likeur.