Een enorm onweer denderde als een schietende tank over het terrein. Er hing een sinistere lucht boven de bliksemflitsen die werden begeleid door de voortrollende donder. Maar het meest onheilspellende was eigenlijk dat het niet regende. Het leek alsof de aarde smeekte om water.
Van Damme staarde door de voorruit van zijn auto naar de dreigende lucht, die akelige schaduwen wierp over het terrein. Zijn horloge gaf aan dat het tijd was. Hij aarzelde geen moment. Het was voor hem totaal geen vraag meer of hij het geld achter zou laten of niet. De man die hierachter zat was bloedserieus, dat was na dat ongeluk met de schoonmaker wel duidelijk. De ongelukkige was al jaren schoonmaker op het bedrijf en nu was hij gestraft vanwege zijn nieuwsgierigheid. De volgende zou hij zelf zijn, was hem nog even lekker voorgehouden. Bovendien wist hij dat de afperser hem kon raken op zijn meest kwetsbare plek, zijn enige kind.
Hij liep met het geld naar de noordelijke schoorsteen. De lucht schitterde van de flitsen tussen de wolken. Allemaal ontlading. Het vreemde licht zorgde ervoor dat zijn schaduw naargeestig over het parkeerterrein geworpen werd. Vluchtig keek hij om zich heen. Zou die vent hem weer in de gaten houden?
De zware kadaverlucht hing als een mist onder de overkapte hal. De geur drong in dode slierten zijn neus binnen. Maar om de hoek sloeg een stevige wind hem opeens midden in zijn gezicht. Hij stopte en keek naar boven. De lugubere gele kleur was verdwenen. De lucht was grauw. Nu zal de regen ook wel snel komen, dacht hij. Net als de eerste keer dat hij hier had gelopen met geld. De stampende fabrieksgeluiden waren al vertrouwd. Het onweer was het enige dat dreigde.
De vuilnisbak stond op dezelfde plek als de vorige keer en zonder op of om te kijken mikte hij de zak er in. Hoe bedacht die zieke geest het? Weggegooid geld. Voor hem wel.
Nu zou die gek toch wel tevredengesteld zijn? Hij draaide zich om en begon terug te lopen. In zijn hoofd bleef het gevecht aan de gang. Wel of niet blijven om te zien wie er verscheen. Nee, besloot hij laf. Hij mocht niet alleen aan zichzelf denken. Niet alleen zijn verleden was belangrijk, ook de toekomst. De toekomst van zijn dochter. Hij moest weggaan, het kon niet anders.
Hij trok zijn portier hard achter zich dicht en startte de motor. Toen hij het terrein verliet, donderde het water met geweld neer. De regen spetterde met harde vlagen op zijn voorruit. Hij keek niet meer om. De dreiging was verdwenen.