Van Damme had zich naar zijn werkkamer gesleept. De trap die hem eerst een onoverkomelijke drempel had geleken had hij trede voor trede beklommen. Hij moest naar zijn computer. Hij moest zijn email raadplegen. Alsof het een extra boetedoening was.
Zo rustig mogelijk las Van Damme de tekst van de mail. De email was in tweeën gedeeld.
Je hebt niet betaald! Dat zal je berouwen. Een enorme uitstoot ongezuiverd water is al geloosd. De metingen zullen het wel uitwijzen. Deze uitstoot zal langer naijlen dan de vorige.
Hij voelde zich machteloos. Wat kon hij tegen deze overmacht doen? Het leek wel alsof de afperser helemaal niet wilde dat hij zou betalen. Die man wilde vuil water lozen, hem bang maken, in elkaar slaan en... Van Damme durfde niet verder te denken.
Voor die lozing was hij niet zo bang. De meeste vervuiling loste vanzelf op. Zeker in de onderdelen die hij onder zijn milieubeheer had: geluid, lucht en water. Hij moest glimlachen. Zijn gezwollen lip trok pijnlijk. Natuurlijk zou er een tijdelijke verhoging te zien zijn, maar die moffelde hij wel weg. Hij wist hoe hij dat aan moest pakken.
Daarna bekeek hij het tweede deel van de email. Die bestond slechts uit een link. Een link naar een veilingsite. Antiquariaten was een van de woorden die erin voorkwam. Vreemd. Hij opende de site.
Toen de tekst verscheen bleef hij verbijsterd naar het scherm kijken.
Aangeboden, tegen ieder aannemelijk bod. Lichaam van een overleden man van achtenveertig jaar, waarvan het gezicht iets geschonden is. De nieren en het hart zijn echter intact.
Overleden? Iets geschonden gezicht? Dat was hij, dat kon niet anders. Wat...? Hoe kon iemand zomaar een lichaam aanbieden op een veilingsite? Dat moest toch strafbaar zijn? Het emailadres dat erbij stond verbaasde hem niet eens.
Wat moest hij doen? De politie waarschuwen? Het IP-adres van de registratie laten achterhalen? Maar wat konden ze daarmee? Bovendien wilde hij de politie helemaal niet in zijn buurt hebben. Als die gingen graven...
Hij zette zijn reservebril af. Het ding drukte pijnlijk op zijn neus. Maar nog pijnlijker was het verborgen dreigement. De waarschuwing was duidelijk. Maar waarom hadden ze dan het geld niet meegenomen? Het lag voor het grijpen in de auto.
Gedachteloos legde hij zijn hoofd in zijn handen, wat hem een pijnlijke steek opleverde. Waar was hij toch in verzeild geraakt?
De ringtone van zijn telefoon verbrak zijn gedachten. Van Delden, zag hij aan het nummer. Hij ging rechtop zitten. Shit, de afgevaardigde van het bestuur. Natuurlijk, het rapport, dacht hij, terwijl hij zich meldde.
'Ja, nee, dat begrijp ik,' Hij knikte ijverig terwijl hij de telefoon in zijn andere hand overnam. Hij deed zijn best de woorden zorgvuldig uit te spreken, wat met die dikke lip niet eenvoudig was. 'Het rapport is bijna af en ...' Even hield hij de hoorn van zich af. De zware stem klonk nog duidelijk genoeg door. 'Ik heb daarom besloten om er thuis aan te werken, daar word ik minder gestoord.' Bij sommige woorden merkte hij dat hij sliste. 'Ik rond het deze week af. Het heeft de hoogste prioriteit.'
Het gesprek werd door de ander abrupt afgebroken. Hij wilde een diepe zucht slaken, maar zijn pijnlijke ribben zaten in de weg.
Zijn gedachten gingen terug naar het rapport. Hij was al begonnen. Maar het bleef een onbegonnen zaak. Natuurlijk had hij de cijfers aangepast, maar hij kon er niet omheen dat hij de geurnorm van 1,9 Ge/m3 niet zou halen. Die moest hij dus met nog meer cijfergegoochel zien te omzeilen.
Hij voelde de irritatie opborrelen over het telefoontje van Van Delden. Zelfs thuis lieten ze hem niet met rust.
Moeizaam stond hij op. Hij had zin in koffie. Daar moest hij nu zelf voor zorgen. De eerste passen waren stram, zijn spieren verzetten zich. Hij wankelde de trap af naar de keuken. Hij viste een oud filter uit zijn koffiezetapparaat. Een kweek van groenige schimmel sierde de ingedroogde koffie. I let droge papier scheurde. Hij reageerde automatisch toen het filter op de grond dreigde te vallen. Hij schreeuwde het uit. Hij leunde tegen het aanrechtblad, zijn handen drukkend tegen zijn borstkast alsof hij de pijn tegen kon houden. Schoksgewijs ijlde de pijn na.
Verdomme, had hij maar kunnen betalen. Al die toestanden. Hij wilde ervan af. Maar hij kon er niets aan doen, alleen maar hopen dat ze hem mei rust zouden laten.
Hij ruimde de troep op en even later pruttelde het koffiezetapparaat zichzelf schoon, het wanne water op de vers ruikende koffiepoeder lozend.
Hij keek door het keukenraam naar builen. Het was na de felle zon van die ochtend erg donker geworden. De opeenvolging van bliksemschichten die de landerijen kortdurend verlichtten was vanaf het punt waar hij woonde prachtig te volgen. De donder klonk rustgevend ver weg.
Het koffiezetapparaat sputterde zijn laatste druppels in het filter. Eindelijk koffie. Voorzichtig nipte hij aan de hete drank, waar een muffige lucht boven hing. Toch smaakte de koffie pittig en dat had hij echt nodig om zich weer geconcentreerd aan zijn rapport te kunnen zetten. Het kopje rammelde op het schoteltje in zijn hand toen hij terugliep naar de trap.