Hoofdstuk 6

Zweetdruppels zochten hun weg over Rona's ruggengraat naar de rand van haar string. De zomer leek maar niet op te houden. Het was in jaren niet zo warm geweest. En dat nu al weken achter elkaar. Puffend zette ze de boodschappentas in de keuken en zette haar baseballpet af. Ze mikte hem de trap af naar beneden, waar hij in de hal op de grond naast haar verzameling petten bleef liggen. Ze droeg eigenlijk altijd een pet en was vergeten wanneer ze daarmee begonnen was. Ze streek haar bezwete stekelhaar overeind en schonk een glas water in dat ze achter elkaar naar binnen klokte. Vocht, dacht ze. Ze had het idee alleen maar uit poriën te bestaan.

Op het aanrecht zag ze het boodschappenlijstje liggen dat ze mee had moeten nemen. Snel keek ze het lijstje door. Een vervelend gevoel nestelde zich in haar binnenste. Het verontrustte haar dat ze zoveel was vergeten. Ze had normaal gesproken een goed geheugen en als ze eenmaal een boodschappenlijstje had gemaakt, had ze het eigenlijk niet eens meer nodig in de supermarkt. Maar nu... Haar hoofd leek wel een zeef.

Ze wierp een blik in de spiegel en zag de kringen onder haar blauwe ogen. Ze streek er met haar vingers overheen alsof ze ze weg kon masseren. Hoe meer ze keek naar de kleur van de huid onder haar ogen, hoe donkerder die werd. Ze sperde haar ogen wijd open, maar stopte daar meteen mee toen ze zag dat er kleine rode adertjes door haar oogwit liepen. Het was overduidelijk dat de slechte nacht haar sporen achter had gelaten. Keer op keer was dezelfde droom teruggekomen, de wegglijdende hand van Beer en het gevoel te vallen totdat ze zwetend wakker schrok en langzaam tol het besef kwam dat ze in bed dreef. Toen het licht begon te worden was ze opgestaan en had koffie gezet.

Ze schrok van het plotselinge geluid van de telefoon.

'Ha, Rona, ben je alweer een beetje opgeknapt?' De krachtige stem van Beer klonk door de hoorn.

'Ja, ik denk dat ik wel weer de oude ben,' loog ze.

'Mooi. Moetje horen. Het EHBZ heeft gebeld. Er is een bruinvis aangespoeld.'

'Een bruinvis? Alweer? Waar?'

'Twee jongens hebben 'm gevonden op de slikken voor de sluis bij Stavenisse.'

'Weer bij de Oosterschelde? Ik neem aan dat hij dood is?' Rona wist het eigenlijk al door de manier waarop Beer het had gebracht, maar ze wilde het toch zeker weten.

'Ja, helaas wel. Ruud belde mij omdat hij jou niet te pakken kreeg.'

Shit, bedacht Rona. Ze was haar mobiel vergeten mee te nemen.

'Luister, Ruud komt me zo ophalen,' ging hij verder. 'Zullen we even bij jou langs komen rijden?'

'Ja, wat dacht je. Natuurlijk wil ik mee. Niet dat ik er nou om zit te springen om een dode bruinvis te zien, zo leuk is dat niet. Maar je weet toch dat ik sinds kort bij het bruinvis- onderzoek ben betrokken.'

'Rustig maar. Ik bel je ook niet voor niets. Ik denk dat we over een kwartiertje bij je zijn.'

'Oké, ik zal klaarstaan.' Ze zette haar telefoon terug in de houder en liep naar de keuken om haar boodschappen op te ruimen. Laat ik nou maar zo verstandig zijn om wat te eten, dacht ze bij zichzelf. Ik heb geen zin om op die slibvlakte onderuit te gaan.

Net toen ze het laatste stuk van haar boterham in haar mond stopte hoorde ze getoeter. Ze liep de trap af, greep haar tas, die ze in de hal had klaargezet, koos een droog petje uit en voelde even of ze haar sleutels in haar zak had zitten. Was ze nog wat vergeten? Er schoot haar niets te binnen, maar dat leek de laatste tijd niets meer te zeggen. Misschien moet ik maar met briefjes gaan werken, dacht ze. Maar meteen verwierp ze de gedachte.

De deur van de groene stationwagen zwaaide open en een in het groen geklede man stapte uit. Zijn achterovergekamde grijze haar waaide meteen in de war, maar zijn pretogen lieten zien dat hij zich daar totaal geen zorgen over maakte.

'Hallo, Rona, fijn dat je meegaat. Alles goed?' begroette Ruud haar. Zijn stem kneep tussen zijn tanden door, begeleidt door de rook van zijn pijp.

Rona knikte en glipte door de opengehouden deur op de achterbank.

'Ha, Beer. Dank je wel dat je me gewaarschuwd hebt. Stom om mijn mobiel te vergeten.'

'Niets voor jou. Maar nu kan ik ook eens een keer mee,' zei Beer tegen haar terwijl hij zich met een brede grijns naar haar toedraaide. 'Je ziet er nog wel moe uit, moet ik zeggen.'

'Wat is er dan aan de hand? Ben je ziek?' vroeg Ruud, terwijl hij de motor startte. Hij legde zijn pijp in de asbak en streek over zijn grijze baard.

'Ik was gisteren niet helemaal lekker. Maar nu voel ik me weer prima.'

Terwijl Rona dit zei, vroeg ze zich af of ze wel helemaal de waarheid sprak. Haar hoofdpijn was weg en de duizeligheid ook, maar er zat toch iets ondefinieerbaars in haar hoofd. Net alsof ze niet helemaal zichzelf was. Ze kon het eigenlijk niet goed onder woorden brengen. Gelukkig hoefde ze dat ook niet, want de twee mannen waren voor in de auto een geanimeerd gesprek begonnen.

Ze liet zich tegen de achterleuning zakken. Alweer een dode bruinvis in de Oosterschelde, dacht ze. Twee keer binnen korte tijd. Wat een naar toeval. Vaak vonden ze sporen van visnetten of vishaken. De bruinvissen waren dan verstrikt geraakt in een net en verdronken. Vissers sneden ze dan los en zetten ze overboord. De meeste van deze onfortuinlijke dieren werden nooit teruggevonden en zonken naar de zeebodem. Een klein aantal van hen spoelde aan op de kust.

Ze keek naar buiten en zag dat ze al over de Oesterdam reden, de verbinding tussen Zuid-Beveland en Tholen. Een door elkaar krioelende hoeveelheid surfers baande zich een weg over het water. Tussen al die schuinhangende planken was een enkele kiteboarder te zien. Met een grote parachuteachtige vlieger boven het hoofd en met een plank onder de voeten, bewoog hij zich tussen de andere surfers door over het water. Ze verbaasde zich erover hoe op sommige momenten de vlieger de ene kant op zweefde, terwijl de surfer onder hem de andere kant op bewoog. Daarna voegden ze weer samen en gingen verder in eenzelfde richting, alsof de ene de vertraagde reactie was van de andere. Het was een mooi gezicht, vond ze.

Ze stonden stil voor een stoplicht. Een uitdagend geklede vrouw stak de weg over. Zelfverzekerd had ze haar hoofd opgeheven en bekeek de wachtende auto's. Haar strakke paarse shirt gaf bijna alle geheimen prijs en een streep bruine buik was zichtbaar. De navelpiercing kon Rona er feilloos bij denken. Wat een schitterende vrouw, dacht Rona.

Even later hobbelden ze over de keien van de hoofdstraat van Stavenisse. Toen ze de hoek omsloegen net voorbij de haven, zag ze drie grote windturbines die hun lange armen in een hoog tempo ronddraaiden. Rona klikte haar gordel los en leunde tussen de twee stoelen door naar voren.

'Zouden die jongens blijven wachten?'

Ruud parkeerde eerst de auto, voordat hij antwoord gaf.

'Ze zouden ongeveer een uur wachten, zeiden ze. Maar dat moet ik nog zien. Ik hoop wel dat ze er zijn want dat scheelt een hoop tijd. Anders zullen we zelf op zoek moeten.'

'We hebben gelukkig het getij mee,' zei Beer met een blik op zijn horloge.

Rona stapte uit de auto en keek rond. Het was niet druk bij de vissteiger. Er stonden een paar vissers, die zonder uitzondering hun kant uitkeken. Net alsof er verder niets interessants te beleven was die middag. Hun hengels wezen als lange vingers vooruit, maar lieten kennelijk geen enkele actie zien.

Beer en Ruud waren naar de steiger gelopen en verdwenen uit het zicht achter het houten bouwwerk. Tegen het houten hek stonden twee fietsen met surfkarren.

Rona keek uit over het water. Haar ogen prikten en begonnen een beetje te tranen. In de verte lag de Zeelandbrug als een regelmatig legobouwwerk. Negenenveertig pijlers en ruim vijf kilometer lang.

Het geschreeuw van de scholeksters was duidelijk te herkennen tussen de andere vogelgeluiden. Een paartje bergeenden liep schuw weg het slib op. En toen Rona nog dichterbij kwam, vlogen ze op, hun oranje-bruine kraag op hun borst duidelijk tonend. Boven het ruisen van de wind uit, hoorde ze haar naam roepen. Op de dijk stond Beer haar te wenken.

'We gaan naar de haven om de boot te halen. De jongens gaan even mee,' zei hij tegen haar toen ze weer op de dijk stond. Naast hem stonden twee knullen die duidelijk in leeftijd van elkaar verschilden. De grootste keek naar de grond, maar de jongste scheen van enige verlegenheid geen last te hebben.

'Bent u die marien bioloog waar ze het over hadden?' vroeg hij aan haar, met een duidelijke verbazing in zijn stem.

Rona stelde zichzelf voor en stak haar hand uit. Ze was verbaasd door de kracht die de knul in zijn handen bleek te hebben.

'Ik ben Tom en dit is Luc. Luc is mijn buurjongen en we waren samen aan het surfen, toen ik die bruinvis zag liggen,' ratelde de jongen.

'Hoi, Luc,' zei Rona en schudde zijn weke hand. 'Hoe weet je dat het een bruinvis is?' vroeg ze toen aan Tom.

'Ik heb op school meegedaan aan een project over dolfijnen. Daar hebben we hel gehad over de dolfijnen die hier in de buurt voorkomen. Nou, dat was voornamelijk de bruinvis,' besloot hij zelfverzekerd.

'Ik hoorde dat jullie meegaan met de boot om de bruinvis op te halen,' vervolgde Rona.

'Ja. vet vaag,' antwoordde Tom direct.

Rona ging hen voor naar de auto waar Ruud al achter het stuur zat te wachten.

'Jeetje, een vrouw,' hoorde ze Luc achter zich mompelen. Ze moest inwendig lachen om het kinderlijke dat kennelijk nog in die lange slungel zat.

In de auto waren de jongens stil, maar ze keken opgewonden naar de boten waar ze langskwamen. Ruud zwaaide naar de havenmeester, en al snel liepen ze in ganzenpas over de planken naar de boot van het EHBZ.

'Oké, stap in mannen,' zei Ruud gemaakt streng. 'En vrouw,' voegde hij eraan toe, toen Rona als laatste in de boot stapte. Hij nam even de tijd om zijn pijp aan te steken voordat hij de boot losmaakte en de motor startte.

Even later voeren ze door de sluisdeuren, die eigenlijk altijd openstonden en alleen in geval van extreem hoog water als beveiliging gesloten konden worden. Tom was naast Ruud gaan zitten, alsof hij een vaderlijke figuur naast zich nodig had. Hij wees in de richting waar de bruinvis moest liggen. Hij bleek alle geulen van dit gebied goed te kennen en stuurde Ruud kundig tussen de platen door. Luc zat stil naast Beer en beiden leken totaal op te gaan in het bestuderen van de omgeving.

Terwijl ze door een slingerende geul voeren, wees Tom opzij. 'Daar ligt hij!'

Ze keek in de door Tom aangewezen richting. Een donkere figuur was zichtbaar op het grijze slib en omdat ze recht tegen de zon in keek, was enkel het silhouet zichtbaar. Daar lag hij, dacht Rona nu ook. Ze zag meteen dat het geen zeehond was. Die waren veel dikker en lobbiger. Het moest wel een bruinvis zijn. De jongen had het vast goed gezien.

Ruud stuurde de boot halfop het slib en tilde de motor uit het water. 'Dat heb je goed teruggevonden, Tom,' zei hij waarderend. Hij krabde zich even in zijn baard.

Rona moest glimlachen om de trotse blik van Tom. Ze klom uit de boot. Even wankelde ze. Ze zag de opmerkzame blik van Beer en ze glimlachte geruststellend. Ze wreef in haar ogen, die nog steeds traanden. Ze probeerde het prikkelende gevoel te negeren en liep achter het viertal aan dat al door de modder baggerde. Ruud voorop met de draagbaar, met Tom naast zich.

Op het slib zag ze hoopjes zand die de aanwezigheid verraadden van de door vissers erg gewilde zeepieren. Een rode waas van algen lag over het donkergrijze slib en Rona zakte soms zelfs tot haar enkels weg, waardoor ze moeizaam vooruitkwam. Haar neus begon te lopen.

'Gaat het?' vroeg Beer, die zich omgedraaid had om op haar te wachten. Zijn blonde krullen waaiden rond zijn ronde gezicht.

'Ja hoor,' zei ze en ze haalde haar neus op.

'Weet je het wel zeker?' Hij bleef staan en dwong haar ook om te stoppen door haar bij haar arm beet te pakken.

'Mijn ogen tranen een beetje. Verder niet.'

Hij liet haar arm los en zwijgend liepen ze verder. Ze zag dat Ruud al bij de bruinvis knielde.

'Er blijft altijd een gevoel van hoop in me dat hij misschien toch nog leeft,' zei Rona.

'Ja, ik begrijp wat je bedoelt. Maar in dit geval...'

'Nee, in dit geval is die hoop onterecht. Het is altijd zo jammer vind ik. Het zijn zulke sierlijke dieren en om ze dan zo stijf op het droge te vinden...'Toen ze bij de bruinvis kwamen richtte Ruud zich op. Hij haalde zijn pijp uit zijn mond. 'Geen sporen van netten of vishaken. Alleen...' Hij bukte zich weer en Rona knielde nu naast hem. De bruinvis lag met zijn witte buik in de richting van de zon. Een aantal kleine wondjes verstoorden de verder zo gave huid.

Rona streelde over de huid. 'Het lijken wel zweertjes,' zei ze toen.

'Daar lijkt het wel op. Ik dacht eerst dat hij toch gewond was door een visnet, maar daar is het patroon te vreemd voor. Kijk, hier bij de staart heeft hij er nog een aantal.' Ruud wees op het donkere bovenstuk bij de staart.

'Denkt u dat hij ziek is,' vroeg Tom aan haar. Het leek alsof hij toch wel enigszins onder de indruk was van de hele operatie.

'Het zou kunnen. Dit soort wondjes heb ik nog niet eerder gezien. We moeten hem maar meenemen voor onderzoek. Zullen we hem in de draagbaar tillen?' richtte ze zich tot Ruud.

Ruud klemde zijn pijp weer tussen zijn kaken en legde de draagbaar naast de bruinvis en zonder dat iemand iets hoefde te zeggen, tilden ze met z'n vijven het dier erop. Zijn voorvinnen staken keurig door de uitsparingen. Rona verbaasde zich er altijd weer over hoe zwaar een bruinvis was. Ze voelde een misselijk gevoel opkomen. Zou het te maken hebben met het uitzicht op het dode dier dat nu tussen hen in schommelde?

Even later voeren ze terug naar de haven met de bruinvis tussen hen in, op de bodem van de boot. Rona zag dat Tom naar het heen en weer deinende dode dier keek.

'Waarom heet hij bruinvis?' vroeg hij toen. 'Hij is toch helemaal niet bruin?'

'Nee, dat klopt, en het is ook geen vis.'

'Dolfijn dan?'

 ‘Ja’

'Ja, een walvisachtige, net als de meest bekende dolfijn, de tuimelaar.'

'Ja, dat weet ik. Maar hij is niet bruin.'

'Nee, nog niet. Meestal vinden ze een bruinvis pas als hij al een beetje aan het rotten is. Dan is hij bruin. Daarom noemen ze hem bruinvis.'

'Bah, wat een rotnaam is dat dan.' Tom trok zijn neus op. Rona zag dat Tom zijn benen bij het dier wegtrok. Ze kon zich voorstellen dat het helemaal niet zo leuk was voor die knullen om zo dicht bij een dood dier te zitten en ze probeerde hem wat af te leiden. 'Zou jij een betere naam weten voor de bruinvis?'

'Ik neem aan dat u niet zoiets als Harry of zo bedoelt.'

Rona schudde haar hoofd.

'Misschien gewoon grijs dolfijntje,' zei hij toen.

'Ja, dat klinkt wel leuk. Het is inderdaad een kleine soort dolfijn en de kleur klopt. En wat ik nog belangrijker vind is dat het heel lief klinkt,' besloot ze. Ze zag de trotse blik van Tom.

'Maar het blijft zeker toch een bruinvis?' bedacht hij hardop.

'Ja, dat is niet zo makkelijk te veranderen.'

'Jammer genoeg niet,' mengde Ruud zich nu in het gesprek. 'Ze hebben de pech dat ze niet tuimelen en dat ze geen dolfijn heten. Als dal wel zo was, dan zouden ze heel wat beter beschermd worden, kijk maar naar de tuimelaar.' De cynische klank in de stem van Ruud was onmiskenbaar en Rona kon zich dat gevoel wel voorstellen. Ruud was al jarenlang betrokken bij de opvang van deze kleinste dolfijnensoort. Maar nog steeds vroegen mensen hem waarom hij vissen onderzocht. Dat moest ook wel erg frustrerend werken.

Toen ze de dode bruinvis achter in de auto hadden gelegd, gaf Ruud de jongens een hand.

'Nou, Tom. Je hebt goed geholpen. En jij ook,' richtte hij zich tot zijn vriend. 'Heel erg bedankt.'

Rona liep naar de jongens toe. 'Ik zal proberen de naam grijs dolfijntje in de wandelgangen wat te introduceren,' zei ze, terwijl ze Tom een hand gaf. 'Wie weet wordt het wel overgenomen door de echt belangrijke mensen in dit vak. En als je nog een keer een aangespoeld grijs dolfijntje ziet, mag je me bellen. Zeker als hij nog leeft. Jullie hebben mijn telefoonnummer?'

'Ik heb hem in mijn adresboek van mijn mobiel gezet,' antwoordde Luc voor hem.

'Tot ziens!' groette Rona.

Net voordat ze instapte, riep Tom haar wat na. 'Wacht even! Waar gaat hij nou naartoe?'

'Naar Naturalis. Ken je dat?'

Tom knikte. 'Ja, in Leiden.'

'Ja, dat klopt. Daar gaan ze sectic doen en kijken ze waaraan hij gestorven is.'

Stil Water
content001.xhtml
content002.xhtml
content003.xhtml
content004.xhtml
content005.xhtml
content006.xhtml
content007.xhtml
content008.xhtml
content009.xhtml
content010.xhtml
content011.xhtml
content012.xhtml
content013.xhtml
content014.xhtml
content015.xhtml
content016.xhtml
content017.xhtml
content018.xhtml
content019.xhtml
content020.xhtml
content021.xhtml
content022.xhtml
content023.xhtml
content024.xhtml
content025.xhtml
content026.xhtml
content027.xhtml
content028.xhtml
content029.xhtml
content030.xhtml
content031.xhtml
content032.xhtml
content033.xhtml
content034.xhtml
content035.xhtml
content036.xhtml
content037.xhtml
content038.xhtml
content039.xhtml
content040.xhtml
content041.xhtml
content042.xhtml
content043.xhtml
content044.xhtml
content045.xhtml
content046.xhtml
content047.xhtml
content048.xhtml
content049.xhtml
content050.xhtml
content051.xhtml
content052.xhtml
content053.xhtml
content054.xhtml
content055.xhtml
content056.xhtml
content057.xhtml
content058.xhtml
content059.xhtml
content060.xhtml
content061.xhtml
content062.xhtml
content063.xhtml
content064.xhtml
content065.xhtml
content066.xhtml
content067.xhtml
content068.xhtml
content069.xhtml
content070.xhtml
content071.xhtml
content072.xhtml
content073.xhtml
content074.xhtml
content075.xhtml
content076.xhtml
content077.xhtml
content078.xhtml
content079.xhtml
content080.xhtml
content081.xhtml
content082.xhtml
content083.xhtml
content084.xhtml
content085.xhtml
content086.xhtml
content087.xhtml
content088.xhtml
content089.xhtml
content090.xhtml
content091.xhtml
content092.xhtml