Diep in gedachten verzonken liep hij het dagelijkse rondje. Een opkomende verkoudheid plaagde zijn slijmvliezen. Dat kwam ervan als je een tijd op het vochtige beton lag, dacht hij geïrriteerd. Alsof hij nog niet genoeg aan zijn hoofd had.
Zijn hond Donar snuffelde op de bekende plekjes en draaide een keurige drol midden op de stoep.
'Verdomme, stom beest.' Hij gaf een ruk aan de lijn en piepend schoof het dier over de stoep naar de goot. 'Daar moet het, dat weet je toch.' Hij keek om zich heen, maar de straat was leeg. Mooi dat hij het niet ging opruimen, dacht hij bij zichzelf.
Hij liep verder en ook zijn gedachten draaiden door. Hij bleef piekeren hoe hij eventuele beschuldigingen kon ontkrachten als het eenmaal zover zou komen dat de afperser zijn dreigementen waar ging maken. Die vent bleek meer in zijn mars te hebben dan hij in eerste instantie had gedacht. Natuurlijk zou hij zelf de meetwaarden iets kunnen aanpassen, dat was niet zo moeilijk, bedacht hij terwijl hij de drukke straatweg naderde. Een kleine correctie was nou niet echt iets om je druk om te maken, dat kon hij zelfs wel aan zijn secretaresse overlaten. Een passende beloning en geen haan die ernaar kraaide. Maar dan moesten de lozingen niet erger worden.
Hij stopte bij de stoeprand, waar Donar een geur leek op te pikken. Toen hij zag dat er geen verkeer aankwam gaf hij een ruk aan de riem. 'Kom, Donar.' Maar Donar keek hem met zijn bruine hondenogen aan en weigerde door te lopen. Tussen het achtergrondgeluid van het stadsverkeer door hoorde hij het dier zacht piepen.
'Kom op, doorlopen.' Hij gaf nu een hardere ruk aan de riem. Verdomme, waarom deed dat beest net vanavond zo moeilijk, dacht hij in zichzelf mopperend. Net nu de dreigementen van de afperser maar rond bleven draaien in zijn hoofd. Hij trok het dier tegen zijn wil de straat op. De hond zette zich eerst schrap, maar gaf toen zijn protest op en schoot langs hem heen.
Opeens hoorde hij het aanzwellende geluid van een motor. Hij keek verschikt in de richting van het geluid. Een fel licht kwam met een enorme snelheid op hem af.
'Nee! Kom hier Donar, terug!' riep hij vertwijfeld. Hij moest terug naar de stoep. Je zult de consequenties moeten dragen, hoorde hij in zijn hoofd. Wanhopig rukte hij aan de lijn. Maar Donar was niet zo makkelijk te stoppen. Hij hoorde dat de motorrijder naar een hogere versnelling schakelde, duidelijk niet van plan om te stoppen. Verdomme! Die motorrijder ging hem rammen. Ik weet je te vinden, dreunde de stem verder. Dit zou zijn einde zijn. Hij wilde toch betalen. Donar! De gedachten stuiterden door zijn hoofd. Kadeloos van angst zag hij de enorme schijnwerper recht op hem afkomen en hij gaf een laatste ruk aan de lijn. Doordat Donar zijn weerstand opeens opgaf viel hij achterover en rolde over het asfalt. Het oorverdovende lawaai van de motor liep naar een crescendo. Hij hoorde de doffe klap eerder dan dat hij de scherpe pijn aan zijn been voelde. Daarna raakte hij met zijn hoofd het wegdek. Even duizelde het in zijn hoofd. I let geluid van de motor stierf weg, sneller dan dat het gekomen was. Pijn voelde hij, maar ook opluchting. De motorrijder had hem gemist. Gemist! Een hysterische lach kwam omhoog. Het was mislukt, de aanslag op zijn leven was mislukt.
'Meneer, is alles goed met u?' Een bezorgde stem klonk opeens naast hem.
Hij keek omhoog en zag dat een vrouw zich over hem heenboog.
'Ja, hij heeft me net gemist,' lachte hij opgelucht. Hij probeerde overeind te krabbelen en voelde een pijnscheut in zijn been. Toen zag hij een eindje verderop Donar liggen.
'Donar! Oh nee, Donar.'
De hond lag stil op het asfalt, een plasje bloed naast zijn bek.