Uit Gazet van Antwerpen van 5 augustus 1907:


Een man van O. L. Vrouw-Toren gevallen

Is er zelfmoord of ongeval?

Heden middag, rond half een, bracht een ijselijk geval eene algemeene ontroering op de Handschoenmarkt en het omliggende teweeg.

Een man was van den toren gevallen of gesprongen ?

Het was rond gemeld uur, dat eensklaps een doffe slag eenieder's aandacht gaande maakte.

Langs alle kanten zag men volk, ja eene massa volks naar de Handschoenmarkt loopen, doch velen maakten spoedig rechtsomkeer bij het ijselijk schouwspel dat hunne oogen trof.

Nevens den gekende “blauwen steen met de koperen plaatjes” lag een lijk maar zoo erbarmelijk verminkt en vermorzeld dat het niet meer kennelijk was. Het was eene vormelooze massa.

Op dertig meter afstand lagen hersenen en brokken van den schedel verspreid.

De toegesnelde policie had alle moeite om de toegestroomde menigte op afstand te houden. De policieofficier, M. Draye, had in de geburen een laken gevraagd, waarmede het lijk is bedekt geworden.

Het was een akelig werk. Het lijk werd kort nadien naar het doodenhuis gevoerd.

Tot heden is de identiteit van den man niet kunnen vastgesteld worden. Het was een man van gezetten ouderdom en wel gekleed.

Lang nog nadat het lijk was weggevoerd, bleef een massa volks ter plaats, die dit geval, zoo eenig maar ook zoo tragedisch in zijnen aard, bleef bespreken.

Nadere bijzonderheden

De policie is, na het vervoer van het lijk naar het doodenhuis, overgegaan tot een lijksonderzoek, en op den man werd bevonden eene adreskaart op naam van Jacques Palfijn, marchand-tailleur, rue van Maerlandt, 57, een witten zakdoek gemerkt J, eene som van 2,38 fr., een potlood en een sleuteltje.

De policieofficier M. Draye zond dadelijk eenen policieagent naar gemelde woonst en daar kwam men, eilaas, op een goed adres.

Volgens het signalement der kleedij door den policieagent opgegeven, herkende de vrouw als zijnde dit van haren man.

Hij was om 11 ure van huis gegaan, zeggende zich te laten gaan scheren. De man is bij den coiffeur nog geweest, want dit werd vastgesteld op zijn verminkte wezen. Het was pas geschoren.

Voor zijn heengaan had hij nog zijn uurwerk met ketting in eenen secretaire weggelegd, wat heel vreemd aan zijne huisgenooten is voorgekomen.

Niets heeft zulk een schromelijk einde doen voorzien, want tusschen den man en zijne familie heerschte de beste verstandhouding.

Binnen een paar dagen, en alles was reeds in gereedheid gebracht, zou de man met zijne familie naar Blankenberghe vertrekken om er eenige dagen te verblijven.

De ongelukkige is van het tweede verdiep van den toren, het verdiep boven het uurwerk, van eene hoogte van 95 meters gevallen of gesprongen. Aldaar heeft men eenen hoed gevonden, die hem toebehoorde.

In den loop van den namiddag is de vrouw met familieleden naar het doodenhuis geweest.

In dit originele krantenartikel werd alleen de naam van het slachtoffer aangepast.