17
PRENEZ GARDE!
Zodra Katja de volgende dag naar haar werk was vertrokken, haalde Thomas het dossier van de man van de Lexus tevoorschijn. Met het restant van de koffie van het ontbijt toog hij aan de keukentafel aan het werk. Tot zijn teleurstelling was het moeilijker dan verwacht om er wijs uit te worden. Niet zozeer omdat de meeste documenten in het Frans opgesteld waren, als wel omdat er meer in werd gegoocheld met medische en wetenschappelijke termen dan in de medische encyclopedie van Winkler Prins.
Hij begon ermee alles chronologisch te sorteren. Na de brieven en de e-mails een paar keer te hebben herlezen, kwam hij tot de conclusie dat hij te maken had met een geheime correspondentie tussen een hoge functionaris in het kabinet van de federale minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid, die zich Noa noemde, en een of andere hotshot in de farma-industrie, die zich als Holy identificeerde. Dit waren ongetwijfeld schuilnamen. Sommige woorden in de lopende teksten raakten kant noch wal, wat erop wees dat het codewoorden waren. De stukken met de handgeschreven notities waren meestal syntheses van wetenschappelijke studies en rapporten, bulkend van medisch en farmaceutisch jargon.
Na een halve dag van zware overpeinzing en voortdurende vergelijking van zinloze woorden in de brieven en mails met reële woorden in de wetenschappelijke studies slaagde hij erin een aantal codes te doorbreken. Zo verwezen de dagen van de week naar bepaalde groepen geneesmiddelen: maandag voor cholesterolremmers, dinsdag voor maagzuurremmers, woensdag voor antidepressiva, donderdag voor bloeddrukverlagers et cetera. Kleuren kwamen in de plaats van fabrikanten van geneesmiddelen, en fruitnamen in de plaats van merknamen. Een blauwe maandag met appels betekende dus in werkelijkheid Zocor, het originele merkproduct van de fabrikant Merck Sharp & Dohme, zwarte zondag met bananen was Lipidor, de cholesterolremmer van Pfizer. Maar pas nadat Thomas had achterhaald dat een koelkast een monopolie was en een slaapzak een octrooi of een patent, begon hij wat meer inzicht te krijgen in de relatie tussen de twee correspondenten. Holy was een lobbyist, een tussenpersoon van de farmaceutische industrie die het voor elkaar kreeg dat de grootste melkkoe van het land, de ziekteverzekering, voortdurend gemolken werd. Noa was een hogepriester van het constitutionele ambtenarendom die zijn macht aanwendde om de melkmachine van Holy draaiende te houden en de stroom van melk in zijn emmer te doen belanden. De gebruikte methode was vrij simpel. Noa zorgde ervoor dat de waanzinnig dure geneesmiddelen van Holy door de ziekenfondsen onvoorwaardelijk terugbetaald werden, en verstrekte hem tegelijk een soort van monopolie door de goedkopere of generische geneesmiddelen van zijn concurrenten met administratieve hinderpalen van de markt te houden.
Giswerk?
Nee. De instructies van Holy aan Noa over nieuwe terugbetalingscriteria die ervoor moesten zorgen dat de eigen cholesterolverlager een monopolie verwierf, waren geen verzinsels, maar concrete feiten. Hier was sprake van actieve en passieve omkoping.
Toegegeven, harde bewijzen over omkoopsommen had hij niet gevonden. Nergens iets wat verwees naar steekpenningen, smeergeld, commissieloon of geheime bankrekeningen. Maar goed, dat was dan voer voor cryptoanalisten en codekrakers. Wat niet belette dat als dit dossier in handen van het gerecht of in de media kwam, Holy of Noa het konden schudden.
Jackpot?
Thomas glimlachte. Wat hem betrof mochten de twee oplichters tot in de eeuwigheid doorgaan met het vet van de Belgische soep af te schuimen. Hij zou daar niet van wakker liggen. Met fatsoen en burgerdeugd werden de catacomben van de Begijnenstraat geplaveid. Maar het zou het duo zwijggeld kosten. Met tien procent van de opbrengst zou hij al tevreden zijn. Had hij niet ooit ergens gelezen dat in België meer dan 6 miljard werd uitgegeven aan geneesmiddelen? Wie zijn hand in die vetpot kon stoppen, had geen winnend lot van EuroMillions nodig.
Zijn gedachtegang werd onderbroken door een elektronisch melodietje. Voordat hij doorhad dat het geluid afkomstig was van zijn nieuw aangeschafte gsm, hield het op. Hij was nog bezig uit te zoeken hoe hij de lijst van gemiste gesprekken kon raadplegen, toen het apparaatje zich opnieuw liet horen.
‘Thomas? Ik ben het. Katja.’
‘Dat dacht ik al. Je bent de enige die mijn nummer kent.’
‘Ik zal niet om zeven uur thuis zijn, Thomas. Het wordt op zijn minst middernacht.’
‘Hoezo?’
Ze aarzelde. ‘Ik heb nogal wat tijd verloren bij de bank om het geld aan mama over te maken.’
‘Alleen daarom?’
‘Ik wil ook wat bijverdienen om het saldo van de ziekenhuiskosten te kunnen betalen.’
Thomas' gezicht betrok. ‘Dat is niet nodig. Ik heb je beloofd dat op mij te nemen.’
‘Dat weet ik, maar…’ Haar stem was hoog en gespannen. ‘Ik heb met het ziekenhuis in Moskou gebeld. Ze zullen papa opnemen en alles in gereedheid brengen, maar ze willen de rest van het geld voor ze met de operatie beginnen.’
‘Wanneer is die gepland?’
‘Tegen het einde van de maand. Over een tiental dagen.’
‘Voor die tijd breng ik het voor mekaar.’
‘De operatie kost meer dan ik dacht. Misschien wel tweehonderdvijftigduizend roebel. Ik…’
‘Geeft niet. Ik zorg ervoor.’
‘Ja, maar…’
‘Geef me een kans, Katja.’
Ze aarzelde. ‘Goed. Ik zal om acht uur thuis zijn. De verloren tijd moet ik sowieso overwerken. Kus.’ Ze verbrak de verbinding.
Thomas bleef nog een paar tellen voor zich uit staren. Toen trok hij met een beslist gebaar het dossier van de man van de Lexus naar zich toe.
Een uur later was hij niet veel verder gevorderd, tenzij dan dat het hem was opgevallen dat de sfeer in de briefwisseling naar het einde toe minder amicaal werd. Op een van de recentste mails, toevallig een waarvan Thomas het origineel had meegenomen, stond in vette letters in de marge geschreven: ‘Regardez rapport HRU!!! PRENEZ GARDE!!!’
Tussen de wetenschappelijke rapporten die Thomas bij het sorteren opzij had geschoven, vond hij het stuk waarnaar werd verwezen. Het ging uit van SGS Belgium, gevestigd in de Campus Stuyvenberg, Lange Beeldekensstraat in Antwerpen. De titel luidde: ‘Eindrapport over klinische testen van Propraxat (risperidoen, in affiniteit met paroxitine, propranolol en prozac)’. Hij wierp een vluchtige blik op de tekst, maar er werd zo kwistig in gestrooid met Latijnse termen en wetenschappelijke begrippen dat hij er al spoedig de brui aan gaf. Aan het rapport waren een paar fotokopieën geniet van een advertentie in een vakblad en een geneeskundig tijdschrift. Daarin zocht het Korps van Geneesheren van de Health & Research Unit, oftewel HRU, naar vrijwilligers voor een onderzoek naar medicatie ter behandeling van depressies en traumatische ervaringen. In de marge stonden weer die twee woorden, in rode letters, groot en dreigend: ‘PRENEZ GARDE!!!’
Thomas leunde achterover. Waarom moesten Noa of Holy zo nodig op hun hoede zijn voor het rapport van SGS? Ook hier zat ongetwijfeld een luchtje aan dat de moeite waard was om uitgevogeld te worden. Maar dat kon wachten. Met wat hij al wist, bezat hij genoeg dynamiet om een bom onder de stoel van zowel Holy, als die van Noa te leggen.
Hij rangschikte de documenten en klapte de map dicht.
Aan de slag.
Om te beginnen diende hij de namen en adressen van Holy en Noa te bemachtigen. Uit de briefwisseling kende hij alleen schuilnamen en e-mailadressen. Hoe kon hij hun echte identiteit achterhalen zonder zichzelf bloot te geven?
Internet?
Hij had al wel een laptop, maar nog geen aansluiting op de elektronische snelweg.
Gabbe!
Gabbe was uitbater van 2zones, een internetcafé in de Wolstraat, met krachtige computers om te surfen en te chatten of om met gelijkgezinden op andere locaties oorlogsspelletjes te spelen. Hij kende Gabbe als geregeld bezoeker van Hotel Apollo, meestal vergezeld van giechelende jonge meiden die hij in zijn café had opgepikt en die er zelfs met overvloedig gebruik van lipstick en eyeliners niet in slaagden hun al te jeugdige leeftijd te vermommen.
Thomas toog op weg. Te voet, want zijn oude Opeltje stond nog in de garage van de Gerechtelijke Politie en hij kreeg hem pas terug als hij kon aantonen dat hij de premie van zijn autoverzekering betaald had. Van waar Katja woonde aan het De Coninckplein tot aan de Wolstraat was het zowat een kwartier lopen, maar het was een heldere, frisse dag en Thomas genoot van de wandeling.
In de 2zones was het rustig. Het grootste lawaai was afkomstig van tram 11, die in de smalle straat af en toe voorbij de brede etalage flitste. In het lokaal, ruw geschat 180 vierkante meter groot, zaten aan de rechterkant een paar oudere heertjes te surfen en van hun koffie te slurpen. Aan de linkerkant zaten een viertal tieners in teamverband te counterstriken. Gabbe was nergens te bekennen. Achter de balie stond een lange slungel, kennelijk een werkstudent.
‘Is Gabbe daar?’
‘Hij is bezig. Kan ik je helpen?’
‘Het is persoonlijk.’
‘Oké. Maar het kan even duren.’
Terwijl Thomas wachtte, probeerde hij zijn tijd nuttig te gebruiken door Google te vragen wat hij wist over risperidoen en andere producten die in het rapport van SGS werden genoemd. Hij werd overstelpt met informatie over neurowetenschappen en neurotransmitters, maar over risperidoen kreeg hij alleen de inleiding van een artikel in een medisch vakblad, dat beweerde dat het een nieuw neurolepticum zou zijn dat hooggestemde verwachtingen wekte. Verdere navraag leerde hem dat een neurolepticum een kalmerend middel was met antipsychotische werking. Om een punthoofd van te krijgen. Voordat hij SGS of de Health & Research Unit onder de loep kon nemen, dook Gabbe naast hem op. ‘Wat kan ik voor je doen?’
Hij nam hem apart en vertelde hem waar hij naar op zoek was.
‘Sorry, maat. Daar kan ik je niet mee helpen.’
‘Waarom niet?’
‘Tegen de nettiquette.’
‘De wat?’
‘De netrules. We doen geen sniffers, backdoors, harassing of ander geleuter over inbreuk op privacy. Te gevaarlijk.’
Achter de balie verscheen plotseling een kleine vrouw met roodbruin haar, sproeten en een bril met rood kunststofmontuur. ‘Gabbe, denk aan de tijd. Vliegtuigen wachten niet.’
Thomas bekeek haar goedkeurend. ‘Mooie vrouw. Gelukkig getrouwd, zie ik.’
Gabbe begreep de hint naar zijn slippertjes. Voor hij met zijn vrouw het café verliet, smoesde hij wat met de lange slungel, die aan het werk ging aan een van de computers. Een halfuur later wist Thomas tegen betaling van twintig euro wie Noa was en waar hij woonde. Hij noteerde het adres op de achterkant van een visitekaartje dat een vorige gebruiker, een inspecteur van een levensverzekeringsmaatschappij, naast de pc had achtergelaten.
Over Holy kreeg hij geen informatie. ‘Die Holy is sterker beveiligd dan het Pentagon’, zei de slungel hoofdschuddend. ‘Je kunt maar beter op je tellen passen als je nog pogingen doet om bij hem in te breken.’