18
LA RENARDERIE
Thomas had het Lexusdossier bij 2zones laten kopiëren en stopte de originelen in een postpakket, dat hij aan Brodski, zijn Belgisch-Russische advocaat, adresseerde met een begeleidend briefje waarin hij vroeg het pakket voor hem te willen bewaren tot hij over een vast adres beschikte.
Katja kwam naast hem staan. ‘Wat een papierwinkel’, zei ze. ‘Waar is dat goed voor?’
‘Mijn nieuwe baan’, antwoordde hij. ‘Ik verwacht er veel van.’ Het was niet eens een leugen. Hij had het plan opgevat om niet naar geld te vragen – dat zou immers chantage zijn – maar als tegenprestatie een baan te accepteren als manager in de farmaceutische industrie of als hogere functionaris bij een of andere officiële instantie als de VRT of De Post. Die kerels streken jaarlijks een veelvoud op van het grote lot van de loterij. Van de voormalige baas van De Post was bekend dat hij het laatste jaar in functie zo'n 3,2 miljoen euro op zijn rekening gestort kreeg. Van graaicultuur gesproken.
Ze glimlachte verheugd. ‘Een nieuwe baan? Wat voor een?’
‘Vanavond vertel ik er alles over. We zullen er warmpjes bij zitten als dit voor elkaar is.’ Hij stopte kopietjes van een paar belastende brieven in een envelop. Hij was niet van plan meteen met het hele dossier op de proppen te komen als hij straks Noa zou ontmoeten, maar vond het handig om al iets bij de hand te hebben.
Katja wilde graag meer weten, maar zag ervan af. ‘Ook goed.’ Ze gaf hem een zoen. ‘Tot straks. Ik zal het niet te laat maken.’
Pierre Renard de Merlemont, alias Noa, woonde aan de Dennenlei in Koningshof, een residentiële wijk in Schoten. Een autobus van De Lijn deed er vijfendertig minuten over. Terwijl Thomas door de lommerrijke laan met brede bermen en kasten van villa's kuierde, overlegde hij met zichzelf hoe hij het zou aanpakken. Hij kon de envelop in de bus steken en Noa een paar uur later opbellen en vragen wat hij ervan vond, of hij kon aanbellen en meteen met de deur in huis vallen. De directe aanpak sprak hem het meest aan.
De villa heette La Renarderie. Het was een moderne mastodont van marmer en graniet met een paar bijgebouwen op een uitgestrekt terrein van minstens twee hectare, omgeven door een twee meter hoog hek van zwart metalen vlechtwerk met daarachter een beukenhaag. De poort met camerabewaking was gesloten. Hij slenterde het hele blok om. Door een spleet in de haag kon hij een blik werpen op een met een aquarol afgedekt zwembad en een bijbehorend poolhouse. Het geheel was stil en verlaten. De luiken van de villa waren dicht en zelfs het hondenhok, groot genoeg om een sans-papiers met een gezin van zeven in onder te brengen, was leeg.
Terug bij de toegangspoort bleef Thomas weifelend staan met de envelop in de hand en gluurde tussen de spijlen naar het verlaten huis. Aan de voordeur hing iets wat op een zwarte strik geleek. Wat had dat te betekenen?
‘Als het een condoleance is, mag u die aan mij geven.’
Thomas keek geschrokken om. Achter hem stond een kleine man van midden zestig met een ouderwetse bril met grote bifocale glazen en een yorkshireterriër aan de lijn, die kale plekken vertoonde van ouderdom.
‘Bent u misschien meneer Pierre Renard de Merlemont?’ vroeg hij.
Het mannetje schudde het hoofd. ‘Gelukkig niet’, zei hij. Zijn stem kreeg een plechtstatige toon. ‘Monsieur Renard is niet meer.’
‘Wat bedoelt u? Dat hij met vakantie is?’ Rijkelui als Renard hadden ongetwijfeld wel een tweede verblijf ergens in het Zuiden.
‘Was het maar waar. Voor hem dan toch.’
‘Met condoleance bedoelde u toch niet dat hij…?’
‘Ons ontvallen is. Jammer genoeg wel. Een afschuwelijk drama. En dat op zijn leeftijd.’
‘Is hij dan… verongelukt of zo?’
‘Zo kunt u het ook noemen. De dodenmis is een halfuur geleden begonnen in de Onze-Lieve-Vrouwekerk aan het begin van de Kapellei. Een kwartiertje lopen hiervandaan.’ Hij maakte een vaag gebaar in de richting van het zuiden. ‘Die kant uit.’
‘Bedankt. U bent euh…?’
‘Ik ben Jan Houbrechts, monsieur Renards buurman. Ik houd een oogje in het zeil als het huis verlaten is. De familie heeft zich teruggetrokken in een hotel aan zee om de pers te ontlopen. Mag ik u vragen wat uw relatie is tot de overledene?’
‘Ik, euh… ben een jeugdvriend. Ik was toevallig in de buurt en wilde even gedag zeggen. We hadden elkaar in geen jaren meer ontmoet. U sprak van een drama. Wat is er met hem gebeurd?’
De buurman keek Thomas onderzoekend aan. ‘Weet u dat echt niet? De kranten stonden er bol van.’
‘Ik ben een tijdje in het buitenland geweest. Geen kranten gelezen.’
‘Nou ja.’ Het hondje werd het wachten beu en ging op de achterpoten staan om zijn baasje aan zijn benen te krabben. ‘Oké, Goliat, we gaan zo op stap.’ Hij liet de looplijn ontrollen en het hondje schoot als een pijl uit een boog naar een van de dichtstbijzijnde bomen. Houbrechts volgde hem. ‘Loopt u mee?’ vroeg hij aan Thomas. ‘Ik zal u meteen de weg naar de kerk wijzen.’
‘Graag. U zou me immers vertellen wat Pierre overkomen is.’
‘Tja. Hoe lang is het ook alweer geleden? Twee, drie maanden?’ Hij tuurde omhoog, alsof hij de hemel om bijstand vroeg… en ook kreeg. ‘Ik weet het weer’, zei hij. ‘Het was bij het begin van die fameuze hittegolf dat monsieur Pierre verdween. De eerste of de tweede dag. Hij was al weken…’
Het begin van de hittegolf. Dat viel samen met zijn ontmoeting met de man van de Lexus. Die dag was het ook voor hem allemaal verkeerd beginnen te lopen. ‘Wacht even’, zei Thomas. ‘U zei: begin hittegolf. Wat voor auto had Pierre Renard? Een Lexus SC430 misschien?’
‘Een Lexus, dat klopt. Maar ook een Jaguar, een Mercedes. Een hele renstal. Waarom?’
‘Zomaar. Het past bij zijn imago. Gaat u alstublieft door.’
Het hondje rende naar de volgende boom en de twee mannen liepen mee. Meneer Houbrechts ging voort: ‘Wat ik zei is dat monsieur Pierre al weken in alle staten was. Het was begonnen met een smadelijk interview van een of andere marxistische charlatan in Humo over zogenaamde wantoestanden bij…’ Hij onderbrak zichzelf. ‘U weet toch welke post hij bekleedde?’
‘Niet echt.’
‘Hij was de grote baas van het directoraat-generaal Geneesmiddelen van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu. Het was een smerig interview.’ Meneer Houbrechts gloeide van verontwaardiging alsof hij zelf belaagd was. ‘Vol met ongefundeerde verdachtmakingen en anarchistisch gestook. Als rechterhand van de federale minister stond monsieur Pierre natuurlijk bloot aan dat soort politiek gekonkel. Hij heeft het daar nooit moeilijk mee gehad. Integendeel. Maar deze keer kon hij het niet verwerken. Hij verdeed zich.’
‘Heeft zich van het leven benomen, bedoelt u?’
De buurman knikte en boog het hoofd.
Thomas fronste niet-begrijpend de wenkbrauwen. ‘Als ik u goed begrijp, heeft hij zich omstreeks het begin van de hittegolf van het leven benomen. Hoe kan het dan dat hij nu pas begraven wordt?’
Meneer Houbrechts trok een plechtig, piëteitsvol gezicht. ‘Hij had zich met zijn Lexus in het kanaal Brussel-Charleroi gereden. Men heeft pas onlangs zijn lichaam gevonden.’
Thomas stond perplex. Pierre Renard de Merlemont, alias Noa, alias de man van de Lexus, had zich dus een of twee dagen na zijn rendez-vous met een beeldschone vrouw in Hotel Apollo van kant gemaakt? Wat stak daar achter? Een vlaag van liefdesverdriet? Had het te maken met iets in het vergeten dossier? Was een roddelartikel in een volks tv-blad genoeg om iemand van zijn kaliber zelfmoord te doen plegen? Of had iemand geholpen om hem met Lexus en al in het kanaal te dumpen?
‘Heeft hij een afscheidsbrief achtergelaten? Iets waar hij zijn wanhoopsdaad in verklaart?
‘Niet dat ik weet.’
Ze sloegen een hoek om. Voor hen lag het kerkje, omgeven door een vijver, met een toom eenden, een paar zwanen, en omzoomd met treurwilgen. Gregoriaans kerkgezang kwam hun tegemoet uit de open kerkdeur.
‘Herinner je je de naam van die marxistische charlatan?’ vroeg Thomas.
Meneer Houbrechts mompelde iets wat klonk als ‘Chris Dopper’ of ‘Dorpel’, maar zijn belangstelling ging vooral uit naar Goliat, die in het gras hurkte en er vol overgave een drolletje uit perste. Thomas bedankte hem voor de informatie en maakte zich uit de voeten. Toen hij vanaf de overkant van het plein omkeek, zag hij hoe de buurman van monsieur Pierre het drolletje gewetensvol met een poepzakje opruimde en in een vuilnisbak deponeerde.