28
OVERSPEL IN HET KWADRAAT!
Het hoofdkwartier van Vianco was geen loft in een gerenoveerd pakhuis, maar het penthouse van een zes verdiepingen hoog flatgebouw op de hoek van de Verbindingskaai en de Napoleonskaai. Het penthouse was gebouwd in de vorm van een cruiseschip met aan iedere zijde een over het water uitstekende boegspriet, en beschikte over een dakterras als een voetbalveld en een verwarmd zwembad met haast olympische afmetingen. De SUV reed de ondergrondse garage binnen en parkeerde in een gedeelte dat met een stalen schuifpoort was afgesloten.
Geflankeerd door Verloon en de zwaargewichtbokser werd Thomas naar een privélift geleid. Op weg naar het penthouse stond de Chief Security Officer met zijn rug tegen de achterwand, het Lexusdossier onder zijn linkerarm en zijn ogen gefixeerd op de oplichtende cijfers boven de deur. Af en toe balde hij zijn rechtervuist. Mogelijk oefende hij zich om – zodra de gelegenheid zich voordeed – een derde keer naar Thomas te kunnen uithalen.
‘Die vuisten hebben je verraden’, zei Thomas. ‘Dat was jij die mij bij de voordeur van Palfijn ondersteboven liep.’
Verloon staarde onbewogen naar het cijferbord.
‘Was het de bedoeling om Palfijn de stuipen op het lijf te jagen,’ vroeg Thomas, ‘of wilde je hem echt de keel afsnijden?’
De lift stopte.
‘Eruit’, zei de zwaargewichtbokser.
Tegen zijn verwachting in werd Thomas niet naar een kantoortje geleid, maar naar het privéappartement van Vianco. De inrichting en het design van het salon met belendend eetvertrek getuigden van smaak, en de schilderijen aan de muren zouden niet misstaan hebben in het Museum voor Moderne Kunsten. De ronde tafel in de eetkamer was gedekt met een kanten tafelkleed en porseleinen servies. In het midden stond een bloemstuk van tulpen en narcissen. Op de achtergrond klonk zachte pianomuziek van Mozart.
‘Hier wachten’, zei Verloon. Hij maakte een vluchtig gebaar in de richting van een fauteuil en verdween door een andere deur.
‘Hé, wacht even. Ik…’ Hij wilde hem achternalopen. De zwaargewichtbokser deed een stap vooruit en keek hem dreigend aan.
Thomas haalde de schouders op. ‘Mij goed. Als je het maar niet te lang maakt.’ De prijsvechter stelde zich op naast de deur, voeten lichtjes gespreid, handen gevouwen voor zijn kruis.
Thomas vertikte het om te gaan zitten. Om zich een houding aan te meten, kuierde hij door de vertrekken en bestudeerde de schilderijen. Originele meesters. Ensor, Magritte, Chagall. Toen hij bij het doek boven de open haard kwam, viel zijn mond open van verbazing. De vrouw op het schilderij stond op de bovenste trede van een brede, met tapijt beklede trap die naar een feestzaal leidde. Ze droeg een avondjurk van Valentino van glanzend satijn in een helder oranjerode kleur, wat haar prachtige figuur extra benadrukte. Ze keek over haar schouder naar iemand achter haar en het was niet haar ongedwongen houding of betoverende glimlach die hem kortstondig datzelfde onverhoedse en verbijsterende gevoel van opwinding bezorgde als de eerste keer dat hij haar zag, wel de suggestie van sensualiteit en zinnelijkheid die ze toen ook al had uitgestraald.
Iemand vroeg van achter zijn rug: ‘Vind je haar mooi?’
Hij draaide zich om. De vrouw op het schilderij stond voor hem in levenden lijve: Helena, de Griekse halfgodin en mooiste vrouw van de wereld, minnares van de intussen van het toneel verdwenen Noa. De korte, diep uitgesneden jurk van Versace die ze nu droeg, toonde meer van haar lange benen dan hij bedekte.
Thomas knikte instemmend. ‘Heel mooi. Het schilderij én het schildersmodel.’
Ze bedankte hem met een glimlach.
‘Verbaasd?’ vroeg ze. Ze had een wat hese, aristocratische stem.
Was hij verbaasd? Hij had immers vanaf het begin geweten dat ze zowel met Holy als met Noa een band had. Toen Noa ermee wilde kappen, had zij de plooien moeten gladstrijken.
‘Alleen maar omdat ik niet verwachtte dat jij ook op de afspraak zou zijn.’
Ze fronste de wenkbrauwen. ‘Ook?’
‘Ik bedoel… Ik ken de relatie niet tussen jou en Claude Vianco.’
‘Wacht even’, zei ze. ‘Je weet toch wie ik ben?’
‘En of ik dat weet…’ Hij slikte de rest van zijn zin in. Opeens wist hij wat ze hier deed. Ze was zijn echtgenote. Wat een vuilik, die Vianco. Hij stuurde zijn vrouw naar bed met Noa om zijn partner-in-crime in het gareel te houden en neukte zelf de homofiele superintendent van het International Committee for Health om het potje gedekt te houden.
Overspel in het kwadraat!
Ze stond hem geamuseerd aan te kijken. ‘Je weet het echt niet?’
‘Wat niet?’
Ze had duidelijk plezier in zijn verwarring.
‘Ik ben Claude Vianco’, zei ze.
Hij knikte wijsneuzig. ‘Madame Claude Vianco. De vrouw van Holy.’
‘Nee. Claude Vianco in eigen persoon. Ik bén Holy.’