22
EINSTEIN

Op de Gedempte Zuiderdokken nam een circus het grootste gedeelte van de beschikbare ruimte in beslag. Thomas speurde twintig minuten vruchteloos de omgeving af naar een parkeerplaats. Toen hij de derde keer de gevel in ‘Vlaamse renaissance’ van het Zuiderpershuis passeerde, reed uit een parkeervak vlak voor de ingang een auto weg. Dat gaf hem de opkikker die hij nodig had. Een uur geleden had hij Katja voor de kantoren van HRU aan de Oude Leeuwenrui op het Eilandje afgezet en sindsdien was hij in een neerslachtige stemming. Dat kwam vooral omdat ze niet had gewild dat hij mee naar binnen ging. Toen hij aandrong, bekende ze dat ze zich bij het sollicitatiegesprek had voorgedaan als een alleenstaande vrouw die geen vrienden of familie in België en in het buitenland had, omdat men haar te verstaan had gegeven dat aan zulke personen bij HRU voorrang werd verleend. Hij had zich in zijn wiek geschoten gevoeld en het had een tijdje geduurd voor het tot hem doordrong dat geen enkel onderzoekscentrum erop gebrand zou zijn een huismoeder met thuis een aantal hongerige wurmen onder zijn proefpersonen te tellen.

Hij duwde de openslaande deur van de foyer open en stapte naar binnen. Voor wie niet wilde opvallen, was de gelagkamer van het Zuiderpershuis de ontmoetingsplaats bij uitstek. Het was er een komen en gaan van gasten uit de hele wereld: artiesten, muzikanten, toeristen en gewone passanten. De houten tafeltjes waren bijna allemaal bezet, alle rassen, kleuren, kledingstijlen en haardrachten waren vertegenwoordigd. Thomas liep zoekend tussen de tafeltjes door. Achteraan, half verscholen achter een pilaar, zat een man met een enorme ragebol, een hoog voorhoofd, wenkbrauwen als vraagtekens en een hangsnor tot ver over zijn lippen, het plafond te bestuderen. Hij droeg een donkerblauw gewatteerd jasje zonder mouwen met opgezette zakken en een kraag van namaakbont. In het multiculturele gezelschap en tussen de vele excentriekelingen viel hij nauwelijks op, en met ‘Einstein’ had Dopper hem niet beter kunnen beschrijven. Thomas stapte naar hem toe.

‘Excuseer,’ zei hij, ‘is het met u dat ik via dokter Van Dubben een afspraak heb gemaakt?’

Einsteins ogen gleden bewonderend langs de steunbalken onder het hoge plafond. ‘Wist je dat dit gebouw in de negentiende eeuw nog een hydraulische krachtcentrale was die de sluizen, bruggen en kranen van de haven van energie voorzag?’

‘Wel… euh…’

‘Kort na de Tweede Wereldoorlog moesten de stoomketels plaatsmaken voor elektriciteit. Vooruitgang kun je niet tegenhouden. Hoe vind je de restauratie?’

‘Tja…’

‘Sober uitgevoerd en met respect voor ons industrieel erfgoed. De architect was een Italiaan. Hij kreeg er een prijs voor. En terecht.’ Zijn ronde, wat uitpuilende ogen vestigden zich eindelijk op Thomas. ‘Ga zitten, wil je.’

Thomas trok een stoel bij. ‘Dank u. Mag ik u iets te drinken aanbieden?’

‘Doe maar een pils.’

Thomas bestelde twee pinten aan een passerende serveerster.

De doctor toverde een tabaksdoos en vloeitjes tevoorschijn en strooide wat tabak op een vloeitje. ‘Heb je ook een naam?’ vroeg hij.

‘Noem me maar… Jaak… Jaak Verbeek.’

‘Zo. Nou, dan ben ik voor jou Tobias.’ Hij likte het vloeitje dicht. ‘Ik hoor van Dirk Van Dubben dat je een kopie hebt van een vertrouwelijk rapport over proefnemingen met risperidoen. Mag ik dat even zien?’

Thomas legde het rapport van SGS voor hem neer. Met zijn aansteker in de hand begon Palfijn te lezen. De serveerster bracht het bier en Thomas rekende af. Pas toen ze zich had verwijderd, keek Tobias op.

‘Hoe kom je eraan?’

‘Onder vier ogen?’

‘Uiteraard.’

‘Ooit gehoord van Renard de Merlemont?’

‘De directeur-generaal Geneesmiddelen die zich verdronk nadat hij in opspraak was geraakt?’

Thomas knikte. ‘Het rapport bevond zich tussen papieren die hij heeft achtergelaten, samen met stukken die aantonen dat hij hand- en spandiensten verleende aan een belangrijk persoon uit de geneesmiddelenindustrie. Ze communiceerden onder elkaar onder de schuilnamen Noa en Holy. Noa is, of was, Renard. Ik ben bezig uit te zoeken wie Holy is.’

‘Waarom?’

Thomas keek hem recht in de ogen. ‘Een persoonlijke kwestie.’

‘Eigenbelang dus?’

‘Sommigen zoeken financieel voordeel, anderen gerechtigheid. Maar we hebben allemaal onze eigen motieven.’

‘Mooie slogan. Om in te lijsten.’ Palfijn pakte zijn glas op. ‘Proost.’

Ze dronken.

Palfijn wees naar het rapport. ‘Je hebt dit natuurlijk gelezen. Wat weet je over SGS en HRU?’

‘Weinig meer dan hun naam.’

Palfijn leunde naar achteren en sloeg een docerend toontje aan. ‘Laten we beginnen met SGS. De Groep SGS Belgium is een internationaal controleorgaan dat zich in toenemende mate oriënteert op geneesmiddelenonderzoek. Hun klanten zijn farmabedrijven die nieuwe producten op de markt willen brengen.’ Hij wees naar zijn tabaksdoos. ‘Ook een shagje draaien?’

‘Nee, dank u. Ik rook niet.’

Palfijn klikte zijn aansteker aan. ‘SGS beschikt in Antwerpen over een speciaal onderzoekscentrum. Nieuwe producten moeten uiterst strenge onderzoeken doorstaan. Voordat een nieuw middel voor de eerste maal aan mensen wordt toegediend, is het al getest op weefsels, organen en proefdieren.’ Hij stak zijn sigaret op en blies de rook naar het plafond. ‘In de eerste fase van het onderzoek bij de mens wordt de opname, verdeling, afbraak en uitscheiding van de stof in het menselijk lichaam onderzocht. Daarvoor zijn vele duizenden gezonde vrijwilligers nodig. In een tweede fase wordt het middel toegepast op zieken, kleine groepen van patiënten die baat kunnen hebben bij het geneesmiddel. Pas in de derde en verruimde onderzoeksfase wordt het grote publiek aangesproken. Als al die testen gunstig uitvallen, mag het nieuwe geneesmiddel gelanceerd worden. SGS is een erg nauwgezette en hoogst betrouwbare onderneming.’

Thomas knikte. ‘Wat ik me afvroeg…’

Palfijn liet zich niet onderbreken. ‘De Health & Research Unit is het onderzoekscentrum van de multinational Health World Wide, eigenlijk het topje van de piramide, samen met de drie grootste farmaceutische bedrijven van de wereld, Pfizer, MS&D en Johnson, die via banken en aandeelhouders in ons kapitalistisch stelsel altijd op de een of andere manier aan elkaar gelieerd zijn. Ze hebben één gemeenschappelijk doel: omzet verwezenlijken en geld verdienen. Uiteindelijk op rekening van de zieken. Dit rapport…’ Hij fronste zijn hoge voorhoofd. ‘Weet je eigenlijk waarover het gaat?’

‘De atoomgeheimen?’

‘Het is het eindrapport van SGS aan HRU over een onderzoek naar het effect van Propraxat, een nieuw ontwikkeld psychofarmacon, op de mens.’

‘Vergeef me, Tobias, psychodinges is voor mij Latijn.’

‘Dat is het ook. Het is een antidepressivum, een medicijn dat depressies bestrijdt.’ Zijn sigaret was uit en hij stak hem opnieuw aan. ‘Uit dit rapport blijkt dat het geneesmiddel waarvan sprake is gevaarlijke bijwerkingen kan hebben.

‘Bijwerkingen zoals?’

‘Ernstig agressief gedrag.’

Thomas floot. ‘Voor HRU was het dus een streep door de rekening?’

‘Niet echt. Ze veranderden de samenstelling net genoeg om het een nieuw product te kunnen noemen, pasten de tekst op de bijsluiter aan en brachten het in omloop. Vermoedelijk hebben ze het rapport herschreven en de bijwerkingen verzwegen of geminimaliseerd.’

‘Kan dat zomaar?’

‘Als er genoeg geld mee gemoeid is, kan alles.’

‘Wat deed SGS daartegen?’

‘Niets. Hun taak eindigt met het opstellen van het beoordelingsrapport. Het is het ministerie van Volksgezondheid of beter het directoraat-generaal dat besluit of een product op de markt geïntroduceerd mag worden of niet.’

‘Noa dus.’

‘Pierre Renard de Merlemont.’ Palfijn drukte met een gebaar van ergernis zijn sigaret uit in een asbak. ‘Hij liet het medicijn registreren, zodat het terechtkwam op de lijst van medicijnen die vergoed worden, en om de omzet nog wat meer aan te zwengelen, zorgde hij ervoor dat het op de geneesmiddelenlijst van de rijksgevangenissen en psychiatrische ziekenhuizen stond.’

‘Moet daar geen aanbeveling van een erkenningscommissie of zo aan voorafgaan?’

‘Zeker. Maar de leden van die commissie worden benoemd door de minister op voordracht van het directoraat. Het zijn begeerlijke postjes voor professoren en wetenschappers en dus moesten ze Renard niet te veel tussen de benen lopen.’

‘Waarom begeerlijk?’

‘Meestal vanwege de uitnodigingen voor lezingen met hoge honoraria op congressen in exotische oorden.’

‘Snoepreisjes dus?’

‘Niet altijd. Soms is het voor een wetenschapper zuivere plichtsbetrachting. Aangezien de overheid meestal de portemonnee dichthoudt, is het de beste, zo niet de enige weg om van fabrikanten sponsoring te krijgen voor wetenschappelijke onderzoeksprojecten. Wie niet meewerkt, komt niet aan de bak.’ Hij zweeg en keek verongelijkt voor zich uit. Thomas vroeg zich af of Palfijn als ‘onkreukbare’ al eens buiten de boot was gevallen. Misschien was dat de verklaring voor zijn klaarblijkelijke rancune jegens Noa. Hij dronk zijn glas leeg.

Hij zei: ‘Daarmee weet ik nog altijd niet wie Holy is.’

Palfijn wreef nadenkend over zijn kin. ‘Holy kan iedereen zijn die aan het hoofd staat van een gigant in de farmaindustrie, maar bij nader inzien staat HRU vooraan in de rij van kandidaten.’

Het gezicht van Thomas verstrakte. ‘Waarom de Health & Research Unit?’

‘Omdat Claude Vianco, hun CEO, ook voorzitter is van Pharma World, een vereniging die als doel heeft wereldwijd de belangen van de geneesmiddelenindustrie te behartigen, maar ook en vooral omdat Vianco altijd wel ergens een vinger in de pap heeft als het om de promotie van nieuwe, dure medicijnen gaat.’

Eindelijk een naam. Vianco! Geen lobbyist in dienst van de farmaceutische industrie, maar de man aan de top van die industrie in eigen persoon. Het klonk erg overtuigend.

Palfijn rolde een nieuwe sigaret en Thomas profiteerde van de gelegenheid om de glazen te laten vullen. Toen hij zijn glas oppakte, schoot hem een verontrustende gedachte te binnen. Hij vroeg: ‘Doen ze dat weleens meer bij HRU?’

‘Wat?’

‘Wetten en reglementen met de voeten treden?’

Palfijn stak eerst zijn sigaret aan. ‘Waarom?’

Thomas legde de fotokopie van de advertentie van HRU op de tafel. Palfijn keek er nauwelijks naar. Het had er alle schijn van dat hij die advertentie al eerder had gezien. ‘Wat is daarmee?’

‘Mijn vr… mijn vriendin is erop ingegaan.’

Palfijn keek verrast. ‘Als vrijwillig proefpersoon?’

Thomas knikte.

Palfijn verslikte zich in de rook van zijn sigaret. Hij hoestte. Toen hij weer op adem was gekomen, vroeg hij: ‘Onder welke naam?’

‘Katinka Nadesja.’ Thomas aarzelde. ‘Hoor eens, meneer Palfijn, euh, Tobias. Ik zal maar meteen open kaart spelen. Ik heet niet Jaak Verbeek, maar Thomas Leerdam.’

Zijn bekentenis maakte nauwelijks enige indruk. ‘Je weet toch welke medicijnen hier getest worden’, vroeg Palfijn.

‘Pillen tegen depressies en trauma's, dacht ik.’

‘Dat klopt. HRU heeft van Propraxat nu ook een superversie ontwikkeld. Daarmee zouden traumatische herinneringen bij slachtoffers van verkrachtingen, moordaanslagen of andere dramatische gebeurtenissen zodanig verzwakt worden dat ze zonder angst verder kunnen leven.’

‘Wat is daar verkeerd aan?’

‘Niets. Zolang het ethisch verantwoord gebruikt wordt. Maar het is manipulatie van het geheugen. Het is zoals met alle grote onderzoeken: klonen, stamcelonderzoek, noem maar op. En als Vianco erbij betrokken is…’

De laatste zin bleef tussen hen hangen als een dreigend onweer, zodat Thomas bijna hoopte dat Vianco Holy níét was. ‘Denk je dat mijn vriendin gevaar loopt?’

‘Moeilijk te zeggen.’ Tobias plukte een vezel tabak van zijn onderlip. ‘Hoewel…’

‘Hoewel?’

‘…ik me persoonlijk twee keer zou bedenken voor ik mijn vriendin bij dit project als proefpersoon zou laten gebruiken.’

Thomas voelde zijn hart in zijn keel kloppen. ‘Waarom?’

‘Omdat…’ Einsteins dubbelganger had weer last met zijn sigaret. Hij moest hem nog maar eens aansteken. ‘…omdat SGS haar rapport over die superversie nog niet heeft vrijgegeven.’

‘Is dat een reden om me ongerust te maken?’

‘Nee. Maar wel om extra op je hoede te zijn. In dit geval zeker.’

Thomas pakte zonder een woord zijn mobiel en toetste het nummer van Katja in. Een computerstem meldde dat haar gsm uit de lucht was.

‘Wanneer komt dat rapport vrij?’ vroeg hij.

‘Dat moet om deze tijd beschikbaar zijn. Weet je wat? Ik zal het vanavond opvragen via het internet. Je kunt me morgen opbellen voor het resultaat.’

Thomas zat te draaien op zijn stoel. Het liefst wilde hij Katja meteen bij HRU weghalen. Voor dat beetje geld hoefde ze verdomme haar gezondheid niet op het spel te zetten. Zeker niet nu hij wist wie Holy was, en het Lexusdossier te gelde kon maken. Met moeite bedwong hij zijn ongeduld. Er was nog niets gebeurd. De eigenlijke testen zouden pas over twee dagen aanvangen.

‘Hoe zeker kan ik ervan zijn dat Vianco Holy is?’ vroeg hij.

‘Zo zeker als van een brandalarm dat het afgaat bij rook’, repliceerde Palfijn.

‘Verdorie, Tobias. Ik kan me niet veroorloven achter de verkeerde aan te gaan. Daar is geen tijd voor. Niet nu Katja erbij betrokken is. Ken je Claude Vianco persoonlijk?’

Palfijn keek opzij. ‘Waar heb je het over? Het uiterlijk? De betrouwbaarheid? Wat is dat, iemand kennen?’

Thomas probeerde zich verwoed de naam van het medicijn te herinneren dat in de Geïnformeerde Toestemming van HRU vermeld stond. ‘Misschien spreken we over verschillende zaken. Die superversie van jou, heeft die een naam?’

Palfijn hoefde daar niet lang over na te denken. ‘Santaxat.’

‘Hoe zeg je?’

‘Santaxat.’

Thomas sloeg met de vlakke hand op de tafel. ‘Dat is het.’

‘Wat?’

‘Vianco is Holy. Geen twijfel mogelijk.’

‘Hoezo?’

‘Zie je de link niet? Santa, santé, gezondheid, Santa Claus. Bij het bedenken van namen of codes is iedereen geneigd bruggetjes te bouwen. Zo verraden ze zich. Van “santa” naar “holy” of “heilig” is het maar een kleine stap.’

Palfijn knikte geïmponeerd. ‘Zo had ik het niet gezien.’

‘Kun je me aan zijn adres helpen?’

Palfijn keek omlaag.

‘Kom op, Tobias. Je wilt toch niet dat mijn vriendin in de problemen komt?’

‘Goed dan. Maar alleen dat van Health World Wide.’

‘Ook goed.’

‘En mits je mij overal buiten houdt.’

‘Wat je wilt.’

‘Ik meen het. Ik wil geen gezever.’

‘Ik heb nog nooit van je gehoord. Ik zweer het.’

Palfijn hield zijn hoofd een beetje schuin en keek naar Thomas met getuite lippen, alsof hij hem taxeerde op zijn betrouwbaarheid. Toen pakte hij een bierviltje en schreef er in drukletters een adres op. Hij schoof het viltje naar de andere kant van de tafel.

‘Het beste met je vriendin.’

‘Dank je.’ Thomas raapte het viltje op. ‘Ik bel je morgen op voor dat rapport.’

Palfijn knikte. ‘Niet voor de middag, wil je? Ik ben een late slaper.’

Thomas holde naar buiten. Toen hij even later wegreed van het Zuiderpershuis, had hij nauwelijks oog voor het verkeer. In gedachten zag hij nog altijd hoe de blik in Palfijns ogen plotseling veranderde, de pupillen zich vernauwden en de doctor zich verslikte in de rook van zijn sigaret toen Thomas zei dat Katja een van de proefpersonen bij het project van HRU was.

Beep.

Het akoestische signaal van zijn mobiele telefoon meldde dat het tijd werd de batterij op te laden. De indicator op het scherm toonde nog twee blokjes. Tijd genoeg. Hij had nu belangrijker zaken aan zijn hoofd.