6
ANNEMIE BODART
Ergens ging een deur open. Thomas bleef zitten met de ogen dicht. Hij hoorde voetstappen, hij hoorde hoe een dossier op een schrijftafel werd gegooid, stoelen werden bijgetrokken, het ritselen van papieren.
‘Thomas Leerdam?’
Haast tegen zijn zin opende hij de ogen. De vrouw die hem had aangesproken, was groot. Ze had donkerbruin haar dat in een jongenskop was geknipt, en een langwerpig gezicht met grove trekken. Ze droeg een zwart mannenhemd met lange mouwen en onder de schrijftafel zag hij lange benen uitsteken met de pijpen van een donkere spijkerbroek en schoenen met dikke zolen.
‘Ik ben hoofdcommissaris Annemie Bodart van de Gerechtelijke Politie Antwerpen, afdeling Agressie tegen Personen en Verdwijningen.’ Ze wees naar de man achter de andere schrijftafel. ‘Mijn assistent is hoofdinspecteur Jacques Vranckx.’ Ook Vranckx was in burger, netjes gekleed in een lichtblauw overhemd met korte mouwen, een donkerblauwe broek en zwarte docksides.
Annemie Bodart drukte op een knop op een instrumentenbord op het bureau, en onder de lens van de videocamera ging een rood lichtje branden. Ze keek naar de lens, noemde dag en uur, pauzeerde even om haar gedachten te verzamelen en hervatte haar betoog terwijl ze Thomas nu strak in de ogen keek. ‘Dit is het eerste verhoor van Thomas Leerdam, van Belgische nationaliteit, geboren te Antwerpen op zeven oktober negentienhonderd eenenzeventig, verblijvende te Antwerpen, Zénobe Grammestraat nummer achtenveertig. Thomas Leerdam werd op heterdaad betrapt tijdens een poging tot ontvoering van de driejarige Steven Borgers, hij werd aangehouden om halfeen vanmiddag door twee officieren van de Gerechtelijke Politie en…’
‘Hé, wacht even. Wat je zegt, is absurd. Van ontvoering is geen sprake. Het kind…’
Bodart legde hem met een handgebaar het zwijgen op. ‘U krijgt zo dadelijk het woord.’ Ze ging voort alsof er geen onderbreking geweest was: ‘…en zal binnen de vierentwintig uur voor de onderzoeksrechter geleid worden, die over verdere vrijheidsberoving zal beschikken. Deze ondervraging gebeurt – zoals de wet het voorschrijft – buiten de aanwezigheid van de raadsman van verdachte… euh, inverdenkinggestelde, zoals zo iemand in het Belgische Wetboek van strafvordering genoemd wordt.’ Ze maakte een aantekening in het dossier. ‘Zo, meneer Leerdam. Vertel ons om te beginnen maar eens wat u met de kleine Steven van plan was. Waar wilde u met hem naartoe?’
‘Ik? Nergens. Ik nam hem mee naar huis…’
‘Dan ging u wel de verkeerde kant uit. U woont in de Zénobe Grammestraat. Dat is in de tegenovergestelde richting.’
‘Ja, natuurlijk. Ik wilde zeggen naar het huis van Sonja aan de Luitenant Lippenslaan. Die zou hem dan bij de politie afleveren.’
‘Voor of nadat u zich aan hem had vergrepen?’
‘Wat zegt u? Vergrepen?’ Thomas bleef sprakeloos bij zo'n grove belediging. ‘Dit is… afschuwelijk. Er is geen kwestie van aanranding. Het…’
‘Houden we het voorlopig op ontvoering.’
‘Dat ontken ik ten stelligste.’
‘Een getuige zag dat u het kind tegen zijn wil in de auto trok. Een geluk dat ze onmiddellijk de alarmcentrale belde.’
Thomas herinnerde zich de beweging achter een gordijn. ‘Die getuige vergist zich. Het joch was zonder mijn toestemming op de achterbank van mijn auto gekropen en wilde er niet uit. Er was niemand om me te helpen. Ik vroeg het aan een voorbijgangster, maar die liep door. Het enige wat ik kon doen, was doorrijden met dat joch in de auto en aan Sonja vragen of ze…’
‘Wie is Sonja?’
‘Sonja Vanderstichelen, mijn ex. Ik was onderweg naar haar met vijftig euro vanwege de gerechtsdeurwaarder en het verkeer zat in de knoop en ik had nog slechts een kwartier en ik reed binnendoor via de Ramstraat toen… toen…’ Hij aarzelde. Het kostte hem moeite ervoor uit te komen dat hij als een ordinaire straatschuimer benzine uit een auto had gejat.
‘…en toen zag u de kleine Steven alleen over de straat lopen en besloot u uw slag te slaan, nietwaar meneer Leerdam? Precies zoals met de kleine Liam. Die verdween onlangs zonder een spoor achter te laten, en nog wel uit dezelfde wijk. Of langer geleden met Kim en Ken, van wie later alleen het lichaampje van Kim teruggevonden werd.’
De beschuldiging was zo grof dat Thomas moeite had haar serieus te nemen. Hij probeerde te glimlachen, waardoor hij de indruk maakte dat het hem allemaal niet kon schelen, maar dat was niet zo, want zijn hart bonkte en zijn handen waren klam van angst. ‘Ik heb van die drie kinderen nooit eerder gehoord’, verklaarde hij met klem en terwijl hij dat zei, drong het tot hem door dat dat een stomme leugen was, want de verdwijning van die drie kinderen was breed uitgesmeerd geweest over alle voorpagina's van de kranten en tv-schermen.
‘U weigert dus te bekennen?’
‘Wat bekennen? Het enige wat er te bekennen valt, is dat ik in de Ramstraat vijf liter benzine uit een Volvo gejat heb. Ik mag doodvallen als het niet waar is.’
De hoofdcommissaris haalde diep adem. Ze keek recht in de lens van de camera en zei: ‘Aangezien Thomas Leerdam, niettegenstaande hij op heterdaad werd betrapt, blijft ontkennen, zullen we hiermee voorlopig het verhoor beëindigen. De onderzoeksrechter zal beschikken over de verdere vrijheidsberoving van inverdenkinggestelde in afwachting van de noodzakelijke onderzoeksdaden.’ Met een beslist gebaar zette ze de videocamera uit.
Thomas was wat in de war. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ vroeg hij. ‘Dat ik naar huis mag?’
Het gezicht van de hoofdcommissaris werd donker van woede. Met een hoofdgebaar zond ze Jacques Vranckx de deur uit. Zodra haar assistent buiten was, boog ze naar voren, haar ogen vernauwden. ‘Luister goed, Leerdam. Als het aan mij ligt, ga je nooit meer naar huis. Ik haat pedofielen. Ik haat mannen die…’
‘Maar ik ben helemaal geen pedofiel’, protesteerde Thomas.
‘Wat dan wel?’ vroeg Annemie Bodart. ‘Een kinderverkrachter? Een lustmoordenaar?’ Ze strekte haar rug. ‘Knoop goed in je oren wat ik je nu zeg, Leerdam. Als hoofd van deze afdeling bestrijd ik genadeloos iedere vorm van agressie tegen personen, maar altijd binnen de grenzen van de wet. Daar is één uitzondering op. Om viespeuken die zich aan kleine kinderen vergrijpen, voor de rest van hun leven achter slot en grendel te krijgen, ben ik bereid die grenzen te verleggen. En veel verder dan je denkt. Als je dat maar weet!’