19
DE KLOKKENLUIDER
Katja zat aan de keukentafel met het geopende dossier van de man van de Lexus voor zich. De advertenties van de Health & Research Unit lagen bovenop. Thomas gaf haar een zoen.
‘Je bent vroeger thuis dan verwacht.’
Ze trok een verongelijkt gezicht. ‘Ik ben afgedankt.’
‘Waarom?’
‘Roedi wil dat ik voortaan iedere avond na mijn taak in de keuken nablijf als serveerster.’
‘Tot hoe laat?’
‘Tot sluitingstijd. Je kunt je wel indenken wat dat met zich meebrengt.’
Hij had een vaag vermoeden. ‘En?’
‘Ik heb geweigerd.’
‘Goed zo.’
‘Misschien kan ik volgende week in de Matrjoshka aan de slag als schoonmaakster.’
Hij ging tegenover haar zitten. ‘Volgende week heb je de Matrjoshka misschien niet meer nodig.’
‘Hoezo?’
Hij wees naar het dossier. ‘Hiermee.’
‘Ach ja. De nieuwe betrekking. Is het gelukt?’
‘Het zit anders in elkaar. Het is een belastend dossier dat ik bij toeval in handen kreeg. De inhoud zou weleens van grote waarde kunnen zijn.’
‘Grote waarde voor wie?’
‘Voor ons.’
‘Ik zie niet in hoe.’
‘En voor wie niet graag heeft dat bekend wordt gemaakt wat erin staat.’
‘Is dat een eufemisme voor chantage?’
‘Je zou het ook vindersloon kunnen noemen. Een beloning voor discretie.’
‘Afpersers worden gesnapt.’
‘Niet als ze het handig aanpakken.’
Ze schudde het hoofd. ‘Het zijn geen doetjes, Thomas. Heb je de afdruk van die chat gelezen?’
‘Chat?’
‘Een onlinepraatje via het internet.’ Ze schoof een van de stukken naar hem toe. Thomas las:
De boel staat hier op springen. CD moet het zwijgen opgelegd worden.
Dat kan maar op één manier. Je weet hoe.
Noa
.............
EVEN GEDULD. IK DOE ER WAT AAN.
HOLY
.............
Niks geduld. Je weet dat er geen andere uitweg is.
Noa
.............
HEB JE HET AVONDNIEUWS GEHOORD? CD HEEFT ZIJN PORTIE GEHAD. HIJ IS OUT. VOORGOED.
HOLY
............
C'est dégueulasse! Je hebt me voor schut gezet. Nu moet ik wel. Dan is dat ook voorgoed!
Noa
............
GEEN PANIEK. WACHT TOT DONDERDAG. TREFPUNT AS USUAL.
HOLY
............
Zwijgend legde Thomas het document neer. De conversatie tussen Noa en Holy moest hebben plaatsgevonden kort voor de ontmoeting van Noa met de geheimzinnige vrouw in Hotel Apollo en twee dagen voor hij zichzelf had omgebracht. De afdruk van de chat wees erop dat de man van de Lexus een dossier had samengesteld om zijn partner-incrime onder druk te zetten. Of om hem zo nodig van het lijf te houden. Uit het ‘Wacht tot donderdag’ bleek ook dat Holy wist van de ontmoeting tussen Noa en zijn minnares.
Katja verbrak de stilte. ‘Wie is CD?’ vroeg ze. ‘Waarom moest hij het zwijgen opgelegd worden?’
Thomas vertelde haar wat hij wist, een deel althans. Hij had het uitgezocht via Google na zijn uitstapje naar Schoten. ‘CD is Chris Dopper, een beambte van het departement Geneesmiddelen van het ministerie van Volksgezondheid. In een interview in een sensatieblad beschuldigde hij zijn baas Pierre Renard de Merlemont ervan een geneesmiddelenbeleid te voeren dat er alleen maar op gericht is de farmaceutische industrie zo veel mogelijk geld te laten verdienen.’
‘Was dat zo?’
‘Sommige stukken in dit dossier wijzen op actieve en passieve corruptie.’
‘Wat wil dat zeggen?’
‘Dat de grote baas van het directoraat-generaal zich door Holy liet omkopen.’
‘Maar het was CD die eruit werd geschopt?’
Thomas haalde de schouders op. ‘Het eeuwige lot van klokkenluiders. Je gelooft toch niet in de vrijheid van meningsuiting?’
‘Toch wel.’
‘Vergeet het. Niet hier en niet elders. Sinds vierenhalf miljoen jaar geleden de eerste mens rechtop ging lopen, geldt er maar één wet: die van het recht van de sterkste.’
‘Een reden te meer om je handen hiervan af te houden.’
‘Er zit niets anders op als we de ziekenhuisfactuur van je vader op tijd willen betalen.’
‘Daarom hoef je nog niet…’ Katja kreeg een vochtige uitdrukking in de ogen. ‘Niet doen, Thomas. Ik wil niet dat je door mijn schuld weer in de gevangenis terechtkomt.’
‘Zover laat ik het niet komen. Wees gerust.’
Ze zag de verbeten trek op zijn gezicht. ‘En wat nu?’
‘Ik weet nu wie Noa was, dus…’
Ze verstarde. ‘Was?’
‘Jammer genoeg is Noa, of beter gezegd Pierre Renard de Merlemont, onlangs om het leven gekomen met zijn auto.’ Hij wilde Katja niet nog meer schrik aanjagen door van zelfmoord te gewagen. ‘Nu is het zaak uit te zoeken wie Holy is. Als hij het kopstuk is van de farma-industrie, zoals ik vermoed, mag hij tegen afgifte van dit dossier mij een vetbetaalde baan als manager bezorgen. Dat heet dan solliciteren in plaats van chanteren.’
Ze zei niets. Haar bedroefde glimlach zei genoeg.
Chris Dopper woonde in de Sint-Rochusstraat in Deurne, vlak bij zijn nieuwe werkgever, de Groepspraktijk Geneeskunde voor het Volk van dr. Dirk van Dubben, en schuin tegenover de Sint-Rochuskerk. Het was donker en koud, en het motregende toen Thomas aan de Herentalsebaan uit tram 24 stapte. De Sint-Rochusstraat lag er verlaten bij. Het was dan ook geen weer om de bewoners van de volkswijk naar hun stoep te lokken. Van achter een geparkeerde stationcar nam Thomas het huis in zich op. Met zijn lekkende dakgoot, afgebladderd houtwerk en neergelaten scheefhangende rolluiken stond het als een vlag op een modderschuit tussen de keurige arbeiderswoningen.
De voordeur zag er niet beter uit. De stoep was in geen jaren schoongeveegd en het blokje met vier belknoppen hing scheef. Drie van de knoppen waren voorzien van een naamkaartje met namen van allochtone origine. Thomas stond zich nog af te vragen of hij op de vierde knop zou drukken, toen de deur openging. Een tiener met een knalgele sweater en dreadlocks keek hem vragend aan. Thomas wees naar de bel zonder naamkaart. ‘Is dit de bel van Chris Dopper?’
Dreadlocks knikte. Onder zijn belangstellende blik drukte Thomas op de knop. Er gebeurde niets.
‘Weet je of hij thuis is?’ vroeg Thomas.
De jongeman morrelde wat aan het oordopje van zijn mp3-speler voor hij antwoordde. ‘Belle werke nie’, grijnsde hij. Hij stapte van de stoep en liep weg, zonder de voordeur achter zich dicht te trekken.
Na een korte aarzeling stapte Thomas naar binnen. Hij probeerde de lichtknop en stelde tot zijn opluchting vast dat die werkte. In de gang hing een lucht van savooikool, vermengd met de geur van groene zeep en van kattenpis. Hij beklom de trap. Uit de televisiegeluiden van achter de deuren en de semitische talen die er gesproken werden kon hij afleiden bij welke deur hij alvast niet hoefde aan te kloppen. Halverwege de trap tussen de eerste en de tweede verdieping floepte de tijdschakelaar uit. Binnensmonds vloekend stommelde hij in het donker verder naar boven. Hij bereikte de overloop en stond de muur af te tasten naar een lichtschakelaar toen hij het koude staal van de loop van een vuurwapen in zijn nek voelde.
‘Wat moet je hier?’ Dreigend.
Hij bevroor. ‘Ik euh… ben op zoek naar Chris Dopper. De bel werkte niet.’
‘En dus tippel je als een sluipmoordenaar naar boven?’ De stem achter zijn rug stond bol van ongeloof.
‘Het licht ging uit. Ik…’ Thomas wilde zich omdraaien. Zijn bruuske beweging moest bedreigend zijn overgekomen, want voor hij halverwege was, kreeg hij een dreun in zijn nek. Hij viel voorover, sloeg met zijn voorhoofd tegen de muur en zakte door de knieën. Zijn aanvaller vond de schakelaar en het licht ging aan. Hij pakte Thomas bij de kraag, sleepte hem naar binnen en liet hem in een stoel vallen. Nog half buiten westen voelde hij hoe zijn zakken doorzocht werden.
Hij opende de ogen. In de kleine gespierde man in jeans en onderhemd, met stug gemillimeterd haar, een stoppelbaard en een gegroefd gezicht, herkende hij Chris Dopper van de foto van het krantenartikel op het internet. Dopper had de envelop met de paar kopieën uit zijn binnenzak gehaald en stond op het punt die te openen. Toen hij zag dat Thomas weer bij zijn positieven kwam, liet hij de envelop op de tafel vallen en trok een vervaarlijk uitziend pistool van tussen zijn broekriem. ‘Wat heeft dit te betekenen?’ snauwde hij terwijl hij het pistool op Thomas' borst richtte. ‘Wie ben je?’
Onderweg hiernaartoe had Thomas zich op deze vraag voorbereid. Onder zijn echte naam maakte hij als ex-gevangene en vermeend pedofiel weinig kans het vertrouwen van Dopper te winnen. Hij liet het visitekaartje zien dat hij bij 2zones had meegenomen. ‘Mijn naam is Jaak Verbeek’, verklaarde hij. ‘Ik ben inspecteur en doe onderzoek voor een Nederlandse levensverzekeringsmaatschappij naar de omstandigheden waarin Pierre Renard de Merlemont om het leven kwam.’
Dopper liet onbewust het pistool zakken. ‘Wat heb ik daarmee te maken?’ vroeg hij verward. ‘Renard pleegde zelfmoord. Dat weet iedereen.’
‘Niet zijn weduwe. Die betwist dat.’ Hij zag dat Dopper wilde protesteren. ‘U moet haar begrijpen, meneer Dopper’, zei Thomas haastig. ‘Als het zelfmoord is, betalen maatschappijen niets uit. Als de oorzaak elders ligt, betalen ze dubbel.’
‘Wat bedoel je met elders?’
‘Een ongeluk bijvoorbeeld.’
‘Uitgesloten. Het onderzoek wees uit dat hij zijn auto plankgas in het kanaal Brussel-Charleroi heeft gereden.’
‘Wat als iemand hem daarbij een handje geholpen heeft?’
Dopper zette de veiligheidspal van het pistool om en stak het wapen met een beslist gebaar weer tussen zijn broekriem. ‘Luister goed, Verbeek. Renard zag geen uitweg meer en pleegde zelfmoord. Het is zowat de enige fatsoenlijke daad in zijn leven. Als iemand hem daarbij geholpen heeft, dan verdient die een standbeeld.’
‘Zo te horen had u het niet op hem begrepen.’
‘Daar had ik alle reden voor. Hij was de corruptste hogere ambtenaar die het land kende. Toen ik de misstanden aan het licht bracht, liet hij me kapotmaken. Fysiek en psychisch. Waarom denk je dat ik me bedreigd voel en je met een pistool stond op te wachten?’ De groeven in zijn toch al gekwelde gezicht werden dieper. ‘Eerst werd ik op een avond door een bende nozems van mijn fiets gesleurd en met ijzeren staven kreupel geslagen. Terwijl ik nog op intensive care lag, liet hij me ontslaan, zogenaamd wegens grove fouten als ambtenaar. Gelukkig heeft Geneeskunde voor het Volk me niet aan mijn lot overgelaten. Zonder hun steun zou ik…’
‘Renard was niet de enige die daar schuld aan had.’
‘Wat je zegt. De hele verdomde overheid heeft boter op het hoofd.’ Dopper begon trekkebenend te ijsberen. ‘De minister, het geneesherenkorps, de farmaceutische…’
‘Ik had het over één iemand in het bijzonder.’
Dopper bleef staan. ‘Wie bedoel je?’
Thomas wees naar de envelop. ‘Lees de afdruk van de chat die daarin zit.’ Hij zweeg en wachtte. Dopper las de print. Zijn ogen vernauwden zich.
‘Begrijp je wat daar staat?’
‘Dat ik CD ben, lijkt me duidelijk. Maar wie zijn Noa en Holy?’
‘Noa is Renard. Hij roept de hulp in van Holy om je te doen zwijgen. Die meldt hem dat je voorgoed out bent. “Voorgoed” klinkt wel erg definitief voor een gewoon pak slaag, toch?’
Dopper ging op een stoel zitten. Hij knikte. ‘Hij dacht dat ik dood was. Zo te zien was dat ook de bedoeling.’ Zijn gezicht werd donker bij de herinnering. ‘De nozems hadden me voor dood achtergelaten.’
‘Hoe dan ook, Renard vond dat dat te ver ging. Hij dreigt met iets, vermoedelijk ermee te kappen. Holy bezwoer hem nog wat geduld te hebben. Hij belegde een afspraak op de donderdag die daarop volgde. Twee dagen later was Renard dood.’
Dopper snoof. ‘Je wilt toch niet dat ik me nu schuldig ga voelen?’
‘Waarom zou je? Ik mag aannemen dat je aantijgingen over het geneesmiddelenbeleid van Renard strookten met de waarheid?’
‘En of.’
‘Maar harde bewijzen van corruptie had je niet?’
‘Als het erom gaat de heersende klasse een kloot af te draaien, heb je die nooit.’
‘Veronderstel dat ik je die kan bezorgen?’
‘Ik mag aannemen dat je daar iets voor in de plaats wilt.’
‘Om te beginnen een glas koud bier.’ Thomas voelde omstandig aan zijn achterhoofd, waar zich een kleine buil had gevormd. ‘Misschien helpt dat tegen hoofdpijn.’
Dopper hinkte naar een ijskast en kwam terug met twee flesjes bier en een flesopener. Hij wipte de kurken eraf en gaf een flesje aan Thomas. ‘Sorry voor de klap op je hoofd. Het was harder dan bedoeld.’
Thomas grijnsde. ‘Volgende keer beter.’
Ze toostten en dronken.
Dopper veegde zijn lippen af met de rug van zijn hand. ‘Kom op. Wat is de echte reden van je komst?’
‘Ik ben op zoek naar Holy. Ik wil weten wie hij is.’
‘Waarom? Heeft hij jou ook laten aftuigen?’
‘Ik heb mijn eigen redenen. Luister. Als je me helpt hem te vinden en het is allemaal achter de rug, zul je er wel bij varen. Financieel, bedoel ik.’
‘Als militant van de Partij van de Arbeid hoef ik je geld niet.’
‘Doe het dan om Holy op zijn nummer te zetten. Noem het gerechtigheid.’
‘Voor de arme donder is gerechtigheid een vervalste dobbelsteen. Hij valt altijd met de verkeerde kant naar boven.’
‘Dan is het hoog tijd er iets aan te doen. Je kunt beginnen met de andere mails te lezen.’
‘Goed dan.’ Af en toe aan zijn bier drinkend las hij een paar mails. Nog voor hij halverwege was, schudde hij het hoofd. ‘Ik zie niets waar ik Holy mee kan thuisbrengen.’
‘Zelf dacht ik aan een of andere bigshot in de geneesmiddelenindustrie.’
‘Dat zou me niet verbazen. De kwestie is wie.’
‘Er is een kopie bij van een wetenschappelijk rapport over proefnemingen met een of andere drug. Kijk eens of dat je op een idee brengt.’
Dopper nam zijn tijd. Hij haalde eerst nog twee flesjes bier uit de ijskast. Na het ritueel van ontkurken en toosten begon hij het rapport van SGS te lezen. Thomas wachtte af.
Na een paar minuten legde Dopper het rapport neer. ‘Boeiende lectuur, al moet ik toegeven dat het mijn petje te boven gaat. Hoe kom je eraan?’
‘Van de weduwe van Noa, euh… Renard.’
‘Ja, natuurlijk.’
Zijn vingertoppen sloegen een roffel op de tafel. Toen haalde hij een mobieltje uit zijn zak, toetste een nummer en vroeg of hij Dirk kon spreken. Alsof hij al bij voorbaat wist dat dat een tijdje zou duren, leunde hij achterover en dronk met kleine slokjes van zijn bier. Zijn flesje was leeg toen hij eindelijk antwoord kreeg. Hij ging rechtop zitten.
‘Dirk? Met Dopper. Luister eens. Ik heb hier iemand die een kopie heeft van een wetenschappelijk rapport van SGS over proefnemingen met risperidoen. Zegt je dat iets?’ Hij luisterde en de groeven in zijn voorhoofd werden allengs dieper, alsof hij moeite had met de uitleg die hij te verwerken kreeg. ‘Ik kan er geen touw aan vastknopen, Dirk. Kun je hem dat niet zelf uitleggen?’ Hij wierp een blik op Thomas. ‘Hij noemt zich Jaak Verbeek, een verzekeringsinspecteur… Van de weduwe van Renard… Hij wil nagaan of er meer aan de hand is dan zelfmoord… Dat dacht ik ook… O, wanneer…? Voor hoe lang…? Doctor Palfijn…? Goed, ik blijf aan de lijn…’
Hij legde een hand over het mondstuk. ‘Dat was dokter Dirk Van Dubben’, zei hij tegen Thomas. ‘Ik dacht dat hij ons misschien zou kunnen helpen, maar hij vertrekt nog vannacht naar een conferentie in Havana, gevolgd door een rondreis door Cuba. Maar hij zal een afspraak voor je regelen met doctor Palfijn.’
‘Wie is doctor Palfijn?’
‘Professor doctor Tobias Palfijn, een wetenschapper die zich bezighoudt met het soort van onderzoeken als dat van SGS.’
‘Waarom zou die mij helpen?’
‘Omdat dokter Van Dubben het hem vraagt. Ze zijn allebei erg progressief en gaan bij het geringste vermoeden dat er aan de rechten van de arme donder getornd wordt, door het lint. Het verschil is dat dokter Van Dubben in de picture treedt en de ander zich op de achtergrond houdt.’
Dat vond Thomas van de doctor erg nobel, maar hij wist niet zeker of dat voldoende reden was om weer een man meer in vertrouwen te nemen. Als hij zo doorging, zou Holy hem met een ontvangstcomité staan op te wachten tegen de tijd dat hij hem gevonden had. ‘Weet je zeker dat hij mijn zoektocht niet overal zal gaan rondbazuinen?’ vroeg hij.
Dopper haalde de schouders op. ‘Het enige waar ik zeker van ben, is dat al wie ooit geboren wordt, ooit zal moeten sterven.’
‘Een waarheid als een koe. Maar…’
‘…maar als er iemand is die je op het spoor van Holy kan zetten, is het doctor Palfijn. Hij kent het hele wereldje van de medicijnen als zijn broekzak. Wat denk je?’
‘Oké. Ga je gang.’
Dopper nam zijn hand van het mondstuk. ‘Ja, ik luister… Overmorgen om veertien uur… de foyer van het Zuiderpershuis…’ Hij wierp een vragende blik naar Thomas, die knikte dat hij het begrepen had. ‘Oké, Dirk, bedankt… Jij ook. Goede reis.’
Hij legde neer. ‘Je weet waar het is?’
Thomas knikte. ‘Hoe herkennen we elkaar?’
Dopper grijnsde. ‘Zou je Einstein herkennen als je hem tegen het lijf liep?’
‘Dat zal wel.’
‘Het is zijn evenbeeld. Je kunt er niet naast kijken.’
‘Fijn. Hartelijk dank.’ Thomas maakte aanstalten om op te staan.
‘Wacht even. Ik zal je zijn mobiele nummer geven. Je weet nooit waar dat goed voor is.’ Dopper schreef een nummer op en vouwde het papiertje dubbel. ‘Voor ik je dit geef, moet je mij iets beloven.’
‘Ik luister.’
‘Als je achterhaalt wie Holy is, zorg dan dat ze hem aan het kruis nagelen.’
‘Reken maar’, antwoordde Thomas.
‘Castreren of vierendelen is ook goed.’
‘Beloofd.’
Hij pakte het papiertje aan, schudde Dopper de hand en liep naar de deur.
Een vervangende geldstraf mocht natuurlijk ook van Thomas.
In dat geval was tien miljoen het absolute minimum.