10
Quamar vocht tegen het donker, bestreed het aanhoudende gebonk in zijn hoofd. Zijn ogen knipperden één, twee keer, voordat hij in het verblindende licht van de zon kon kijken. Hij dwong zich ertoe te focussen.
Het eerste wat hij zag, was Farad die een van de stokken van het geïmproviseerde afdakje naast zijn hoofd in het zand stak.
Grommend stak Quamar een hand uit, greep de tak en gooide hem op de grond. Hij sprong overeind.
Anna stond een halve meter verderop. De baby lag op haar linkerarm, en ze hield het pistool in haar rechterhand op Farad gericht. Opgelucht dat zijn stommiteit hun geen levens had gekost, droeg Quamar zijn spieren op zich te ontspannen. Hij schudde zijn hoofd om de hamers te testen en de mist uit zijn hoofd te verwijderen. De pijn bonkte nog steeds bij zijn slapen, maar de intensiteit was nu draaglijk. De bittere chemische smaak die hij nog proefde, vertelde hem dat Anna hem zijn pillen had gegeven.
‘Kennelijk moest ik je eerder beschermen dan we beiden hadden verwacht.’
Zijn gezicht vertrok, maar hij zei niets.
‘Waarom heb je me niet gewaarschuwd dat je af en toe flauwvalt?’
‘Omdat ik niet flauwval,’ antwoordde hij, in korte afgemeten lettergrepen. Dat betreurde hij meteen, omdat de hamers daardoor in mokers veranderden. Gedachteloos wreef hij over het litteken, in een poging de druk daaronder te verlichten.
‘Hebben de meeste mensen hier zware pijnstillers bij zich vanwege de zon?’
‘Ik heb af en toe last van hoofdpijn. Een soort migraine,’ snauwde hij. Hij vond het niet prettig om uit te leggen wat er met hem aan de hand was.
‘Wat is de oorzaak?’ Ze zag dat hij over de gekartelde witte lijn op zijn slaap streek. ‘Je wond?’
‘Ja.’
Toen hij niet verder uitweidde, vroeg ze: ‘Trekt de pijn ooit weg?’
‘Ja,’ loog hij. ‘Het littekenweefsel blokkeert de bloedstroom, waardoor de aderen samentrekken. Wanneer dat gebeurt, krijg ik hoofdpijn.’
‘Kan er iets tegen worden gedaan?’
‘Nee, maar het is geen probleem,’ loog hij weer. Toen hij de bezorgdheid in haar ogen zag, voelde hij zich er niet prettig bij. ‘Ik heb ermee leren leven. Helaas heb ik de medicatie niet op tijd ingenomen, maar ik voel me nu veel beter, dat zweer ik.’
Hij stak zijn hand uit naar het pistool. Ze beet op haar lip, maar gaf het wapen niet af.
‘Wat?’
‘Je kunt Farad niet doden, Quamar.’
‘Daar ben ik het mee eens.’ Nog steeds met zijn hand uitgestrekt, wachtte hij af.
Na een paar tellen overhandigde ze hem het wapen.
‘Ik heb hem nodig om me het paleis in te brengen.’
Anna voelde een golf van opluchting door zich heen gaan, die ze verborg door haar gewaad weer om te slaan. Het idee dat Quamar iemand zou doodmaken, was heel akelig. ‘We hebben genoeg water en eten. Je rattenvriend heeft extra proviand op de kameel geladen, voordat hij uit de stad vertrok om ons te volgen.’
‘Anna,’ mompelde Quamar, waarna hij met twee vingers haar kin ophief, zodat ze hem aan moest kijken. ‘Zelfs als Farad me niet over het paleis had verteld, zou ik hem niet gedood hebben.’ Toen ze knikte, liet hij haar los. ‘Ik zou hem misschien wel een beetje pijn hebben gedaan.’
Ze hapte naar adem, maar dat negeerde hij. Hij nam het potje met pillen uit zijn zak, draaide het deksel er met een ruk vanaf en legde twee tabletjes onder zijn tong.
‘Hoeveel mag je er daarvan nemen?’
‘Zoveel als ik nodig heb.’
Hij liep naar Farad, die zich bij de kameel ophield. ‘Je loopt op het moment geen gevaar meer, Rat. Simpelweg omdat ik je nog nodig heb om het paleis binnen te komen.’
‘Het paleis?’ herhaalde het mannetje. ‘Maar ik ben alleen met behulp van Allah ontsnapt, meester. U kunt toch zeker niet –’
‘O, jawel,’ reageerde Quamar, terwijl hij zijn mes liet zien. ‘Help me later, of sterf nu. Jouw keuze.’
Farad keek naar het mes. ‘Ik zal u de weg wijzen.’
‘Mooi,’ zei Quamar. ‘En nu kun je je met de kameel bezighouden. Het kind zal binnenkort melk nodig hebben.’
‘Ja.’
‘En, Farad, jij neemt de eerste slok van de melk. Dus zorg ervoor dat die niet vergiftigd is.’
Toen Quamar zich omdraaide, zag hij dat Rashid een lok van Anna’s haar te pakken kreeg en eraan trok.
Anna slaakte een kreet, waarna ze lachend de haren uit zijn knuistje trok. ‘Boef,’ fluisterde ze, de baby op zijn voorhoofd kussend. ‘Als je dat blijft doen, word ik net zo kaal als je oom.’
‘Laten we hopen van niet,’ zei Quamar, terwijl zijn blik over haar blonde lokken ging. Hij vocht tegen de aandrang om naar haar toe te gaan, zelf zijn hand door haar haar te halen, de geur in te ademen.
‘Nadat Farad je de melk heeft gebracht,’ ging hij verder, ‘kun je Rashid voeden. We gaan aan het eind van de middag weer op weg en stoppen pas als de avond is gevallen. Morgen beginnen we zodra de zon opkomt en stoppen we weer rond het middaguur. Dit schema houden we de volgende twee à drie dagen aan.’
‘En wat ga jij nu doen?’
‘Ik ga een gesprekje met onze dief houden,’ antwoordde hij droog.
‘Een gesprekje?’ piepte Farad.
Het was Quamar een raadsel hoe hij ook maar één woord voorbij zijn heftig op en neer gaande adamsappel had weten te krijgen. ‘Onder andere.’ Quamar kruiste zijn armen en liep doelbewust op het mannetje af, totdat diens hoofd zover naar achteren boog dat het eraf dreigde te vallen. Voor het geval dat de dief zijn flauwte als een teken van zwakte beschouwde, moest hij terrein terugwinnen. ‘Eerst gaan we praten. Dan ga ik je spullen doorzoeken.’ Hij keek nadrukkelijk naar de voorraadzakken op de kameel. ‘Daarna ga ik jou fouilleren. Ik hou niet van verrassingen. Als ik er een tegenkom, dan word jij ook niet blij. Dat kan ik je garanderen.’
‘Maar, meester –’
‘Vergis je niet.’ Quamar sprak op vlakke toon. ‘De enige reden waarom je nog in leven bent, is dat ik, op het moment, bereid ben om te geloven dat je het rioolsysteem onder het paleis kent. Maar als je ons verraadt, zal zelfs dat je niet redden.’
Anna huiverde bij de stelligheid van Quamars woorden, maar ze protesteerde niet. Tenslotte had Quamar haar verteld dat hij de dief niet zou doden. Toch?
Ja hoor, fluisterde het kleine stemmetje achter in haar hoofd.
‘Prachtig, hè?’ De avondwind blies in lange koele vlagen over de zandduinen, die nu door de ondergaande zon roze en goud gekleurd werden. ‘In mijn beleving was de woestijn altijd niets anders dan een eindeloze zee van zand en duinen.’
‘Een groot gedeelte bestaat daar ook uit,’ zei Quamar. ‘De Sahara beslaat zo’n negen miljoen vierkante kilometer. Het gevaarlijkste gedeelte hebben we nog niet bereikt.’
‘Het is zo droog, zo heet. Ik kan me niet voorstellen dat hier iets overleeft.’ Instinctief streek Anna over het haar van Rashid, die lekker in de draagdoek lag te slapen.
‘Toch lukt dat veel dieren. Sommige door zich met insecten of de sporadische planten die hier voorkomen, te voeden. Andere eten elkaar op.’
Ze waren net aan hun avondtocht begonnen. Zowel Anna als Quamar had in de schemering van zijn sjaal en zonnebril afgezien, en genoot nu van de koelere bries.
‘Is het veilig om hem voorop te laten lopen?’
Farad klom over de volgende zandduin met de kameel achter zich aan. Een moment later was hij zo goed als uit het zicht verdwenen.
Verrast trok Quamar zijn wenkbrauwen op. ‘Ik kan hem nog steeds zien,’ antwoordde hij, een beetje beledigd. ‘Hij vormt geen bedreiging.’
Anna kon een grijns niet onderdrukken.
‘Vind je het grappig om mijn capaciteiten in twijfel te trekken?’
‘Nee, maar je reactie is wel grappig.’ Toen hij haar een boze blik toewierp, lachte ze hardop. ‘Ik was alleen maar nieuwsgierig, Quamar. Ik weet dat je heel goed in staat bent om ons te beschermen.’
Hij knikte, maar keek nog steeds boos.
‘Hoelang doe je dit werk al?’
Zijn blik keerde terug naar de horizon en Farad. ‘Sinds ik te jong was om beter te weten.’
Toen hij niet verder uitweidde, fronste ze. Waarschijnlijk moest ze hem niet te goed leren kennen. Hoewel ze niet precies wist waarom, voelde ze zich tot hem aangetrokken. Misschien was het zijn kracht. In ieder geval niet zijn arrogantie. ‘En daarvoor?’ drong ze aan, toch niet in staat haar nieuwsgierigheid te onderdrukken.
‘Ooit was ik alleen geïnteresseerd in sport en vogels,’ antwoordde hij. ‘Later ook in vrouwen.’
Verrast staarde ze hem aan, haar besluit van een paar tellen daarvoor volkomen vergetend. ‘Echt waar?’
‘Ik heb geen kans gekregen om ze echt te bestuderen.’ Zijn mondhoeken trokken in een kleine glimlach omhoog. ‘Maar ik geniet ervan om naar ze te kijken.’ Voor het effect zweeg hij even. ‘Net als naar de vogels.’
Anna lachte.
Rashid begon plotseling te kronkelen en slaakte een geïrriteerd kreetje.
‘Sorry, liefje. Ik wilde je niet wakker maken.’
‘Geef hem maar aan mij.’ Quamar nam de baby van haar over en legde hem in de kromming van zijn arm. Toen ze weer verder begonnen te lopen, liet hij het kind op en neer wippen. Rashid gilde het uit van plezier.
‘Heeft hij een schone luier nodig?’
Quamar voelde aan het achterwerk van de baby en schudde zijn hoofd. ‘Volgens mij kan het nog wel even.’
‘Ik zou hier kunnen leven,’ peinsde Anna hardop. ‘Deze omgeving heeft iets heel aantrekkelijks, vind je ook niet?’
‘Ja,’ antwoordde Quamar binnensmonds. ‘Toen ik jong was, verleidde de wind die ik in de verte hoorde gieren en het zand dat ik zag opstuiven, me telkens weer tot nieuwe avonturen.’
‘En gaf je daar gehoor aan?’
‘Jazeker. En ik heb vele keren voor mijn domheid moeten betalen.’ Hij tilde Rashid boven zijn hoofd. Toen de baby zijn tulband probeerde te pakken, liet hij hem lachend weer zakken. ‘Onderschat de Sahara nooit. Ze geniet ervan om degenen te straffen die haar autoriteit niet respecteren.’
‘Ze?’
‘Mijn moeder zei altijd dat de Sahara een prachtige maar vreselijk jaloerse vrouw was die op mannenharten jaagt en ze nooit meer loslaat, als ze die te pakken heeft gekregen.’
‘Dat geldt voor jou en je vader?’
‘Ja, en ook voor haar vader. Zo hebben mijn ouders elkaar ontmoet. Mijn grootvader was een beroemde Italiaanse fotograaf. Salvador Bazan. Hij was gespecialiseerd in het fotograferen van woestijnen. Mijn moeder, Theresa, vergezelde hem op een van zijn tochten, en daarbij heeft ze mijn vader ontmoet. Heel snel daarna, of misschien meteen al, werden ze verliefd. Omdat mijn vader van koninklijken bloede was, kon hij de woestijn niet verlaten, dus is zij gebleven.’ Hij haalde zijn schouders op. ‘En hier gestorven.’
‘Theresa Bazan was jouw moeder?’
‘Ja. Heb je van haar gehoord?’
Er klonk trots door in zijn stem, waardoor Anna moest glimlachen. ‘Wie niet? Je moeder heeft de Pulitzerprijs gewonnen voor haar foto’s van de woestijnvolken, de nomaden. Toch?’
‘Ja.’
Toen herinnerde Anna het zich. ‘Ze is vlak daarna overleden, hè?’
‘Minder dan een jaar later.’ Hij stond stil, maar zijn ogen bleven gericht op de horizon. ‘Ze is in mijn armen gestorven, na neergestoken te zijn door een Al Asheera-soldaat. Ik was dertien.’
Anna dacht aan de jongen die op die dag man was geworden. Tragedies zoals deze dwongen mensen ertoe in één klap volwassen te worden. ‘Quamar,’ zei ze. Haar hand vond zijn arm en gaf er een kneepje in. ‘Het spijt me heel erg.’
Door de oprechtheid die in haar woorden klonk, keek hij haar aan, maar het was de glans van onvergoten tranen in haar ogen waardoor hij een stap naar haar toe deed. Hij liet Rashid naar zijn heup zakken. ‘Onderschat de Sahara niet, Anna. Vrouwen zijn veel gevaarlijker dan de meeste mannen. En zij is niet anders.’
‘Denk je dat?’ Haar woorden waren deze keer niet veel meer dan een fluistering. ‘Dat ik –’
‘Dat jij gevaarlijk bent?’ mompelde hij, terwijl hij met zijn hand haar kin omvatte en met zijn duim over haar onderlip streek. ‘Ja, dat denk ik.’ Met geloken ogen boog hij zich naar haar toe, haar meer dan voldoende tijd gevend om een stap achteruit te doen.
Dat kon ze echter niet. Haar adem stokte toen ze zijn geur opving. Droog, wild, exotisch.
Langzaam likte hij over haar bovenlip. Nu kon ze hem ook proeven. Vurig. Uitheems. De opwinding klopte in haar keel. Zich bewust van de baby tussen hen in, ging ze op haar tenen staan, zich uitstrekkend.
Zijn hand gleed van haar kin naar haar wang, de zijkant van haar gezicht omvattend. Het was haar enige waarschuwing.
Plotseling bedekte hij haar lippen geheel met de zijne; alsof hij haar wilde opeten, zo hartstochtelijk en diep kuste hij haar. De begeerte trof haar als een stomp in haar maag, waardoor ze bijna haar evenwicht verloor. Toen haar knieën knikten, greep ze hem bij de pols, zichzelf staande en hem op zijn plaats houdend.
Een van hen tweeën kreunde. Wie, dat wist ze niet precies. Het kon haar ook niet schelen, want het geluid zorgde ervoor dat Quamars kus nog dieper werd, haar zintuigen vulde totdat ze alleen nog maar aan hém kon denken, alleen nog maar hém kon proeven.
Naar niets meer verlangde dan naar hem.
‘Meester Quamar! Het komt eraan!’
Quamar rukte zich met zoveel kracht los, dat Anna achteruit struikelde. In een snelle reflex pakte hij haar bij de elleboog en hield haar overeind, ondertussen verwensingen over kleine mannetjes mompelend.
Anna haalde hortend adem, wanhopig pogend enige controle te krijgen over de passie die in haar woedde. De wind draaide en nam toe, totdat zandkorrels en gruis elk stukje ontblote huid teisterden. Snel nam Anna Rashid van Quamar over en stopte hem onder haar kleren om hem te beschermen.
‘Meester Quamar! Het komt eraan. Het zand komt eraan!’ Farad rende, meer dan eens struikelend en met zijn hand op het tuig van de kameel, over de zandduin naar beneden.
‘Waar heeft hij het over, Quamar?’
Toen zag ze het. Als een monster rees het zo’n dertig meter de lucht in. Het liet zijn tanden zien en kwam neer op Farad met zoveel kracht dat wie dan ook door het zand en gruis levend gevild zou worden.
‘Een shzma!’ Quamar slikte een vloek in. Maar Anna wist wat hij wilde zeggen en was het hartgrondig met hem eens.