Proloog

 

 

De schreeuw weerkaatste tegen de betonnen muren.

De gevangenis deed plotseling denken aan een middeleeuwse burcht, waar de wreedste folteringen aan de orde van de dag waren.

De gevangene lag op een smal ziekenhuisbed en wrong zich in bochten om zichzelf te bevrijden uit de riemen waarmee zijn armen en benen waren vastgemaakt. Druppels bloed spatten op het laken dat hem van heupen tot voeten bedekte.

Zijn gezicht was verwrongen van pijn en angst. ‘Niet meer,’ jammerde hij. ‘Alstublieft…’

De dokter in de witte jas keek op de man neer en herinnerde zichzelf eraan dat hij een moordenaar was die geen medelijden verdiende. Die wetenschap maakte het echter niet gemakkelijker om te doen wat hij op het punt stond te doen.

Zich hardend tegen de wanhopige kreten van de gevangene, pakte hij de kleine ampul die was gemerkt met RZ-902. ‘Het is bijna voorbij,’ zei hij. ‘Probeer te ontspannen.’

De deur zwaaide open.

Met een knoop in zijn maag keek de dokter naar de man in het maatpak die de behandelkamer binnen kwam.

‘Verdomme, ik kon hem helemaal op de ziekenafdeling horen!’ riep de man met een boze blik op de gevangene. ‘Zorg dat hij zich gedeisd houdt, anders gaan de mensen vragen stellen die we beslist niet willen beantwoorden.’

‘Ik wilde hem net een kalmerend middel geven,’ zei de dokter.

‘Doe wat je moet doen, als hij zijn bek maar houdt. Ik wil geen vragen van zo’n heilige boon van een gevangenbewaarder.’ Hij zag het klembord op het bureau liggen en pakte het op. ‘Hoe reageerde de patiënt op de behandeling met RZ-902?’ vroeg hij terwijl zijn ogen over de aantekeningen op het klembord gleden.

Ze wisten allebei dat de woorden ‘patiënt’ en ‘behandeling’ verbloemende termen waren voor iets veel gruwelijkers.

De dokter slikte moeizaam. ‘Beter dan verwacht.’

‘De mortaliteit?’

‘Achtennegentig procent.’

‘Het tijdsbestek?’

‘Minder dan vijf minuten,’ antwoordde de dokter.

‘Uitstekend,’ zei de man met een tevreden glimlach. ‘Ik wil binnen een uur een volledig verslag op mijn bureau hebben.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Ik heb om twaalf uur een afspraak met onze klant. Voor die tijd moet je de details van alle fasen van de productontwikkeling op papier hebben gezet.’

‘Ik ga er meteen mee aan de slag,’ beloofde de dokter, waarna hij de injectiespuit ophief om de gevangene het kalmerende middel toe te dienen.

‘Nee, alstublieft.’ De gevangene spartelde machteloos om los te komen. ‘Doe me geen pijn meer.’

De man en de dokter wisselden een blik.

De dokter kon zijn patiënt niet aankijken terwijl hij de spuit op zijn huid zette. ‘Dit is alleen maar een middeltje tegen de pijn,’ zei hij, terwijl hij de naald in zijn arm liet glijden.

‘Dit mag niet… Moord…’ De stem van de man stierf weg toen het middel zich door zijn aderen verspreidde.

De man keek met een koude blik naar de gedrogeerde gevangene. ‘Heb je goed uitgezocht of hij geen banden heeft?’

De dokter knikte. ‘Net als bij de anderen. Hij heeft geen familie of vrienden. Hij heeft levenslang, en er is de afgelopen twee jaar niemand bij hem op bezoek geweest.’

‘Heel goed. We zouden niet willen dat de stroom patiënten uit de Bitterroot Super Max opdroogt. Dat is jouw verantwoordelijkheid.’

‘Ja, sir.’

‘Ik laat je vanavond nog een andere patiënt bezorgen. Hij zal hier ongeveer over een uur zijn.’

‘Nog een patiënt?’ vroeg de dokter geschrokken. ‘Maar dat was niet –’

‘Ik wil dat hij de behandeling krijgt. De volledige dosis. Zorg ervoor dat hij het niet overleeft,’ zei de man op ijzige toon. ‘Het zal niemand iets kunnen schelen als hij onverwacht overlijdt.’

De dokter had het gevoel alsof er een strop om zijn hals zat die langzaam werd aangetrokken. ‘Ja, sir.’

‘Wanneer je hier zo klaar bent, wil ik dat je de gegevens die je nodig hebt voor het verslag meeneemt en dat je de rest vernietigt. Ik wil niet dat er iets achterblijft.’

De arts begreep maar al te goed wat hij daarmee bedoelde. ‘Ik zal het crematorium direct op de hoogte stellen.’

De man keek hem aan. ‘Ik weet zeker dat ik je niet nog eens hoef te vertellen hoe gevoelig deze zaak ligt.’

‘Nee, daar hoeft u me niet aan te herinneren,’ zei de dokter zacht. Hoe zou hij datgene kunnen vergeten waardoor hij dag en nacht werd gekweld?

Nadat de man was weggegaan, duwde de dokter het bed met de gevangene de onderzoeksruimte in. Hij huiverde bij de gedachte aan wat hij ging doen.