8

 

 

De vlinders die tegen Anna’s ribben fladderden, stegen verwachtingsvol in haar borst omhoog. Door haar keel te schrapen, doorbrak ze de spanning.

‘Tja…’ Haar geest was leeg. ‘Eh…’ voegde ze er doelloos aan toe. Voor de eerste keer in haar leven had ze een panter bij de staart, en ze had geen idee wat ze ermee aan moest. Zich aangetrokken voelen tot Quamar was erger dan dom, het was gevaarlijk. En op dit moment had ze al meer dan genoeg gevaar in haar leven.

Zonder iets te zeggen stond hij in één snelle soepele beweging op, waardoor hij haar weer aan een panter deed denken. Maar ze zag hem ook zijn hand langs zijn zij tot een vuist ballen. Op de een of andere manier voelde ze zich door dat gebaar beter, nam het iets weg van de pijn die zijn woorden hadden veroorzaakt. In ieder geval was ze niet de enige die werd geraakt.

‘We verplaatsen ons via de kleine waterputten, die ver van de normale paden liggen,’ zei hij. Zijn stem klonk koel; de controle was weer helemaal terug. ‘We vermijden de oases en bronnen waar de meeste mensen naartoe gaan. Het zal een zware tocht worden, maar mijn vaders kampement ligt slechts op drie dagen reizen van hier.’

Anna liet zijn woorden, zijn toon tot zich doordringen, gebruikte ze om haar lichaam tot bedaren te brengen, om haar houvast weer terug te krijgen. ‘Is er geen andere manier om contact met hem op te nemen?’

‘Mijn vaders communicatie beperkt zich tot de karavanen. Die kunnen soms zes maanden lang geen ander mens tegenkomen.’ Quamar pakte de rugzak en opende de bovenflap. ‘Jarek weet altijd waar mijn vader is. Daar stond mijn vader op, zodat Arimand, als Jarek hem nodig had, een van zijn mannen kon sturen om de boodschap door te geven.’ Na even in de rugzak gerommeld te hebben, haalde hij er een handvol dadels en een paar stukken haverbrood uit.

Anna herinnerde zich Jareks hoofd van de wacht. Een oudere man met een snelle geest, en de manieren van een heer. ‘Arimand zal toch zeker wel –’

‘Arimand is dood.’ Deze keer wachtte Quamar totdat ze de baby verplaatst had, waarna hij haar een paar dadels gaf. ‘En zelfs als hij niet gestorven was, zou hij niemand hebben gestuurd. Niet tenzij hij er zeker van was dat ze trouw aan Jarek waren.’

Aangezien ze de meedogenloosheid in Quamars manier van doen herkende, zweeg Anna even. Hij had bijna iedereen die hij als familie beschouwde, verloren. Zij begreep de leegte, de frustratie, de zelfverachting die de achterblijvers kwelden – begreep het meer dan de meesten. ‘Quamar, het spijt me van Arimand. Saree heeft me verteld hoeveel hij voor jou en Jarek betekende.’

Toen hij niet reageerde, drong ze niet aan. In plaats daarvan nam ze een hapje van het gedroogde fruit, maar de zoetheid ervan stond haar tegen. Ze dwong zichzelf ertoe te kauwen en te slikken.

‘Arimand stierf vanwege wie hij was,’ verklaarde Quamar, ‘door wat hij geloofde. De meesten die trouw blijven, zullen hetzelfde lot ondergaan. Hassan zal ze niet in leven laten.’

De pijn schoot van slaap tot slaap door Quamars hoofd, maar hij verwelkomde hem deze keer, aangezien hij hem kon gebruiken om de lust die door zijn bloed kolkte te doen verminderen. Verdorie, hij had beter moeten weten toen hij haar de veldfles had aangeboden. Hij had geworsteld tegen de aandrang haar tulband af te rukken, zijn vingers door haar haar te halen. In plaats daarvan had hij zijn verlangen geprobeerd te bevredigen door haar nek te masseren, maar haar zucht, het zachte spinnende geluidje achter in haar keel, had hem overvallen. Had zijn begeerte naar de oppervlakte gestuwd.

‘Quamar?’ Met witte regelmatige tanden knabbelde Anna aan een vijg.

Het verlangen greep hem weer bij de keel.

‘Wat bedoelde je toen je zei dat je oom niet de enige achter de coupe was?’

Anna in stilte bedankend voor haar hulp, bestudeerde Quamar de horizon. De gedachte aan Hassans verraad bekoelde zijn begeerte sneller dan welke koude douche ook. ‘Hassan is slim genoeg om de gevolgen van de opstand te beseffen, en hij, als de volgende in de lijn van troonopvolgers, zou het meest verdacht zijn. Hij moet een machtige bondgenoot hebben om verdenkingen van zich af te schudden of in ieder geval zijn vijandige claim op de troon te ondersteunen.’

‘Wie heeft dat soort macht?’

‘Een ander land. Iemand in het bedrijfsleven met veel invloed,’ antwoordde Quamar grimmig. ‘De mogelijkheden zijn eindeloos. Sinds er vorig jaar olie in de grond van Taer is ontdekt, hebben de bedrijfsgieren boven het land gecirkeld.’

Hij was klaar met eten en bood Anna het brood aan.

Ze schudde haar hoofd en veegde haar vingers schoon. ‘Jarek had een afspraak om mijn vader te ontmoeten.’

‘Ja, hij geloofde dat het tijd was om Taer te moderniseren naar westers model zonder de eigen tradities overboord te zetten.’ Quamar stopte het eten terug in de rugzak. ‘Volgens Jarek was jouw vader degene die hem kon helpen dat doel te bereiken.’

‘Hij had gelijk. Mijn vader zou hem hebben kunnen helpen.’

Robert Cambridge had sterke overtuigingen, voornamelijk gebaseerd op integriteit, loyaliteit en liefde. Een van de vele redenen waarom ze haar vader bewonderde.

‘Daar ben ik het mee eens.’

‘Er moeten toch zeker nog anderen zijn die net als wij zijn ontsnapt.’

‘Dat valt moeilijk te zeggen. Als het zo is, dan zijn ze naar de woestijn of een buurland gevlucht. In beide gevallen zou het niet gemakkelijk zijn zo’n tocht te overleven.’ Na zijn mes uit zijn laars te hebben getrokken, liep hij naar de dichtstbijzijnde struik. Met snelle resolute bewegingen sneed hij twee lange takken af.

‘Wie is de troonopvolger nu Jarek dood is?’

‘Rashid.’ Quamar sneed de uiteinden van de takken in een punt, testte er daar een van tegen zijn vinger, voordat hij nog wat meer afsneed.

‘Hij is nog maar een baby.’

Om haar te kunnen aankijken, hield Quamar even op met snijden. ‘Er zal tijdelijk een regent worden aangesteld om Taer te besturen, totdat Rashid oud genoeg is om het over te nemen.’

‘Hassan?’

‘Hassan zal niet lang genoeg leven,’ zwoer Quamar. Daarna prikte hij de twee stokken een paar meter van elkaar vandaan in de grond. Hij deed zijn gewaad uit, maakte de einden vast aan de takken en creëerde op die manier een primitief afdak. Voor het eerst zag Anna dat hij een dun zwart, niet dichtgeknoopt overhemd onder zijn gewaad droeg. Het overhemd wapperde in de wind, zijn gespierde lichaam onthullend.

‘Doe een dutje. We hebben een paar uur voordat de hitte afneemt, en dan kunnen we verder. Nu is het tijd om wat krachten op te doen.’ Hij schraapte het hete zand weg, totdat hij de koelere aarde eronder vond.

‘Ga jij ook slapen?’

‘Maak je over mij maar geen zorgen,’ verzekerde hij haar. ‘We zijn nog steeds te dicht bij de stad om allebei onze ogen dicht te kunnen doen.’

Anna installeerde zichzelf en Rashid onder het afdak. Eenmaal op haar zij gelegen, sloeg ze haar gewaad open op de grond en legde Rashid erop neer. Ze zette haar zonnebril af en plaatste die boven op haar hoofd, waarna ze Quamar aankeek. ‘Bedankt dat je ons hebt gered.’

‘Zover is het nog niet.’

‘Dat is waar,’ mompelde ze, en ze sloot haar ogen in een poging haar glimlach te verbergen, ‘dus dat neem ik terug.’

 

‘Zahid, jij vertelt me dat deze vreemdeling is ontsnapt en Anna Cambridge en prins Rashid met zich heeft meegenomen?’

Hassan Al Asadi schoof het goudkleurige zijden gordijn opzij en staarde uit het raam naar de stadslichten onder hem.

Al meer dan vier jaar was hij met de voorbereidingen voor deze coupe bezig geweest. De voldoening golfde door hem heen. Het koninklijke paleis stond boven de stad: een torenhoge mengeling van marmer, ijzer en beton met hoge stenen muren en indrukwekkende koepels. Allemaal koude en harde materialen die de macht binnenin maskeerden. Maar nu was het van hem. En Taer zou dat binnenkort ook zijn.

‘Hij is niet ontsnapt. Ik heb hem laten gaan.’ Zahid rukte zijn sjaal af en liet die aan zijn tulband hangen.

‘Heb je enig idee wie deze vreemdeling is?’ Hassan stelde de vraag met zijn eigen nauwelijks verborgen woede.

‘Quamar.’

Verbaasd keek Hassan hem over zijn schouder aan. ‘Weet je dat zeker?’

‘Ja.’

‘De laatste keer dat hij terugkeerde, was jaren geleden. Waarom nu?’

‘Misschien heeft iemand hem van onze plannen op de hoogte gesteld? Dat zou de reden kunnen zijn waarom hij is gekomen, om nogmaals de held uit te hangen.’

De drie neven waren niet echt dol op elkaar, hoewel Jarek en Quamar wel een echte band hadden opgebouwd. Eerder vanwege hun karakter dan hun leeftijd, gaf Hassan toe. Een feit waar zijn eigen zoon tamelijk gepikeerd over was. Ook al scheelden Jarek en Quamar, beiden achtendertig jaar oud, bijna tien jaar met Zahid.

‘Dan was het een vergissing om hem te laten gaan,’ stelde Hassan vast. Hij keerde terug naar zijn bureau, een grote antieke tafel gemaakt van donker mahoniehout. ‘We hebben te hard gewerkt om nu te falen.’

‘We falen niet, vader.’

Hassan schonk zich wat thee in. ‘Je beseft dat deze beproeving vanavond afgelopen had kunnen zijn als je niet zo dom had gehandeld?’

‘Als ik Quamar gevangen had genomen, zouden we nooit een kans hebben gehad om Bari’s kampement te vinden,’ wierp Zahid tegen, waarna hij poeslief vervolgde: ‘Tenzij Jarek heeft meegewerkt.’

‘Nee, dat is niet het geval.’

‘Dan kan het dagen, zelfs weken duren om Bari op te sporen. Zoveel tijd kunnen we ons niet veroorloven. Wanneer Bari over de opstand hoort, zal hij hulp vragen aan zijn bondgenoten, waaronder president Cambridge. Of de premier van Engeland.’

Zahid liep door het koninklijke kantoor. De stenen pilaren en zwart-witte tegels waren bijna geheel verborgen onder een menagerie van dierenhuiden, schedels en koppen, samen met verschillende traditionele wapens. Een trofeekamer. Hij vertrok zijn lippen in een spottende grijns. ‘Ik ben erin geslaagd iemand te vinden die ons eerst naar Quamar en Miss Cambridge zal leiden en daarna naar Quamars vader. Wanneer ze eenmaal in Bari’s kampement aankomen, vallen we aan. En Bari zal sterven.’ Hij liep naar de open haard en reikte naar de opgerolde gevlochten rijzweep die boven de schouw hing.

‘En Quamar moet ook sterven, vergeet dat niet,’ voegde Hassan eraan toe, voordat hij een slokje thee nam. De zoete muntsmaak kalmeerde, haalde de scherpte uit zijn woede.

‘Ik zal je vertellen wat ik niet vergeten ben.’ Het lange leer onttrolde zich, en het uiteinde gleed naar de grond met een duidelijk hoorbaar gesis. ‘Ik ben niet vergeten dat Quamar, als bastaard, nog steeds onze naam deelt.’ Met een snelle polsbeweging richtte hij de zweep op een hertenkop en sloeg het topje van een oor eraf.

‘Quamars relatie met de Al Asadi-naam verandert niets aan jouw rechten op de troon,’ reageerde Hassan op afgemeten toon. Terwijl hijzelf de voorkeur aan het zwaard gaf, had Zahid zich toegelegd op de kunst van de zweep – een hobby die Hassan had toegestaan, maar soms betreurde. Meestal, wanneer Zahid zijn zelfbeheersing verloor, hield een nietsvermoedende vrouw of een argeloos kind daar littekens aan over. ‘Maar zijn trouw ten aanzien van Jarek kan problemen voor ons veroorzaken.’

‘Bari deed afstand van de troon voor die Italiaanse hoer, en toch hebben hij en zijn zoon trouwe volgelingen,’ merkte Zahid op.

‘Nomaden. Herders. Boeren. Gebruik je verstand, laat je niet door je emoties leiden. Bari kan niet langer gebruikmaken van soldaten.’

‘Het zou er niet toe doen als hij dat wel kon. Ik zal Bari en zijn zoon doden. Daarna neem ik de Amerikaanse vrouw en prins Rashid gevangen,’ zei Zahid, voordat hij de zweep weer oprolde.

Hassan leunde achterover in zijn stoel, zette zijn ellebogen op de armleuningen en vlocht zijn vingers. Een gebruikelijk gebaar, wist Zahid, wanneer zijn vader gefrustreerd of geïrriteerd was. En op dit moment was hij beide.

‘Als hoofdadviseur van de koning kan ik de rest van de wereld slechts een paar dagen op afstand houden. Niet meer dan vier.’ Hassans ogen waren groot, met zware oogleden. Achter de vierkante bril die hij droeg, leken ze bijna komisch, totdat je in zijn koude zwarte irissen keek. ‘Daarna zal het bekend worden. Op dat moment moet de prins hier terug zijn. Robert Cambridge mag dan de president van de Verenigde Staten zijn, maar hij is eerst en vooral vader. Een vader die al een kind heeft verloren.’

‘Hebben we besloten haar terug te geven? Nadat ik met haar klaar ben, uiteraard.’ Zahid tikte met de zweep tegen zijn dij, genietend van de gedachte aan een paar plezierige uurtjes met de dochter van de president.

‘Als je haar eenmaal hebt gevonden,’ zei Hassan spottend, ‘zullen we daarover een besluit nemen.’

‘En Jarek? Is hij niet langer een optie?’ Zahid ging op de hoek van zijn vaders bureau zitten en trok een sigaar uit Jareks humidor. ‘Is hij dood?’

‘Nee, maar zoals ik eerder zei, blijkt hij tamelijk koppig te zijn.’

‘Hij heeft niets gezegd?’

‘De wacht zei dat hij geen spier heeft vertrokken. Hij zat in de naastgelegen cel met zijn hoofd tegen de muur en luisterde slechts naar het gegil van die arme vrouw.’ Hassan zag Jareks gelaatstrekken voor zich – hard als graniet, onmenselijk. ‘Drie uur lang smeekte ze, en hij reageerde niet.’

Zahid keek op, het ongeloof, de hint van onwillige bewondering in zijn vaders stem opmerkend. De jaloezie klauwde aan zijn lijf, en de nagels waren scherp genoeg om hem kwaad te maken. ‘Ik heb wat tijd over,’ zei hij op ontspannen toon, waarna hij het puntje van zijn sigaar bestudeerde. ‘Misschien zou ik… een poging kunnen doen hem te… overtuigen?’

Hassan aarzelde, in de wetenschap dat het risico hoog was dat zijn zoon zich zou laten meeslepen. Maar deed dat ertoe? ‘Oké, maar vermoord hem niet. Nog niet.’

‘En als hij me geen andere keus laat?’

Berustend spreidde Hassan zijn handen met de palmen omhoog. ‘Dan laat hij je geen andere keus.’

Glimlachend maakte Zahid een buiging voor zijn vader, en zonder verder nog iets te zeggen, verliet hij het kantoor, met de zweep nog steeds in zijn hand.

Hassan zuchtte en drukte daarna op de knop van de intercom op zijn bureau. ‘Je hebt het gehoord.’

‘Ja,’ zei de stem aan de andere kant, de toon eerder schor van woede dan van iets anders. ‘En als Zahid faalt?’

‘Hij heeft twee kansen. Hij zal slagen.’

‘Voor jouw bestwil is dat maar beter ook.’