5

 

 

‘Tja, zo gaat het altijd, nietwaar?’ merkte Elizabeth op.

Quamars gezichtsuitdrukking was niet veranderd, maar hij klemde zijn kaken iets steviger op elkaar.

Anna begreep wat ze zag. Quamar Bazan was woedend. Alleen kon hij dat verrekte goed verbergen.

Hij wilde hier niet zijn. Hij wilde de verantwoordelijkheid voor haar of de prins niet hebben. Wat hij wilde, was de Al Asheera vernietigen. De doden wreken. Zijn familie. Maar was Rashid niet ook familie van hem?

‘Sandra, hou jij je met Quamar bezig, terwijl ik voor Miss Cambridge zorg.’

‘Noem me alsjeblieft Anna.’ Terwijl ze dit verzoek deed, schoot Anna’s blik naar Quamar. Het lot had hen samengebracht, het besluit om te overleven uit hun handen genomen. Prins Rashid kwam eerst.

‘Ze blijft bij mij. Ze blijven allebei bij mij.’ Quamar kruiste zijn armen voor zijn borst.

‘Ik ben al vijfendertig jaar de vrouw van een dokter en heb gedurende die tijd wel iets geleerd. Er overkomt haar niets. We zitten een stukje verderop in de gang, Quamar,’ zei Elizabeth, en haar vastberaden woorden lieten geen ruimte voor discussie. ‘Ik zal de deur openlaten.’

Elizabeth nam haar mee naar de laatste slaapkamer op de gang. ‘Ik heb je moeder ontmoet, Anna. Je lijkt heel veel op haar. Net zo slim en diplomatiek. Maar wees voorzichtig, onderschat Quamar niet. Nu…’ Ze liep naar de aangrenzende badkamer. ‘…laat mij jou en de prins helpen opknappen. We hebben niet veel tijd.’

‘De vliegvelden zullen in de gaten worden gehouden, net als alle hoofdwegen,’ stelde Quamar grimmig achter hen vast.

Anna schrok. De man bewoog zich als een boskat.

‘Begrijp je wat ik bedoel?’ fluisterde Elizabeth tegen haar. ‘Het moet gaan zoals híj wil.’

‘We zullen door de Sahara naar mijn vaders kampement reizen.’

Met haar dokterstas in haar handen kwam Sandra de kamer binnen. Ze keek Anna aan en glimlachte. ‘Het lijkt erop dat wij ook naar de slaapkamer zijn verhuisd.’

Anna schudde haar hoofd naar Quamar. ‘Jij bent erger dan de Geheime Dienst.’

Hij trok slechts een wenkbrauw op.

‘Laat me je even onderzoeken, Quamar,’ zei Sandra.

Zonder te protesteren ging hij op de rand van het bed zitten.

‘Hoe erg is de hoofdpijn?’ vroeg ze, voordat ze met een lampje in zijn rechteroog scheen.

‘Te dragen.’

‘Heb je je pillen?’

‘Ja. Maar het doet er niet toe.’

‘Nee. Ik neem aan dat je gelijk hebt,’ reageerde Sandra somber.

Het licht van haar lampje gleed van het ene oog naar het andere. ‘Je hebt rust nodig. De hoofdpijn zal alleen maar erger worden.’

Hij pakte haar hand en haalde die weg van zijn gezicht. ‘Met mij is alles in orde.’

Zonder iets te zeggen, keek ze hem een lang moment aan.

‘Maak je geen zorgen,’ voegde hij eraan toe.

‘Ik kan het niet helpen,’ was haar zachte reactie, waarna ze haar hand lostrok. ‘Ik ben arts. Het is mijn werk.’ Haar stem werd harder bij dat laatste woord. ‘Ik wilde alleen dat ik er beter in was.’

‘Sandra…’

‘Neem je medicijnen in wanneer je kunt, oké?’

‘Oké.’ Zijn glimlach, hoewel kort, veranderde zijn uiterlijk van aantrekkelijk in hartverscheurend knap.

Er liepen kleine waarschuwende speldenprikjes over Anna’s ruggengraat. Ze kreunde in stilte.

Vederlichte vingers raakten haar arm aan. ‘Kom, Anna.’ Elizabeth wierp een blik op haar dochter, daarna op Quamar. ‘Ik neem aan dat je toestaat dat Anna de badkamerdeur dichtdoet?’

Automatisch hield Anna de prins steviger vast. ‘Rashid blijft bij mij,’ zei ze, zich tegelijkertijd realiserend dat haar woorden bijna identiek waren aan die van Quamar eerder.

‘Misschien begrijp je Quamar beter dan ik dacht,’ merkte Elizabeth op.

‘Leg Rashid op het bed neer, Anna,’ beval Quamar. ‘Ik zal op hem letten.’

Ze begon te protesteren, maar wist dat het tijdverspilling was. ‘Dan mag je ook zijn luier verwisselen.’

Quamar gromde. Maar of dat ja of nee betekende, wist ze niet.

Nadat ze Rashid uit de draagdoek had gehaald, legde ze hem op het midden van het bed. Nu hij zes maanden was, had hij een dikke pikzwarte bos haar. Met trillende vingers streek ze hem over zijn hoofdje.

Deze keer legde Elizabeth haar hand licht op Anna’s schouder – de geruststellende aanraking van een moeder. ‘Het komt allemaal goed met hem.’

Zonder op een reactie van Anna te wachten, wendde Elizabeth zich tot Quamar. ‘Het ziet er niet naar uit dat jij kleren nodig hebt, wat maar gelukkig is. Omar is een paar centimeter kleiner dan jij. En magerder. Zijn kleding zou je niet passen.’ Daarna richtte ze zich tot haar dochter. ‘Sandra, haal wat kleren voor Anna uit Jamaals kamer.’ Ze wendde zich weer tot Anna. ‘Dat is mijn zoon. Hij studeert medicijnen in de Verenigde Staten. Hij is tenger gebouwd – zoals heel mijn familie – dus zijn kleren zouden je beter moeten passen.’

‘Mannenkleren?’ informeerde Anna.

Quamar antwoordde voor Elizabeth. ‘Ze zullen op zoek zijn naar een vrouw met een baby. Niet naar twee mannen.’

Peinzend bekeek Elizabeth haar even. ‘Natuurlijk zullen we wel je figuur wat moeten verbergen.’

Anna voelde Quamars blik over zich heen glijden, en ze keek naar beneden. Haar lichaam had duidelijke rondingen; een smal middeltje dat uitliep in weelderige heupen en dijen. Nu ze de draagdoek niet meer omhad, kleefde de pyjama als een tweede huid aan haar vast. Ze droeg geen beha onder het hemdje, iets wat ze alleen ’s nachts deed. Haar borsten waren te groot om op andere momenten zonder beha te kunnen. Plotseling sloegen de vlammen haar uit.

‘En verberg je haar.’ Elizabeth streek over Anna’s blonde lokken. ‘Misschien kun je er een stuk afknippen, zodat je er mannelijker uitziet.’

‘Nee,’ zei Quamar, zo abrupt dat de oudere vrouw haar wenkbrauwen optrok. ‘De tulband zal haar hoofd bedekken. Als die afgaat, zullen ze zien dat haar haar blond is en maakt het niet uit of het lang of kort is. Daar valt niets aan te doen.’

‘Goed dan,’ stemde Elizabeth in. ‘Haar ogen zijn blauw. Die kunnen niet worden verborgen.’

‘Daar valt ook niets aan te doen,’ stelde Anna droog vast. ‘Misschien een zonnebril?’

‘Voor jullie allebei, denk ik’ beaamde Sandra. ‘Een zonnebril kan tegen je hoofdpijn helpen, Quamar.’

Quamar knikte. ‘We zullen water nodig hebben. En wat voedsel.’

‘Jullie moeten ook babymelk hebben,’ zei Sandra. ‘Ik heb een paar blikjes, maar jullie zullen ergens anders nog meer moeten zien te vinden.’ Ze fronste haar voorhoofd. ‘We hebben geen flessen.’

‘Ik heb de fles die ik van zijn kinderverzorgster heb gekregen,’ was Anna’s reactie. ‘En een paar katoenen luiers met veiligheidsspelden. Ze zitten in de draagdoek onder de baby.’

‘Alma?’

‘Dood,’ zei Quamar toonloos. ‘Ze zijn allemaal dood.’

‘Alma heeft ze misleid door een rolkussen in Rashids deken te wikkelen,’ legde Anna uit. ‘Nadat ze naar buiten was geglipt, heeft ze ervoor gezorgd dat de soldaten haar zagen zodat ik kon ontsnappen. Ik besefte niet wat ze deed totdat het te laat was.’

‘Kom, Anna,’ drong Elizabeth zachtjes aan, haar hand al op de deurknop van de badkamer. ‘We zullen later voor de prins zorgen. Terwijl jij je aankleedt, zal ik hem een schone luier omdoen.’

Ze pakte een washandje en zeep. ‘Ga op de rand van de badkuip zitten en til je voeten op. Hoe sneller jij weer helemaal schoon en fris bent, hoe veiliger we allemaal zullen zijn.’

 

De straten waren net voor zonsopgang niet minder intimiderend dan ’s nachts. De scherpe geur van buskruit hing zwaar in de lucht, maar waar het eerst de enige geur was geweest, vermengde die zich nu met de ranzige lucht van bont, urine en uitwerpselen.

Gekleed in een zwart linnen gewaad, volgde Anna Quamar opnieuw door de doolhof aan straten. Op zijn rug droeg hij een zak met proviand. Met Elizabeth’ hulp had ze haar borsten door middel van een lange katoenen doek strak tegen zich aan getrokken, waarna ze de uiteinden van de doek om haar middel had vastgebonden. Dit gaf haar een mannelijker figuur, wanneer haar gewaad door de wind tegen haar lichaam werd geplakt. Het zou meer moeite kosten om de baby onder haar kleren te verbergen.

Quamar manoeuvreerde handig door de stegen. Elke stap was geluidloos en vastberaden. Anna bestudeerde zijn bewegingen, leerde, probeerde hem te imiteren.

Al snel veranderde de omgeving. Witgekalkte appartementen en gezellige straatcafeetjes maakten plaats voor krotten en pakhuizen.

‘Waar zijn we?’ fluisterde ze toen ze stilstonden bij een kraal die zo’n twintig kamelen bevatte.

‘In een van de armste delen van Taer. Hier vallen we minder op.’ Quamar leidde haar naar een van de vastgebonden kamelen, waar hij even stilstond maar daarna weer doorliep.

Anna wist beter dan de andere vragen te stellen die door haar hoofd tolden. Nu was het daar niet het moment voor.

‘We moeten stil zijn,’ fluisterde hij. ‘We mogen hier niet ontdekt worden. Ik heb niet genoeg munitie om in een vuurgevecht verzeild te raken. En we hebben melk voor de baby nodig.’ Pas bij de vierde kameel stopte hij. Met zijn mes sneed hij het touw door waarmee het dier vastzat.

Anna voelde een lichte beweging op haar buik. Het was de enige waarschuwing die ze kreeg. Plotseling kromde Rashid zijn rug, zich tegen haar aan drukkend. Ze zette zich schrap, een seconde voordat de kreet door de stilte van de straat sneed. Snel sloeg ze haar gewaad over haar schouder. ‘Sst, jongen. Alles is goed.’

Rashids donkere ogen keken haar gedesoriënteerd aan, zijn gezicht rimpelde in een felle frons, en hij begon te krijsen.