6

 

 

Jarek Al Asadi kwam bij door een withete pijn die zijn lichaam van zijn borst tot zijn rug uiteen leek te splijten. Bot schuurde tegen bot, en zijn spieren verkrampten in een onbeschrijflijk gevoel.

Hij vocht om zuurstof naar binnen te krijgen, maar met elke ademhaling kwam meer pijn – veroorzaakt door een gebroken rib, misschien twee. Onderzoekend ging hij zijn verwondingen af. De ribben zouden een belemmering vormen, maar hem beslist niet uitschakelen. Zijn tong zat onder het bloed, dat ook van zijn lippen droop – de oorzaak daarvan was óf zijn gebroken neus óf de snee in zijn wang. Hij knipperde, proberend zijn beeld door het zweet en het vuil heen scherp te stellen, en ontdekte dat één oog compleet dicht zat. Dezelfde trap die zijn neus had gebroken, nam hij aan.

Het was pikkedonker, en het stonk naar bloed en zweet. Nogmaals knipperde Jarek met zijn ogen, in de hoop dat de schaduwen ontcijferbare patronen zouden vormen. Staal sneed in zijn polsen, en koude stenen schraapten over zijn huid. Ze hadden hem helemaal uitgekleed en hem naakt in de koude ruimte achtergelaten. Hij hoefde zijn gevangenis niet te zien om te weten dat hij in een oude cel onder het paleis was opgesloten.

Toen hij zijn armen optilde, hoorde hij het gerinkel van kettingen en voelde hij hun gewicht trekken. Hij rukte er één keer aan om zich ervan te overtuigen dat ze hem aan de muur hadden geketend. De kettingen waren net lang genoeg om hem een met een rooster afgesloten afvoer – een dertig centimeter brede pijp in de vloer – te laten bereiken, die waarschijnlijk als wc was bedoeld.

De deur ging met gerammel en een bons open. Er scheen een licht in zijn ogen, waardoor hij zijn ogen even dichtkneep.

‘Ik zie dat je wakker bent, Majesteit.’

Bij het horen van de stem, die hij onmiddellijk herkende, verstijfde hij. ‘Waar is mijn gezin, Hassan? Waar zijn Saree en Rashid?’

‘Saree zul je snel zien. Rashid is een ander geval.’

‘Wat hebben jullie met hem gedaan?’ Angst deed Jarek aan zijn kettingen trekken.

‘Ik heb niets gedaan. Anna Cambridge is met hem ontsnapt. Het zal je genoegen doen dat Alma trouw is gebleven tot het moment waarop ze stierf.’ Hassan liet het licht door de cel schijnen.

Alma dood? Zijn kinderverzorgster was als een moeder voor hem geweest. Hij werd door verdriet overmand. Rashid was veilig. En Anna. Maar Saree? ‘De president zal niet stilzitten terwijl jij achter zijn dochter aan jaagt.’

Het licht kwam terug naar Jareks gezicht, maar niet voordat het Hassan in zijn schijnsel had gevangen. Elk onderdeel van het gezicht van de oudere man was lang en leerachtig gerimpeld – zijn neus, zijn wangen, zelfs zijn voorhoofd. Het was alsof iemand zijn lange witte baard had gegrepen en naar beneden had getrokken, de gelaatstrekken vervormend als bij een stripfiguur.

‘Nee, dat zal hij niet.’ Hassans wrede gelaatsuitdrukking verscherpte, als die van een jakhals vlak voordat hij toeslaat. ‘Daarom heb ik een strak schema.’ Toen Jarek vol afschuw snoof, stak Hassan zijn hand op. ‘Ik wil weten waar Bari’s kamp is. Ik weet dat mijn broer je de route geeft die zijn karavaan neemt, voor het geval er een noodsituatie is. En ik zou dit als een zeer ernstige noodsituatie classificeren.’

‘Loop naar de hel.’

‘Voordat je een overhaaste beslissing neemt, denk ik dat je eraan herinnerd moet worden wat er op het spel staat.’

Er klonk een harde, hoge, vrouwelijke gil. Saree?

Met glibberige handen van het zweet greep Jarek het ijzer achter hem en trok eraan, de verse stroom bloed over zijn handen negerend. ‘Schoft!’ siste hij tussen opeengeklemde tanden door.

Hassan klapte twee keer in zijn handen. Bijna meteen naderde er een bewaker die een vrouw aan haar haren achter zich aan trok.

‘Jarek!’ Met moeite ging Saree rechtop staan. Haar zwarte haar, ooit netjes in een gladde knot, hing in verwarde strengen rond haar gezicht. Haar nachtjapon hing in flarden over haar armen en borst. ‘Je leeft. Ik dacht… Ik dacht…’

Toen ze een stap naar voren probeerde te doen, rukte de bewaker haar terug aan haar haar. Saree schreeuwde en greep naar zijn handen. Met vuisten en voeten haalde ze naar de bewaker uit.

‘Genoeg!’ Hassans korte bevel echode door de ruimte. ‘Als je wilt dat Jarek blijft leven, hou je op met deze nonsens.’

‘Nee!’ Maar ze stopte, terwijl ze hijgend naar adem hapte.

Hassan pakte haar bij de kin en dwong haar hoofd naar achteren. Hij plaatste een mes op haar hals. ‘Ik zou haar nu kunnen doden, Jarek,’ zei hij poeslief, voordat hij het mes naar Sarees wang liet glijden. Uit haar mondhoek druppelde bloed. Hij smeerde het uit. ‘Of haar misschien alleen een beetje beschadigen.’

Er welde een snik uit haar borst op.

Jareks keel trok pijnlijk samen, waardoor zijn woorden schor klonken. ‘Als je haar iets aandoet, vermoord ik je.’

‘Je begrijpt nog steeds niet dat ik gewonnen heb, Jarek. Het is niet langer een kwestie van iemand iets aandoen. Het is een kwestie van wanneer en waar en met hoeveel pijn.’ Hassan zuchtte, waarna hij Sarees kin losliet. ‘Misschien heb je tijd nodig. En wat motivatie.’

Na Sarees haar te hebben vastgepakt, bracht Hassan zijn gezicht dicht bij het hare. ‘Zet haar in de cel hiernaast.’ Hij keek de bewaker even aan. ‘En maak haar dan aan het schreeuwen.’

 

Rashid krijste en zwaaide in een woedend protest met zijn armen.

‘Rennen!’ riep Quamar. Er klonken sirenes, die luider werden, totdat ze het gedreun overstemden van nog een vrachtwagen gevuld met soldaten. ‘Iemand heeft ons opgemerkt.’ Hij vloekte, waarna hij de kameel losliet. Hij sloeg een ander op zijn kont en toen nog een, totdat alle dieren in de kraal wakker waren.

Anna reikte in de draagdoek en haalde de volle fles melk eruit die Sandra had klaargemaakt. Toen ze hem in de mond van de baby probeerde te stoppen, duwde hij hem weg. Rashid krijste nog steeds, maar Anna besteedde even geen aandacht aan hem. ‘Laten we de kameel achter?’ vroeg ze.

‘We hebben geen keus. We moeten snel zijn.’ Van de dichtstbijzijnde kamelen sneed Quamar de touwen door waarmee de beesten aan hun poten zaten vastgemaakt. Sommige gromden en andere snoven, boos omdat ze uit hun slaap waren gehaald.

‘Gebruik de kamelen als dekking en volg me.’ Een seconde lang nam Quamar de omgeving in zich op: vooral pakhuizen, waarin je makkelijk kon verdwijnen.

Er flitsten koplampen tussen de gebouwen door, die de aankomst van twee nieuwe trucks aankondigden. Achter Quamar werd een raam door kogels versplinterd, zodat het glasscherven regende op zijn rug.

‘Ga!’

Hij vuurde en raakte twee van de Al Asheera midden in hun sprong van de achterkant van de truck. Beiden vielen op de grond en bleven bewegingloos liggen.

De kamelen werden van de pakhuizen gescheiden door een gesloten smeedijzeren hek. Quamar richtte zijn geweer en haalde de trekker over. Het slot explodeerde. Daarna gooide hij het hek open en duwde Anna erdoorheen.

De kogels vlogen hen om de oren. Anna gilde, struikelde en viel op haar knieën, wat een explosie van pijn veroorzaakte. Quamar greep haar bij de arm, haar half optillend, half met zich mee trekkend.

‘Blijf lopen!’ Hij nam de gok dat ze haar niet zouden vermoorden, maar de kogels in plaats daarvan gebruikten om haar ertoe te dwingen stil te staan. Systematisch beantwoordde hij hun vuur, grommend wanneer er meer dan een paar soldaten dood neervielen. ‘Naar binnen!’

Hij volgde Anna het terrein van de pakhuizen op. Zijn blik was al gericht op de metalen keet een paar meter verderop. Hij trapte de deur in en duwde haar naar binnen.

Het was een kantoor, niet veel groter dan een tolhuisje, en het bevatte niet meer dan een draaistoel en een metalen bureau. Maar het had een achterdeur.

‘Ga liggen.’

Zonder te aarzelen kroop Anna in de hoek, haar lichaam om de baby gekruld. Rashid kromde zijn rug, zijn wangen glinsterden van speeksel en tranen. Zijn gekrijs was echter overgegaan in schorre snikjes.

Kogels versplinterden de ramen en hagelden tegen de muren boven hun hoofden. Anna slikte een schreeuw in, omdat ze de baby niet nog banger wilde maken met haar eigen angst.

‘Ik kan je een voorsprong geven. Neem de achterdeur. Wanneer je eenmaal buiten bent, loop dan om het pakhuis heen. Blijf dicht bij de muren. In de schaduwen zal het moeilijk voor hen zijn om je te volgen. Het is je enige kans.’

‘Mijn enige kans? Hoe zit het dan met jou?’ Anna verleidde Rashid met de fles, de speen tegen zijn lippen bewegend. Deze keer reageerde hij gretig, en hij nam, tussen hikjes door, grote slokken.

Quamar gluurde uit het raam. Er stroomden Al Asheera uit de trucks, een heel leger mannen met geweren en granaten.

‘Ze moeten denken dat jij hier bij mij bent. Terwijl ik hen afleid, ren jij naar de begraafplaats. Weet je waar die is?’

‘Ja. In de richting van het paleis, voorbij de moskee en de olijfgaard,’ fluisterde ze, haar stem weifelend. ‘Maar het is de verkeerde kant op.’

‘Ze zullen denken dat je naar het vliegveld of de woestijn gaat. Het zal een tijd duren voor ze erachter zijn dat ze het mis hadden.’

‘Je wilt dat ik daar op je wacht, toch?’

‘Nee.’ Hij hurkte naast haar neer en trok haar naar zich toe, totdat hun gezichten slechts door een paar centimeter van elkaar werden gescheiden. ‘Red Rashid. Begrijp je?’ Red jezelf, eiste hij in stilte.

Er ging een trilling door haar heen, die zich in zijn lichaam voortzette. De aandrang om haar dicht tegen zich aan te drukken, overweldigde hem.

‘Neem de rugzak.’ Snel liet hij hem van zijn schouders glijden. ‘Als je denkt dat het veilig is, keer dan terug en ga naar de woestijn. Vind een karavaan. De meeste zijn trouw aan mijn vader. Wanneer Sandra haar telefoontje heeft gepleegd, zal mijn of jouw vader je vinden.’

De paniek greep Anna bij de keel. Quamar zou het niet overleven, en dat wisten ze allebei.