57
Hij rijdt zo hard dat de wielen van de pick-up wegslippen en de auto bijna omslaat als hij aan het eind van de grindweg de verharde weg opdraait. Maar hij klemt zijn handen om het stuur, weet de auto weer recht te krijgen en zodra hij op het asfalt rijdt, geeft hij een flinke dot gas.
Nu hij weer in een rechte lijn rijdt, kan hij zijn telefoon pakken. Hij neemt het toestel in zijn rechterhand, kiest een nummer en houdt het tegen zijn oor.
‘Hallo?’ zegt zijn moeder gespannen.
‘Ik ben het,’ zegt hij.
‘Wat is er gebeurd, Richard? Heb je ze gevonden?’
‘Ja,’ zegt Ricky Haines.
‘En?’
‘Ik heb met ze afgerekend.’
‘O ja?’
‘Met Mullavey in elk geval. En met het meisje ook, tenminste, daar ben ik redelijk zeker van.’
‘Wat?’ Phyllis Pearce geeft de voorkeur aan keiharde feiten. ‘Hoe bedoel je, “redelijk zeker”?’
‘Ik zag haar neergaan. Ik kon niet naar haar toe lopen om haar pols te voelen, want ik werd beschoten door Weaver.’
‘En Weaver? Wat heb je met hem gedaan?’
‘Dat zeg ik. Hij schoot op me. Ik moest ervandoor. Ik kreeg de kans niet om op hem te schieten.’
‘En het notitieboekje?’
‘Dat heb ik niet.’
‘God, je bent een hopeloos geval! Waar ben je nu?’
‘Op de snelweg. Ik kom naar huis.’
‘Nee!’ roept ze. ‘Je moet teruggaan. Je moet het afmaken.’
‘Nee, luister nou. Ik heb hem opgewacht, aan het eind van de weg, de enige toegangsweg, dus Weaver moest daar op een zeker moment langskomen. Ik heb de pick-up in het bos verstopt en ben achter een boom gaan staan. Ik heb een tijdje gewacht, maar toen hij zich niet liet zien, ben ik teruggereden naar het huisje en zag ik dat de boot weg was. Toen leek het me beter me uit de voeten te maken.’
‘De boot? Waar heb je het over?’
‘Ze zaten in een huisje aan Cayuga Lake. Weaver moet er met de boot vandoor zijn gegaan.’
‘Heeft hij je gezien?’
‘Dat weet ik niet. Misschien. En ik weet niet hoeveel Mullavey en het meisje hem hebben verteld voordat ik in actie kwam.’
‘Jezus, wat een puinhoop,’ zegt Phyllis.
‘Misschien valt het mee, ma. Weaver is nu nog de enige die mogelijk iets weet.’
‘En hij heeft waarschijnlijk het notitieboekje.’ Ze kan zich niet langer inhouden. ‘Je had meteen met Mullavey moeten afrekenen, op de allereerste dag. Dat had je moeten doen.’
Ricky is bang dat ze doordraait. Maar hij kent zijn moeder. Hij weet dat ze eerst een hoop ophef maakt, maar dan, als ze is gekalmeerd, gaat nadenken. Ma bedenkt altijd wel een plan. Als het enige tijd stil blijft aan de andere kant van de lijn, gaat hij ervan uit dat ze dat nu aan het doen is.
‘Ik weet wat ik had moeten doen,’ zegt hij. ‘Ik weet dat ik fouten heb gemaakt. Maar ik heb ook dingen goed gedaan, dat moet je toegeven.’
‘Hou je mond,’ zegt Phyllis. ‘Hou je mond en laat me nadenken.’
Hij wacht. Hij voelt de tranen branden achter zijn ogen, knippert een paar keer om weer duidelijk te kunnen zien. Hij denkt aan alle dingen die hij beter had kunnen doen, aan de andere keuzes die hij had kunnen maken. En niet alleen hij. Zij is net zo schuldig als hij, maar ze wordt woedend als hij haar daaraan herinnert.
Uiteindelijk zegt ze: ‘Goed, kom maar naar huis. Ik zal kijken wat ik kan doen.’
Ricky gooit de telefoon op de zitting van de passagiersstoel. Hij voelt zich niet echt opgelucht, maar wel een fractie beter.
Ma bedenkt wel iets.