7
Ik keek toe terwijl de patrouillewagen keerde, de straat uitreed, links afsloeg en uit het zicht verdween. Toen ik ons huis binnenkwam, werd ik opgewacht door Donna.
‘Wat is er aan de hand?’
‘Het is in orde,’ zei ik.
‘Ik vraag niet of alles in orde is. Ik wil weten wat er aan de hand is.’
‘Ik heb een van Scotts kennissen gisteravond een lift gegeven. Ze zijn naar haar op zoek.’
‘Haar?’
‘Ja. Een meisje dat Claire heet.’
‘Heb je een liftend meisje meegenomen?’
‘Ze was niet echt aan het liften. Ze stond bij Patchett’s en vroeg of ik haar naar huis kon brengen. Ze had me herkend en ze zei dat ze Scott kende.’
‘Waar kende ze je dan van?’
‘Ze zei dat ze had gezien dat ik hem bij school afzette. Hoor eens, het goot van de regen. Als jij in de auto had gezeten, had je haar ook meegenomen.’
‘Misschien wel,’ zei ze. ‘Maar begrijp je dan niet dat het voor mij anders is dan voor jou?’
‘Natuurlijk begrijp ik dat.’
‘Voor mij zou het veel minder riskant zijn,’ zei ze. ‘Maar jij? Een jong meisje, ’s avonds laat? Dat vond je wel een goed idee?’
‘Ik heb je verteld waarom ik het heb gedaan.’
Haar mond ging een centimeter open alsof ze opeens aan iets moest denken. ‘Ik weet waarom je het hebt gedaan. Jij dacht dat ze misschien iets wist. Jij denkt dat iedereen misschien iets weet. Als je iedereen onder de twintig in Griffon blijft uithoren, maak je vroeg of laat een uitglijder. Dan ga je te ver en werk je jezelf in de nesten.’
Ze wist de helft nog niet.
‘Dat was niet de reden dat ik haar heb meegenomen. Maar inderdaad, ik was van plan haar een paar vragen te stellen, maar ze snoerde me de mond voordat ik de kans kreeg. Ze zei dat ze niks wist.’
‘Ze zijn allemaal op hun hoede voor je.’
‘En terecht,’ zei ik op scherpe toon.
Donna vertrok geen spier. ‘Het is een obsessie voor je.’
‘Voor mij? Heb ík zo’n dik schetsboek?’ Ik hield mijn duim en wijsvinger een paar centimeter van elkaar.
Nu reageerde ze wel, hoewel maar net zichtbaar. Ik had haar gekwetst. Op vriendelijker toon zei ik: ‘Ik dacht dat jij onze vragen ook beantwoord wilde zien.’
Ze legde haar hand even op de muur naast haar, alsof ze steun zocht. ‘Zou dat alles minder erg voor je maken? Als je weet waar hij dat spul vandaan had? Wie het hem heeft gegeven, of heeft verkocht? Dan heb je je dader. Dan kun je je schuldgevoel van je af zetten. Maar geldt dat ook voor mij? Word ik dan ook vrijgesproken? Hou je dan eindelijk op mij net zo veel verwijten te maken als jezelf?’ Ze boog haar hoofd, bracht haar vingers naar haar slapen, masseerde ze en zei: ‘Stel dat je te weten komt wie het is geweest. Stel dat je hem zelfs zover krijgt dat hij bekent. Wat dan? Geef je hem dan aan? Of ga je voor eigen rechter spelen?’
‘Daar kan ik nu niet over praten,’ zei ik.
‘En nog iets anders, wie het ook was, als die persoon het niet had gedaan, was het wel iemand anders geweest. Wat jij nog steeds niet begrijpt is dat het niet gaat om het “wie”. Het gaat om het “waarom”. Waarom heeft hij die rotzooi geslikt? Wat was er zo vreselijk mis met zijn leven dat hij dat spul nodig had om zich beter te voelen?’
‘Ik zei dat ik daar nu niet over kan praten.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Donna op quasi-berustende toon. ‘Wanneer komt het je beter uit? Misschien kunnen we een afspraak maken.’
‘Ik maak me zorgen om dat meisje,’ zei ik. ‘Ik geloof niet dat ze is verdwenen vanwege een of ander vriendje dat haar lastigvalt. Ik geloof niet dat ze dan al die moeite zou hebben genomen, dat ze een ander meisje als lookalike zou inzetten, alleen om een irritant vriendje te lozen.’
‘Ik weet niet waar je het over hebt,’ zei Donna. ‘Heb je het tegen mij, of tegen jezelf?’
Ik schudde mijn hoofd. ‘Tegen mezelf, denk ik.’
‘Dat is het probleem met jou,’ zei ze, waarna ze zich omdraaide en wegliep.
Het liet me niet los. Ik kon me niet op mijn eigen werk concentreren zolang de politie van Griffon nog op zoek was naar Claire Sanders. Het was waar wat ik had gezegd tegen het meisje dat zich voor Claire had uitgegeven, dat ze me bij de zaak had betrokken, ook al was het misschien niet de bedoeling geweest.
Nu ik wist dat het meisje werd vermist, een dag nadat ik haar een lift had gegeven, dacht ik nog eens goed na over wat ik die avond had gedaan. Ik had het tweede meisje niet moeten laten uitstappen. Ik had op z’n minst moeten vragen hoe ze heette. Ik had haar achterna moeten gaan toen ze van mijn auto was weggerend. Ik had Claire meer vragen moeten stellen. Was er echt een man in een pick-up geweest die haar in de gaten had gehouden? En zo ja, wist ze wie die man was?
Ik had, ik had, ik had.
Aan het verhulde dreigement van agent Brindle, dat ik mocht hopen dat ze haar snel zouden vinden, besteedde ik niet al te veel aandacht. Hoewel er een zekere waarheid school in wat hij had gezegd. Als Claire iets was overkomen – ik wilde niet eens denken aan wat dat zou kunnen zijn – kon ik erop rekenen dat ze zouden terugkomen met meer vragen.
Maar ik liep op de zaken vooruit. Er liepen voortdurend tieners van huis weg, wat niet per se hoefde te betekenen dat ze in levensgevaar verkeerden. Maar ik wist maar al te goed wat ouders doormaakten wanneer ze te lang niets van hun kinderen hoorden en geen idee hadden waar ze uithingen. Alsof je op de bodem van een waterput zat en er niet uit kon. Ik had een redelijk goed idee van hoe Claires ouders zich op dit moment voelden. Waar ik echter mijn twijfels over had, was hun verzoek aan de politie om de zaak discreet aan te pakken.
Maar ik was wel de laatste die kritiek kon hebben op hoe ouders met hun kinderen omgingen.
Ik wilde niet wachten op de resultaten van Haines’ en Brindles discrete zoektocht naar Claire. Ik kon haar net zo snel vinden als zij, zo niet sneller. Want ik wist iets wat zij niet wisten, namelijk hoe Claires vriendin eruitzag. Als ik te weten kon komen wie ze was en haar kon vinden, kon ik Claire ook vinden. Dit meisje moest weten waar Claire naartoe was gegaan. Ze hadden deze verdwijntruc immers samen bekokstoofd?
Ik durfde te wedden dat ik haar naam kon achterhalen zonder zelfs maar de deur uit te gaan.
Ik ging naar de keuken, liep langs Donna, die met haar rug naar me toe bij het aanrecht stond, en pakte mijn laptop. Terug in de woonkamer plofte ik neer in de fauteuil waarin ik de avond daarvoor had zitten mijmeren, en logde in op Facebook.
Maar niet als mezelf. Ik had geen Facebook-account.
Toen ik na Scotts dood op zoek was gegaan naar degene die hem de XTC had geleverd, moest ik eerst te weten zien te komen wie zijn vrienden en kennissen waren. Tien of vijftien jaar geleden zou dat een hoop veldwerk hebben gekost. Had ik er eenmaal één gevonden, dan zou ik hem onder druk zetten om meer namen los te krijgen. En die zou ik dan ook allemaal moeten opzoeken.
Tegenwoordig hoefde je alleen maar in te loggen op het populairste sociale netwerk. Voor zover ik wist waren er nauwelijks jongeren die er níét op zaten, hoewel ik vermoedde dat het niet lang meer zou duren voordat de jongere generatie een andere manier zou bedenken om contact met elkaar te zoeken. Want hun ouders zaten inmiddels ook op Facebook, massaal, wat het een stuk minder leuk maakte, met al hun foto’s en video’s van honden en katten en schattige baby’s, en tenenkrommende clichés als DIT IS JE LEVEN! WEES WIE JE WILT ZIJN! in gekleurde kaders en grote, opvallende lettertypes.
Toen ik begon rond te neuzen op Facebook, moest ik eerst Scotts wachtwoord zien te achterhalen.
Ik was er, in mijn vrije uurtjes, drie dagen mee bezig geweest. Ik typte alles in wat ik kon bedenken, te beginnen met de meest voor de hand liggende opties. Zoals WACHTWOORD. Maar ik wist dat Scott te slim was om zoiets te kiezen. Dus probeerde ik zijn verjaardag, in allerlei variaties. Dag, maand, jaar. Jaar, maand, dag. Enzovoort. Zonder succes.
Daarna probeerde ik de namen van huisdieren. Zo veel hadden we er in de loop der jaren niet gehad. Onze witte poedel, Mitzy, was overreden door een FedEx-truck toen Scott zeven was. Hij had de hond per ongeluk naar buiten gelaten toen hij met zijn vriendjes ging spelen en had gezien hoe Mitzy onder de achterwielen van de truck terecht was gekomen toen ze probeerde eronderdoor te rennen. Dagenlang had hij tranen met tuiten gehuild, waarop wij hadden besloten nooit meer een hond te nemen.
En dan was er nog Howard de Hamster, die drie maanden lang deel van ons gezin had uitgemaakt toen Scott tien was. Hij was uit zijn kooi ontsnapt en we vonden hem een week later, achter de boekenkast, waar hij zich klem had gelopen. Het was geen prettige aanblik geweest.
MITZY en HOWARD leverden niets op.
Vervolgens probeerde ik alles waar hij ook maar enige interesse in had getoond. Titels en personages van films. Beroemdheden. Bekende liedjes en muzikanten. Automerken.
Niets werkte.
Toen, op dag drie, dacht ik aan de twee woorden die hij altijd had gebruikt als hij onze aandacht wilde. Hij had ze geroepen vanuit elk willekeurig vertrek in huis, of als hij de woonkamer binnenkwam. Vanaf het moment dat hij had leren praten tot de dag dat hij...
U weet het inmiddels.
‘Mampap!’ riep hij dan. ‘Mampap!’
Ik probeerde MAMPAP.
En ik was binnen.
Het probleem was alleen dat ik werd overmand door herinneringen en er een vochtig waas voor mijn ogen kwam, zodat het een paar minuten duurde voordat ik zijn lijst van vrienden kon bekijken.
Toen dat eenmaal lukte, zag ik dat hij tweehonderdzeventien vrienden had. Een respectabel, zo niet enorm aantal. Hoewel Scott deel had uitgemaakt van het sociale netwerk, had hij er niet veel mee gedaan. Hij had zelden iets op zijn pagina gezet en als hij dat had gedaan – bijvoorbeeld een videoclip van een van zijn lievelingsfilms of een aflevering van Family Guy, of een link naar een artikel op een van zijn favoriete websites – was er door vrijwel niemand op gereageerd. Er was maar een handvol mensen met wie hij werkelijk berichten uitwisselde, maar dat waren degenen die ik allang had doorgelicht. Soms discreet, soms minder discreet.
Zoals ik had vermoed stond Claire Sanders vermeld als een van Scotts vrienden, maar ze hadden nooit rechtstreeks met elkaar gecommuniceerd. Geen privéberichten die heen en weer waren gestuurd.
Maar op dit moment was ik niet geïnteresseerd in Scotts vrienden. Ik wilde weten wie Claires vrienden waren. Dus ik klikte op haar naam, kwam op haar pagina en zag meteen dat ze meer dan vijfhonderd vrienden had. Dit kon wel even duren. Maar ik had er alle vertrouwen in dat iemand die ze als dubbelgangster had gebruikt, ook een Facebook-vriend van haar zou zijn.
Eerst bekeek ik de weinige foto’s die ze zelf had geplaatst, waaronder de foto die Haines me op zijn telefoon had laten zien. Ik vond nog een paar foto’s die tijdens feestjes waren gemaakt, met daarop het meisje dat ik een lift had gegeven, maar er stonden geen namen bij.
Ik klikte Claires vriendenlijst aan en begon die door te nemen, te kijken naar al die piepkleine gezichtjes, op zoek naar het meisje dat had geprobeerd voor Claire door te gaan.
Dat was eenvoudiger gezegd dan gedaan.
De profielfoto’s waren niet alleen veel te klein, ze waren vaak ook van slechte kwaliteit, of er stonden meer personen op. En veel van Claires vrienden hadden, net als miljoenen anderen op Facebook, geen foto van zichzelf bij hun profiel geplaatst. Zo deed een jongen, Bryson Davies, zich voor als George Clooney. Een andere jongen, Desmond Flint, was Gort, de robot uit The Day the Earth Stood Still. En weer anderen gebruikten afbeeldingen van tekenfilmfiguren zoals Snoopy, of Cartman uit South Park.
Ook de meisjes maakten gebruik van deze optie. Elizabeth Pink, daar was ik van overtuigd, leek vast niet sprekend op Lady Gaga. En als Patrice Hengle op haar profielfoto leek, moest ze dringend naar de dokter, want haar profiel werd opgesierd door een foto van een punt pizza met salami.
Als geen van Claires vriendinnen die een profielfoto van zichzelf hadden geplaatst leek op het meisje naar wie ik op zoek was, zou ik deze accounts nog eens doornemen, om te zien of ik meer representatieve foto’s kon vinden. Tenminste, op de accounts waar ik in kon komen. Want als ze alleen vrienden van Claire waren en niet van Scott, had ik, ingelogd als Scott, waarschijnlijk geen toegang tot hun account.
Al deze nieuwe mogelijkheden om in iemands privéleven te graven brachten een even groot aantal obstakels met zich mee.
Langzaam scrolde ik door de lijst en keek naar de foto’s. Veel meiden kon ik meteen doorstrepen. Ze waren te oud of hadden een andere kleur haar of huid. Elke keer wanneer ik een blond tienermeisje tegenkwam, stopte ik, klikte de foto aan en keek op hun profielpagina of die een betere foto te bieden had. Als ik ontdekte dat het niet het juiste meisje was, ging ik verder met de volgende op de lijst.
‘Je pleegt inbreuk op zijn privacy, weet je dat? Ik hecht nog steeds waarde aan dat soort dingen.’
Ik keek op van het beeldscherm en zag Donna in de deuropening van de keuken staan.
‘Op dit moment pleeg ik inbreuk op de privacy van iemand anders,’ zei ik. ‘Trouwens, zo verdien ik al jaren mijn brood, mocht het je niet zijn opgevallen.’
‘Laat het rusten.’
‘Dit gaat niet over Scott, dat heb ik je al gezegd.’
‘Het gaat over het meisje dat je hebt opgepikt.’
‘Dat ik een lift heb gegeven,’ zei ik.
‘Hoe zei je dat ze heette?’
‘Claire.’
‘Claire wat nog meer?’
‘Claire Sanders.’
Donna’s wenkbrauwen gingen omhoog. ‘Bertram Sanders heeft een dochter die Claire heet. Is zij degene die je een lift hebt gegeven?’
‘Ja.’
‘En zij wordt nu vermist? Kwamen Brindle en zijn partner naar haar informeren?’
‘Dat klopt.’
Ze sloeg haar armen over elkaar. De boosheid op haar gezicht maakte plaats voor mededogen. ‘Wat moet dat vreselijk voor hem zijn.’
‘Voor hem?’
‘Nou, ook voor zijn vrouw – zijn ex-vrouw – natuurlijk. Hij is gescheiden.’
‘Je schijnt veel over hem te weten.’
‘Sanders is de burgemeester, en hij komt vaak op het bureau. Niet dat hij daar erg welkom is, trouwens. Maar hij komt regelmatig binnenvallen om Augie het bloed onder de nagels vandaan te halen.’
Augustus Perry. De korpschef. Iemand wiens geheime privénummer in mijn telefoon stond, en niet alleen om beroepsmatige redenen. Ik dacht aan het artikel in de krant van gisteren, over burgemeester Bert Sanders die met de plaatselijke politie in de clinch lag vanwege zijn aantijgingen over hun te harde optreden. En nu verwachtte diezelfde burgemeester, die iedereen met een politiepenning in Griffon tegen zich in het harnas had gejaagd, dat ze op discrete wijze op zoek zouden gaan naar zijn dochter?
Toch schenen Brindle en Haines daarmee bezig te zijn.
Misschien vond Augustus Perry het wel een goed idee om de burgemeester een plezier te doen. Dat zou hem in de toekomst van nut kunnen zijn. De korpschef vond het wel prettig als hij iets van iemand te goed had.
‘Denk je dat de burgemeester rechtstreeks naar Perry is gestapt?’ vroeg ik. ‘Om hem te vragen zijn dochter op te sporen, zonder er ruchtbaarheid aan te geven?’
‘Mensen zijn bereid flink in te binden als het om de veiligheid van hun kinderen gaat,’ zei Donna. ‘Maar lijkt het je wel verstandig om hier je neus in te steken?’
‘Die zit er al in,’ zei ik, en ik gaf haar een samenvatting van wat er de afgelopen avond was gebeurd. Dat ik misschien een van de laatste mensen was geweest die Claire had gezien voordat ze was verdwenen.
‘Wat weet jij over Bertram Sanders?’ vroeg ik.
‘Hij heeft lesgegeven op Canisius College. Politieke wetenschappen. Heeft een paar boeken geschreven die vrij goed hebben verkocht, geloof ik. Onder andere een flatterend portret van Clinton. Politiek gezien zit hij links van het midden. Hij had nog een paar jaar aan de universiteit kunnen blijven doceren, maar hij heeft ervoor gekozen met vervroegd pensioen te gaan.’
‘Waarom?’
Ze haalde haar schouders op. ‘Misschien had hij er genoeg van. Een vrouwelijke collega van me heeft tien, twaalf jaar geleden les van hem gehad. Hij heeft haar een paar keer mee uit gevraagd.’
‘Rotzooide hij met zijn studenten?’
‘Dat wordt gezegd. Het scheen hem niet te deren dat hij getrouwd was, maar zijn vrouw dacht daar blijkbaar anders over, gezien het feit dat ze bij hem is weggegaan. Maar ondanks deze domper is hij altijd de grote idealist gebleven. Hij gelooft heilig in wat de grondwet wordt genoemd. Hij is zeker geen fan van Augies manier om het rechtssysteem te versimpelen.’
Zo kon je het ook zeggen. Een boef meenemen naar een verlaten plek en zijn neus breken in plaats van hem in staat van beschuldiging te stellen, was inderdaad een manier om de werkdruk van het gerechtshof te verlagen.
Er viel een stilte van tien seconden waarin Donna me alleen maar aankeek.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Dit is zoals het vroeger was,’ zei ze. ‘Zoals we met elkaar praatten. Weet je nog, dat jij ’s avonds thuiskwam en me alles vertelde over waar je mee bezig was?’
‘Donna...’
‘We hebben in weken niet zo veel tegen elkaar gezegd.’ Weer een stilte. ‘Herinner je je mijn vriendin Eileen Skyler?’
‘Wie?’
‘Ze was getrouwd met Earl... Hij werkte op de grenspost bij de Whirlpool Rapids Bridge voordat ze op NEXUS overstapten.’
‘Vaag,’ zei ik.
‘Hun leven kwam op losse schroeven te staan toen hun dochter, Sylvia, omkwam bij dat auto-ongeluk op de South Grand Island Bridge, toen ze werd gesneden door een tankwagen en beide auto’s in brand zijn gevlogen. Sylvia was tweeëndertig. Het jaar daarvoor was haar man bij haar weggegaan.’
‘Ja. Dat weet ik nog.’
‘Ze waren zwaar aangeslagen, wat natuurlijk begrijpelijk is. Maar ze waren er zo kapot van, zo diepbedroefd, dat ze niet meer wisten hoe ze met elkaar moesten praten. Zelfs van de kleinste genoegens van het leven kregen ze een enorm schuldgevoel. En hun levensgeluk hadden ze vooral uit elkaars gezelschap gehaald. Het ging zelfs zo ver dat ze op verschillende verdiepingen van hun huis gingen wonen. Earl kwam binnen door de achterdeur, bij de trap, en woonde op de eerste, waar hij een kookplaatje en een kleine koelkast had neergezet. Eileen gebruikte de voordeur en woonde op de begane grond. Ze had een bed neergezet in het zijkamertje. Ze woonden in hetzelfde huis, maar er gingen soms weken voorbij dat ze elkaar niet zagen of spraken.’
Ik zei niets.
‘Dus wat ik me nu afvraag: is er een kans dat het beter voor ons wordt, of moet ik Gill bellen?’
Gill Strothers was de plaatselijke aannemer en timmerman die in ons huis al diverse kleine klussen had gedaan, hoewel hij meestal grotere dingen deed: een uitbouw, een nieuwe keuken... alles zwart, handje contantje. Hij leverde goed werk.
‘Wil je dat ik hem bel en vraag of hij een trap bij de achterdeur wil maken? Is dat wat je wilt? Ik zeg niet dat ik het wil. Ik wil alleen weten wat jij wilt.’
‘Donna,’ zei ik, terwijl ik vermoeid mijn hoofd schudde en weer naar de rij vierkante fotootjes keek, ‘ik wil niet dat je...’
Op dat moment zag ik haar. Op het beeldscherm. Ze hield haar hoofd een beetje schuin, haar blonde haar viel half over haar voorhoofd en aan de ene kant had ze het achter haar oor gestreken. Maar ze was het. Ik wist het zeker.
‘Krijg nou wat,’ zei ik.
Ik klikte op de naam naast de foto. HANNA RODOMSKI.
Ik keek op om Donna te zeggen dat ik haar had gevonden, maar ze was al weggelopen.