34

Ik beëindigde het gesprek.

Donna zei: ‘Ik ga ontbijt maken.’

Een paar minuten later, in de keuken, leek alles een fractie veranderd. Het was vergelijkbaar met het gevoel dat je hebt nadat er een orkaan is overgetrokken. Je hebt een zware storm uitgezeten, je afgevraagd of het dak niet van het huis zou waaien, of de muren overeind zouden blijven staan en of je auto niet ondersteboven zou liggen.

Maar op een zeker moment is de storm overgetrokken en durf je weer naar buiten te gaan. De zon komt tevoorschijn. Je mist een paar bomen, de elektriciteit is uitgevallen en de helft van de pannen zijn van het dak gewaaid.

Maar je bent er nog.

We schuifelden langs elkaar tijdens onze ochtendroutine, maar zonder het opgelaten gevoel van de afgelopen maanden. Ik legde losjes mijn hand op haar heup, wat ik al lang niet had gedaan. Donna zette koffie voor twee. De laatste twee maanden had ze meestal onderweg naar haar werk een beker koffie gekocht, net als ik, op weg naar de klus waar ik op dat moment mee bezig was.

We zaten aan de keukentafel, aten muffins met jam, en ik opende mijn laptop om de hoveniersbedrijven in Griffon en omgeving op te zoeken. Ik vond er vier, en toen ik hun websites bekeek, zag ik op een ervan – Hooper Gardening – foto’s van oranje pick-ups. Ik schreef het telefoonnummer op. Het was nog geen acht uur ’s morgens, dus ik zou een uurtje wachten voordat ik ze belde.

Er waren andere dingen die ik eerst kon doen.

In de directe omgeving van Iggy’s waren twee zelfbedieningsbenzinestations. Als ik hun camerabeelden van eergisteravond kon bekijken, zou ik misschien meer te weten kunnen komen over die Volvo. Misschien zou ik zelfs een blik op het kentekennummer of de bestuurder kunnen werpen.

Het was niet veel, maar in elk geval iets. Ik dacht ook aan Patchett’s, of ik daar misschien nog iets kon vinden wat de moeite van het nagaan waard was. De eigenares, Phyllis Pearce, scheen ongeveer iedereen te kennen. Misschien kon zij me iets over Claire Sanders en Dennis Mullavey vertellen. Ik had Claires Facebook-pagina nog eens bezocht om te zien of hij in haar vriendenlijst stond, maar ik was zijn naam niet tegengekomen.

Donna was vroeger dan gewoonlijk klaar om naar haar werk te gaan, zodat ze met mij kon meerijden in haar Corolla. Ze boog zich niet opzij voor een kus op mijn wang voordat ze uitstapte, maar ze legde haar hand wel even op de mijne en kneep erin.

We zeiden geen van beiden iets.

Mijn eerste bestemming waren de twee benzinestations aan Danbury Road, op loopafstand van Iggy’s. Ik stopte bij de pomp van het dichtstbijzijnde, stapte uit, vulde de tank voor een kwart met loodvrij en keek om me heen om te zien waar de camera’s hingen. Bij de meeste zelftankstations moest je eerst je creditcard in de gleuf stoppen voordat je kon tanken, zodat je niet kon wegrijden zonder te betalen. En als je met contant geld wilde betalen, moest je naar binnen om te betalen voordat de pomp werd geactiveerd.

De camera’s hadden een belangrijker rol vervuld in de tijd dat de mensen pas na het tanken betaalden. Tegenwoordig hadden de pompeigenaars dat vertrouwen in hun klanten niet meer, maar de camera’s waren blijven hangen.

Hoewel ik al met mijn creditcard had afgerekend, ging ik toch naar binnen, zogenaamd om iets te kopen. Toen ik een briefje van vijf op de toonbank legde en de vrouw die erachter stond om een Mars vroeg, legde ik mijn detectivevergunning ernaast.

‘Wat moet dit voorstellen?’ vroeg de vrouw geschrokken. Ze was een jaar of vijfentwintig en zo mager dat je zou kunnen denken dat ze aan anorexia leed. ‘Bent u van de politie? Want in dat geval: hier ligt de petitielijst. Soms vergeet ik de mensen wel eens te vragen om te tekenen, maar meestal doe ik dat wel. Ik vraag ze dan ook hun adres erbij te vermelden.’

‘Ik ben privédetective,’ zei ik. ‘En het interesseert me niet wie dat ding wel of niet tekent.’

Ze ontspande zich wat meer toen ze dat hoorde. ‘Mooi zo, want ik heb er een hekel aan om het de mensen te vragen. Waarom zou ik verdomme de pr voor de politie moeten doen?’

‘Je hebt helemaal gelijk.’ Ik legde haar uit dat ik op zoek was naar een auto die kortgeleden mogelijk bij haar had getankt.

‘Waarom?’ vroeg ze.

‘Het gaat om een of andere kerel die bij Iggy’s een jong meisje heeft opgepikt.’ Ik zei het op een toon die het ergste deed vermoeden.

‘O, oké. Wanneer was het?’ Toen ik haar de datum en het tijdstip gaf, schudde ze haar hoofd. ‘Sorry. Als er niks is gebeurd, wissen we alles na vierentwintig uur, om te voorkomen dat de harde schijf te vol raakt.’

Ik zuchtte. ‘Was je hier toevallig, eergisteravond? Tussen halftien en halfelf?’

Nu knikte ze. ‘Ja. Ik heb een dubbele dienst gedraaid, want Raul had griep, hoewel ik denk dat hij simuleerde.’

‘Herinner je je misschien een Volvo-stationcar die hier rond die tijd heeft getankt? Zilverkleurig of grijs, denk ik.’

‘U maakt zeker een grapje. Ik kan niet eens zeggen in wat voor auto u rijdt, zelfs al staat hij hier voor de deur.’

Ik bedankte haar, betaalde de Mars en ging naar buiten. Toen ik mijn gordel omdeed, zag ik aan de overkant van Danbury een oude, zilverkleurige Hyundai met getinte ruiten staan. Ik keek ernaar en vroeg me af of het dezelfde auto was die me de afgelopen dag had gevolgd, maar op dat moment kwam de auto in beweging en reed weg.

Het tweede benzinestation was een stukje terug, aan de overkant van de weg. Ik keerde, reed hooguit tien seconden en stopte weer bij een rij pompen. Ook hier vulde ik de tank voor een kwart, zodat Donna voorlopig vooruit kon, en ik keek om me heen of ik camera’s zag. Ik ging naar binnen maar kocht deze keer geen Mars.

‘Het spijt me zeer, meneer,’ zei de Indiase man achter de kassa toen ik hem vroeg of ik de beelden van de beveiligingscamera’s mocht zien, ‘maar die camera’s doen het niet eens. We hebben ze laten hangen om de klanten een beetje in het gareel te houden, maar ze nemen niks op.’

Ik vroeg hem of hij zich een zilverkleurige of grijze Volvo-stationcar van twee avonden geleden herinnerde.

‘Toen was ik er niet,’ zei hij.

‘Wie had er die avond dienst?’

‘Samuel. Hij heeft toen gewerkt. Maar ik kan u garanderen dat hij niks heeft gezien.’

‘Hoe dat zo?’

De man wees naar een stapel blootbladen achter het rek met sigaretten. ‘Samuel zit de hele avond met zijn neus in de porno, en haalt hem er alleen uit als er iemand voor de counter staat.’

‘Ik dacht dat mensen alleen nog porno op internet bekeken,’ zei ik.

‘Samuel is zeventig,’ zei de man. ‘Hij heeft de computer nooit onder de knie gekregen. Het spijt me.’

Het speet mij ook. Het was sowieso een gok geweest. Tijd om iets te gaan doen wat kansrijker was.

Ik haalde het nummer van Hooper Gardening tevoorschijn en toetste het in. Toen ik de vrouw die opnam vroeg naar de eigenaar of bedrijfsleider, zei ze dat Bill Hooper niet op kantoor was. Ik gaf haar mijn nummer en ze zou hem vragen me terug te bellen.

‘Hoe lang gaat dat duren?’ vroeg ik.

‘Al slaat u me dood,’ zei ze.

Ik kon niet blijven wachten en niets doen, dus reed ik naar Patchett’s. Het was nog geen halftien en er was weinig leven te bespeuren. Ze gingen pas om halftwaalf open voor de lunch. De voordeur was op slot, maar toen ik omliep, zag ik de achterdeur openstaan. In de keuken waren twee man bezig met de voorbereidingen voor de rest van de dag.

‘Ik was op zoek naar mevrouw Pearce,’ zei ik.

‘Die komt pas vanmiddag,’ zei de ene man. ‘Om een uur of twee, drie.’

‘Bedankt,’ zei ik.

Als je een tent als Patchett’s runde, was je vooral ’s avonds aanwezig, stelde ik me zo voor. Terug in de auto zocht ik met mijn telefoon haar privéadres op. Er scheen maar één Pearce in Griffon te wonen, op Windermere Drive, de uitvalsweg aan de noordkant van de stad.

Het was een huis waar ik wel honderd keer langs was gereden zonder te weten wie er woonde. Wat me wel was opgevallen, was het imposante voorkomen van het huis. Het stond op een heuveltje en werd omringd door bomen. De huizen hier hadden ruime tuinen en stonden minstens dertig meter van elkaar. De aanblik had iets plantage-achtigs. Twee verdiepingen, een brede veranda met zware, degelijke pilaren en witgeschilderd houten meubilair met kleurige kussens. Het gras was aan de lange kant, maar verder zag alles er keurig verzorgd uit. Op de oprit stond een bruine Ford Crown Victoria.

Ik parkeerde erachter, stapte uit en liep de treden van de veranda op. Vanaf de plek waar ik stond, keek ik neer op Griffon, op de daken van de huizen en de kerktoren in het midden. Ik kon me voorstellen dat je als je hier op de veranda zat het idee had dat je over de stad waakte. Eigenlijk was dit het huis waar Bert Sanders zou moeten wonen.

Ik klopte op de zware houten deur en hoorde voetstappen in de gang.

De deur ging vijftien centimeter open en Phyllis Pearce keek me aan langs de deurpost.

‘Ja?’ zei ze.

‘Mevrouw Pearce?’ vroeg ik. ‘Kent u me nog? We hebben elkaar onlangs...’

‘O, ja, meneer Weaver.’ De deur ging verder open. ‘Hoe is het met u?’

‘Goed, dank u. Sorry dat ik u zo vroeg kom lastigvallen. Ik neem aan dat u vooral ’s avonds in Patchett’s bent.’

‘Dat klopt. Meestal tot tien of elf uur, en soms tot middernacht, maar toch ben ik elke ochtend om zes wakker. Als je ouder bent, heb je minder slaap nodig. Wat kan ik voor u doen, meneer Weaver?’

‘U hebt het vast al gehoord van Hanna Rodomski?’

Haar gezicht betrok. ‘Ja. Afschuwelijk. Ik vind het zo erg.’

‘Ik ben degene die haar lijk onder de brug heeft gevonden en... Zou ik even mogen binnenkomen?’

‘Laten we op de veranda gaan zitten,’ zei ze. ‘Het is lekker weer, nietwaar?’ Phyllis kwam naar buiten en we namen plaats in de witte stoelen. ‘Een onaangename ervaring voor u. Dat u haar heeft moeten vinden, bedoel ik.’

‘Ik was op zoek naar Claire Sanders toen ik gisteravond in Patchett’s was. Het was belangrijk voor me dat ik haar zou vinden, maar nu Hanna is vermoord, is het nog veel belangrijker geworden. Haar vader heeft me gevraagd haar op te sporen. Als ik haar eenmaal heb gevonden en me ervan heb overtuigd dat alles in orde met haar is, ga ik haar vragen of zij een idee heeft wie Hanna vermoord kan hebben.’

Phyllis knikte. ‘Natuurlijk. Maar wat brengt u bij mij?’

‘Gisteravond kreeg ik de indruk dat er in Griffon weinig gebeurt wat u ontgaat. En u had me gezegd dat ik mocht terugkomen als ik meer vragen had.’

Een behoedzame glimlach. ‘Ja, dat heb ik gezegd, hè? Ik betwijfel of ik dingen weet waar u iets aan hebt, maar als u me iets wilt vragen, ga uw gang.’

‘Hebt u Claire wel eens met een jongen, ene Dennis Mullavey, in Patchett’s gezien? Hij valt op, want hij is zwart, en Griffon is nu niet bepaald Motown.’

Phyllis tuitte haar lippen. ‘Het zou kunnen. Maar wat Griffon betreft denk ik dat u wat hard oordeelt. Er wonen hier genoeg donkere mensen. Dr. Kessler, bijvoorbeeld. Zij is hier de lijkschouwer.’

‘Ja, ik ken haar. Maar hebt u Claire en Dennis Mullavey wel eens samen gezien?’

‘Misschien wel.’

‘Ik verwacht een telefoontje van degene bij wie hij de afgelopen zomer heeft gewerkt, maar weet u misschien waar hij vandaan komt? Hij is in elk geval geen Griffoniet.’ Ik glimlachte. ‘Noemen we onszelf echt zo? Griffonieten? Het klinkt als iets wat je in een grot zou kunnen tegenkomen.’

‘Ik zeg altijd “Griffonier”. Niet dat ik altijd zo blij ben dat ik hier woon, maar liever een Griffonier dan een New Yorker.’

‘Het klinkt beter,’ zei ik. ‘Maar goed, hij is niet van hier, en ik wil graag weten waar hij dan wel vandaan komt.’

‘Ik heb geen idee,’ zei ze.

‘Ik had gehoopt dat hij zijn drankjes bij Patchett’s misschien met een creditcard heeft betaald. En dat u de bonnen daarvan nog hebt. Als ik een nummer heb, kan ik contact opnemen met de creditcardmaatschappij en hem op die manier traceren.’

‘En waarom bent u precies naar hem op zoek?’

‘Hij was Claires vriendje. Claire had daarvoor iets met Roman Ravelson, maar ze had het met hem uitgemaakt vanwege Dennis. Maar een week of twee geleden is Dennis opeens uit de stad vertrokken en heeft hij het uitgemaakt met Claire. Zij vond dat heel erg. Ik vraag me af of ze misschien weer bij elkaar zijn, of dat Claire hem achterna is gegaan.’ Ik haalde mijn hand door mijn haar. ‘Ik heb nagedacht over welke reden een jong meisje kan hebben om van huis weg te lopen. Ik kan er maar twee bedenken: angst of verliefdheid.’

Phyllis Pearce dacht hier enige tijd over na. ‘Als ze er met Dennis vandoor is, is het verliefdheid. Waar zou ze, in het andere geval, bang voor moeten zijn?’

‘De problemen tussen haar vader en de korpschef van de politie. Die hebben de laatste tijd nogal wat spanning in dat huishouden veroorzaakt, schijnt het.’

‘Of misschien is het haar vroegere vriendje,’ zei Phyllis.

‘Roman?’

‘We hebben hem een paar keer uit Patchett’s moeten verwijderen. Hoewel dat lot iedere jongeman vroeg of laat wel een keer treft.’

‘Denkt u dat Claire misschien bang was van Roman?’

‘Wie zal het zeggen? En wat meneer Mullavey aangaat, denk ik dat u mijn kennis van het wel en wee in Griffon een beetje overschat. Ik weet vrijwel niks van die jongeman, vrees ik.’

‘Bert Sanders heeft iedereen gebeld die mogelijk kan weten waar Claire naartoe is gegaan. Weet u misschien nog iemand?’

Ze haalde haar schouders op.

‘Wist u dat Hanna en haar vriend Sean Skilling drank afleverden voor Roman Ravelson?’

Ze ging rechtop zitten toen ze dat hoorde. ‘Ik ben onder de indruk,’ zei ze. ‘U begint te begrijpen hoe het er in Griffon aan toegaat.’

‘Roman is oud genoeg om de drank te kopen en Hanna en Sean leverden die af, tot ver buiten de stadsgrenzen. Ik vertel u niks nieuws, toch?’

‘Ja en nee,’ zei ze. ‘Ik wist niet dat Hanna en Sean eraan meewerkten.’

‘Maar u wist het wel van Roman.’

Ze knikte.

‘Vindt u dat vervelend?’

‘Vervelend?’ zei Phyllis. ‘Ziet mijn tent eruit alsof we nood lijden? We zitten zeven avonden per week stampvol. Als Roman de drank voor een paar huisfeestjes wil leveren, doet hij zijn best maar. Is er verder nog iets waarmee ik u kan helpen, meneer Weaver?’

‘Nee, u bent al erg royaal met uw tijd geweest.’ Ik liet mijn blik over de veranda en de omgeving gaan. ‘U hebt een mooi huis, en de locatie is prachtig. Woont u hier al lang?’

‘Mijn eerste man en ik hebben het begin jaren tachtig gekocht. We hebben er in de loop der jaren heel wat aan moeten opknappen. Toen ik Harry leerde kennen, is hij bij me ingetrokken.’

‘En na zijn dood bent u hier gebleven.’ Zeven jaar geleden, had ze geloof ik gezegd.

‘Dat klopt.’ Er verscheen een wrange glimlach om haar mond. ‘Iedereen kent het verhaal, maar u misschien niet, als u hier pas zes jaar woont.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘Nee, inderdaad.’

Ze moest even wat moed verzamelen. ‘Harry kon zo onnadenkend zijn. Een verdomde idioot, dat was hij. Op een avond – het was al laat – haalt hij het opeens in zijn hoofd dat hij wil gaan vissen. Hij hangt de trailer met de boot, zo’n aluminium ding van drieënhalve meter met een buitenboordmotor van tien pk, achter de auto, rijdt naar Niagara Falls, laat de boot te water bij de Robert Moses Parkway, nog geen anderhalve kilometer van de watervallen, en stapt erin.’

Phyllis liet weer een stilte vallen, zette zich schrap voor de rest van het verhaal. ‘Ik vermoed dat hij had gedronken. Ik weet het wel zeker. Als hij nuchter was geweest, zou hij de tegenwoordigheid van geest hebben gehad om een paar roeispanen mee te nemen, en om te kijken of er genoeg benzine in de tank zat. Maar goed, hij vaart wat rond, de tank raakt leeg en de motor slaat af. Hij krijgt hem niet meer gestart. De stroming krijgt vat op de boot, neemt hem mee naar het Canadese kanaal en vervolgens naar Horseshoe Falls.’

‘Goeie god,’ zei ik.

‘Ze noemden het een ongeluk, maar laten we eerlijk zijn, het was op allerlei manieren te voorkomen geweest,’ zei ze. ‘Een domme, domme man, die Harry van me.’ Ze haalde haar neus op en glimlachte. ‘Wat niet betekent dat ik niet van die sukkel hield, maar hij was gewoon iemand wiens hoofd af en toe achterstevoren stond.’

Phyllis Pearce zuchtte en huiverde, alsof ze probeerde de herinnering van zich af te schudden. ‘Iedereen in Griffon kent me als een sterke, taaie tante. Ze zijn bang voor me. Die reputatie zal niet lang standhouden als ik hier als een emotioneel oud wijf zit te sniffen.’

‘Ik zal tegen niemand zeggen dat u gevoelens hebt,’ zei ik.

Ze glimlachte. ‘Dat zou ik op prijs stellen.’

Ik stond op. ‘Bedankt voor uw tijd.’

Zij stond ook op uit haar stoel. ‘Als u iets over Claire hoort, wilt u het me dan laten weten? Ik ben niet haar vaders grootste fan, maar ik hoop oprecht dat haar niks is overkomen.’

‘Dat zal ik doen,’ zei ik, en ik gaf haar een hand. ‘Pas goed op uzelf.’

Ik was bijna terug in de stad toen de politie van Griffon me aanhield en arresteerde.