1

Je moet als veertiger wel oerdom zijn als je stopt voor een tienermeisje dat voor een bar met haar duim omhoog staat. Ook niet al te slim van haar, als je erover nadenkt. Maar we hebben het nu over míjn domheid, niet die van haar.

Ze stond bij de stoeprand. Haar natte blonde haar hing in pieken voor haar gezicht en het neonlicht van de Coors-reclame achter het raam van Patchett’s Bar hulde haar in een onheilspellende, rode gloed. Ze had haar schouders hoog opgetrokken vanwege de regen, alsof dat haar warm en droog zou houden.

Het was moeilijk te zien hoe oud ze precies was. Oud genoeg om te mogen autorijden en misschien zelfs te stemmen, maar waarschijnlijk niet zo oud dat ze alcohol mocht drinken. Zeker niet hier in Griffon, in de staat New York. Misschien wel aan de andere kant van de Lewiston-Queenston Bridge, in Canada, waar de minimumleeftijd om te mogen drinken negentien en niet eenentwintig was. Wat niet betekende dat ze in Patchett’s niet een paar biertjes gedronken kon hebben. Het was algemeen bekend dat je identiteitsbewijs hier niet onder de microscoop werd gelegd voordat je iets kreeg. Als er een foto van Nicole Kidman op stond en je leek meer op Penelope Cruz, nou, dan werd er verder niet moeilijk over gedaan. Bij Patchett’s was het beleid: ga zitten en wat wil je drinken?

Het meisje, dat een grote, rode schoudertas droeg, stond daar met opgestoken duim en keek naar mijn auto toen ik vaart minderde voor het stoplicht op de hoek.

Weinig kans, dacht ik. Een mannelijke lifter meenemen was al een slecht idee, maar een tienermeisje meenemen was een monumentale fout. Een man van begin veertig geeft op een donkere, regenachtige avond een lift aan een meisje dat half zo oud is als hij. Je kon op ontelbare manieren in de problemen raken als je dat deed. Dus bleef ik recht voor me uit kijken toen ik mijn voet op het rempedaal van de Accord zette. Ik wilde net weer gas geven toen er op het raampje aan de passagierskant werd getikt.

Ik keek opzij en zag dat ze zich vooroverboog en me door het raampje aankeek. Ik schudde mijn hoofd, maar ze bleef tikken.

Ik liet het raampje een stukje zakken, net genoeg om haar ogen en het bovenste deel van haar neus te kunnen zien. ‘Sorry,’ zei ik, ‘maar ik heb geen...’

‘Alleen een lift naar huis, meneer,’ zei ze. ‘Het is niet ver. In die pick-up daar zit een of andere engerd. Hij zat naar me te staren en...’ Ze knipperde met haar ogen. ‘Shit, bent u niet Scott Weavers vader?’

En toen werd alles anders.

‘Ja,’ zei ik. Dat was ik geweest.

‘Ik dacht al dat ik u herkende. U kent mij waarschijnlijk niet, maar ik heb u wel eens gezien toen u Scott van school kwam halen. Zeg, het spijt me. Het regent uw auto in. Ik ga wel proberen of ik...’

Een vriendin van Scott kon ik toch niet in de regen laten staan?

‘Stap in,’ zei ik.

‘Weet u het zeker?’

‘Ja.’ Ik zweeg even, gaf mezelf nog één seconde de kans erover na te denken. Toen zei ik: ‘Het is oké.’

‘Goh, bedankt!’ zei ze, en ze opende het portier, ging op de passagiersstoel zitten, nam haar mobiele telefoon van de ene hand in de andere en zette haar tas bij haar voeten op de vloer van de auto. Heel kort, alsof het bliksemde, ging de binnenverlichting aan en weer uit. ‘Jeetje, ik ben doorweekt. Sorry voor de bekleding.’

Ze was inderdaad drijfnat. Ik wist niet hoe lang ze daar had gestaan, maar kort was het niet geweest, want het water droop uit haar haar op haar jack en spijkerbroek. Die broek was tot bovenaan doorweekt, en ik vroeg me af of een langsrijdende auto haar misschien nat had gespetterd.

‘Maak je daar maar geen zorgen over,’ zei ik terwijl ze haar gordel vastklikte. Ik zat nog steeds te wachten tot ze zou zeggen waar ze naartoe moest. ‘Hoe moet ik rijden, rechtdoor, afslaan, of wat?’

‘O... ja.’ Ze lachte nerveus, schudde haar hoofd hard heen en weer, als een spaniël die uit een meer komt, en de druppels vlogen in het rond. ‘Ik bedoel, alsof u zou weten waar ik woon. Rij maar rechtdoor.’

Ik keek naar links en naar rechts en reed de kruising over.

‘Dus je was bevriend met Scott?’ vroeg ik.

Ze knikte, glimlachte en grimaste toen. ‘Ja. Scott was een goeie jongen.’

‘Hoe heet je?’

‘Claire.’

‘Claire?’ Ik rekte de naam uit, als om haar uit te nodigen haar achternaam erbij te zeggen. Ik vroeg me af of ze iemand was die ik al op internet had gecheckt. Ik had haar gezicht nog niet goed kunnen zien.

‘Yep,’ zei ze. ‘Zoals in “Chocolade E. Claire”.’ Ze lachte nerveus. Ze nam haar telefoon van de ene in de andere hand en legde haar vrije hand op haar linkerknie. Er zat een nare schram op de handrug, net onder de knokkels, een centimeter of drie lang, met rafelige randen en een streepje bloed ertussen.

‘Heb je je bezeerd, Claire?’ vroeg ik, knikkend naar de hand.

Het meisje keek ernaar. ‘Ah, shit, dat heb ik niet eens gemerkt. Een of andere idioot in Patchett’s liep me omver en toen sloeg ik met mijn hand tegen de punt van een tafeltje. Niet al te slim.’ Ze bracht haar hand naar haar gezicht en blies op de schram. ‘Ik overleef het wel,’ zei ze.

‘Eerlijk gezegd lijk je me niet oud genoeg om daar klant te zijn,’ zei ik, half ernstig, half grijnzend.

Ze zag mijn blik en hief haar ogen ten hemel. ‘Ja, nou...’

De daaropvolgende minuut zeiden we geen van beiden iets. Haar telefoon, voor zover ik die kon zien in het flauwe licht van de dashboardlampjes, lag met het schermpje omlaag onder haar hand op haar rechterdij. Ze boog zich opzij en keek in de buitenspiegel bij haar portier.

‘U hebt een bumperklever,’ zei ze.

De lichten van de auto achter me waren duidelijk te zien in mijn achteruitkijkspiegel. Het was een SUV of een pick-up, met koplampen die zo hoog zaten dat ze recht door mijn achterruit naar binnen schenen. Ik tikte het rempedaal aan, net genoeg om de achterlichten te laten opgloeien, en de auto achter ons minderde vaart. Claire bleef in de buitenspiegel kijken. Ze leek veel belangstelling te hebben voor onze achtervolger.

‘Alles in orde met je, Claire?’ vroeg ik.

‘Hm? Ja, niks aan de hand.’

‘Je lijkt een beetje gespannen.’

Ze schudde haar hoofd net iets te heftig.

‘Weet je het zeker?’ vroeg ik, en toen ik opzij keek, keek ze me aan.

‘Absoluut,’ zei ze.

Erg goed liegen kon ze niet.

We reden op Danbury, een vierbaansweg, met een vijfde baan in het midden, om links af te kunnen slaan, en aan weerskanten allerlei fastfoodtenten, een Home Depot, een Walmart, een Target en nog een stuk of zes van dat soort alomtegenwoordige zaken, waardoor het moeilijk te zeggen is of je in Tucson of Tallahassee bent.

‘Dus,’ zei ik, ‘waar kende je Scott van?’

Claire haalde haar schouders op. ‘Gewoon, u weet wel, van school. We gingen niet echt met elkaar om, maar ik wist wie hij was. Het maakte me zo verdrietig toen ik hoorde wat er met hem is gebeurd.’

Ik zei niets.

‘Ik bedoel, we doen allemaal wel eens domme dingen, waar of niet? Maar voor de meesten van ons loopt het niet zo slecht af.’

‘Nee,’ zei ik.

‘Wanneer is het ook alweer gebeurd?’ vroeg ze. ‘Want het lijkt wel of het pas een paar weken geleden was.’

‘Morgen is het twee maanden geleden,’ zei ik. ‘Het was op 25 augustus.’

‘Jeetje,’ zei ze. ‘Maar ja, nu ik erover nadenk, we hadden toen geen school. Anders zou iedereen het er in de klas en op de gang over hebben gehad, maar dat is niet gebeurd. Tegen de tijd dat we weer naar school moesten, was iedereen het min of meer vergeten.’ Ze sloeg haar linkerhand voor haar mond en keek me verontschuldigend aan. ‘Zo bedoelde ik het niet.’

‘Het geeft niet.’

Er waren veel dingen die ik haar wilde vragen. Maar al mijn vragen zouden erg beladen zijn, en ik kende haar nog geen vijf minuten. Ik wilde niet op haar overkomen als iemand van de Binnenlandse Veiligheidsdienst. Na het ongeluk had ik Scotts lijst van Facebook-vrienden als een soort leidraad gebruikt, en hoewel er een goede kans was dat ik dit meisje erop was tegengekomen, kon ik haar niet direct plaatsen. Maar ik wist ook dat ‘vriendschap’ op Facebook heel weinig om het lijf had. Scott was bevriend geweest met talloze mensen die hij helemaal niet kende, onder wie enkele bekende striptekenaars en andere halve beroemdheden die hun Facebook-account als promotiemiddel gebruikten.

Ik kon later wel uitzoeken wie dit meisje was. Misschien zou ze een volgende keer een paar vragen over Scott voor me kunnen beantwoorden. Dat ik haar nu een lift gaf op een regenachtige avond zou misschien wat goodwill kweken. Mogelijk wist ze iets wat haar als onbelangrijk voorkwam, maar wat mij verder zou helpen.

Alsof ze mijn gedachten had gelezen zei ze: ‘Er wordt over u gepraat.’

‘Huh?’

‘U weet wel, door de leerlingen op school.’

‘Over mij?’

‘Ja, af en toe. Ze weten wat u doet. Uw werk, bedoel ik. En ze weten waar u de afgelopen maanden mee bezig bent geweest.’

Dat zou me niet moeten verbazen, bedacht ik.

Ze voegde eraan toe: ‘Ik weet niks, dus u hoeft het me niet te vragen.’

Ik maakte mijn blik even los van het natte wegdek om haar aan te kijken, maar ik zei niets.

Haar ene mondhoek kwam een stukje omhoog. ‘Ik kon zien dat u daaraan dacht.’ Ze leek een afweging te maken en zei toen: ‘Niet dat ik het u kwalijk neem, wat u hebt gedaan, bedoel ik. Mijn vader zou waarschijnlijk hetzelfde doen. Hij kan heel principieel en volhardend zijn als het om bepaalde dingen gaat.’ Ze draaide zich half om, zodat ze me kon aankijken. ‘Ik denk dat het fout is om mensen te veroordelen voordat je alles over ze weet. Vindt u niet? Ik bedoel, je moet rekening houden met dingen die misschien in hun verleden zijn gebeurd, waardoor ze anders naar de wereld zijn gaan kijken. Neem mijn grootmoeder; ze is nu dood, maar ze was altijd geld aan het sparen, tot aan haar dood, toen ze al over de negentig was, omdat ze de Depressie had meegemaakt. Ik had daar nog nooit van gehoord, maar ik heb het opgezocht. U weet wel wat de Depressie is, hè?’

‘Ja. Maar geloof het of niet, ik heb die niet meegemaakt.’

‘Maar goed,’ vervolgde Claire. ‘Wij dachten altijd dat oma gierig was, maar ze wilde gewoon wat geld achter de hand hebben voor als het misschien weer slecht zou gaan. Kunnen we even bij Iggy’s stoppen?’

‘Wat?’

‘Daar.’ Ze wees door de voorruit.

Ik kende Iggy’s. Ik begreep alleen niet waarom ik zou moeten stoppen bij Griffons vermaarde ijs- en hamburgertent. Iggy’s bestond al meer dan vijftig jaar, tenminste, dat was me verteld, en had zelfs standgehouden toen McDonald’s nog geen achthonderd meter verderop zijn twee grote gouden bogen langs de weg had geplaatst. Want de mensen van hier, die de Big Mac de lekkerste hamburger aller tijden vonden, gingen nog steeds naar Iggy’s voor hun beroemde, met de hand gesneden frietjes met zeezout, en hun milkshakes van echt roomijs.

Ik had dit meisje aangeboden haar een lift naar huis te geven, maar een tussenstop bij Iggy’s vond ik wat ver gaan.

Voordat ik echter kon protesteren zei ze: ‘Niet om iets te eten, of zo. Maar ik heb opeens zo’n raar gevoel in mijn maag – bier valt niet altijd goed bij me – en het is al erg genoeg dat ik de bekleding van uw auto nat heb gemaakt. Ik wil er niet ook nog eens op overgeven.’

Ik gaf richting aan, nam de afslag naar het restaurant en het licht van mijn koplampen weerkaatste in het glas, terug in mijn ogen. Iggy’s mocht er dan minder gepolijst en gestroomlijnd uitzien dan McDonald’s of Burger King – ze hadden nog steeds witte houten menuborden met zwarte plakletters – maar het had een behoorlijk groot zitgedeelte, waar zelfs op dit uur van de avond klanten zaten. Een verlopen uitziende man met een heel grote rugzak, die alle kenmerken vertoonde van een dakloze die een plek had gezocht om voor de regen te schuilen, zat een beker koffie te drinken. Een paar tafeltjes verderop zat een vrouw die een portie frietjes verdeelde tussen twee meisjes in roze pyjamaatjes, die niet ouder dan vijf konden zijn. Welk verhaal zat hierachter? Ik dacht aan een agressieve vader die te veel had gedronken. Ze zouden hier blijven zitten totdat ze zeker wisten dat hij onder zeil was en ze veilig naar huis konden gaan.

Nog voordat de auto tot stilstand was gekomen, sloeg Claire de draagband van haar tas om haar pols, alsof ze van plan was om er snel vandoor te gaan.

‘Weet je zeker dat alles in orde is?’ vroeg ik terwijl ik de auto op de handrem zette. ‘Ik bedoel, afgezien van je misselijkheid?’

‘Ja... ja, natuurlijk.’ Ze glimlachte, geforceerd en kort. Ik zag de koplampen van de auto die langs ons reed toen Claire de portierhendel vastpakte. ‘Ik ben zo terug.’ Ze stapte uit en sloeg het portier dicht.

Ze hield de tas voor haar gezicht als bescherming tegen de regen en rende naar de ingang. Eenmaal binnen liep ze door naar achteren, waar de wc’s waren. Ik keek opzij naar een zwarte pick-up die een paar plaatsen verderop stond geparkeerd. De auto had getinte ruiten, zodat ik niet kon zien wie er achter het stuur zat.

Mijn blik ging weer naar het restaurant. Daar zat ik dan, ’s avonds laat, te wachten op een meisje dat ik nauwelijks kende – een tienermeisje nota bene – totdat ze klaar was met kotsen nadat ze de hele avond stiekem bier had gedronken. Ik leek wel gek dat ik me in deze positie had laten brengen. Maar nadat ze had gezegd dat een of andere vent in een pick-up iets van haar scheen te willen...

Een pick-up?

Ik keek weer naar de zwarte pick-up, die ook donkerblauw of grijs kon zijn... Dat was moeilijk te zien in de regen. Als er iemand uit was gestapt en Iggy’s was binnengegaan, had ik dat niet gezien.

Wat ik had moeten doen voordat Claire in mijn auto stapte, was tegen haar zeggen dat ze haar eigen ouders moest bellen. Dan konden die haar komen ophalen.

Maar toen was ze opeens over Scott begonnen.

Ik haalde mijn mobiele telefoon tevoorschijn en keek of ik nieuwe e-mails had. Dat was niet zo, maar na die handeling waren er toch weer tien seconden verstreken. Ik drukte op de voorkeuzeknop van de autoradio, NPR uit Buffalo op 88.7, maar ik kon me niet concentreren op wat er werd gezegd.

Het meisje was al vijf minuten binnen. Hoe lang had je nodig om je maag binnenstebuiten te keren? Je ging naar binnen, deed wat je moest doen, plensde wat koud water in je gezicht en kwam weer naar buiten.

Misschien was Claire zieker dan ze had vermoed. Misschien had ze over haar kleren gekotst en had ze tijd nodig om die schoon te maken.

Geweldig.

Mijn hand ging naar de contactsleutel, wilde die omdraaien. Ik kón gewoon wegrijden. Ze had een mobiele telefoon. Ze kon iemand anders bellen om haar op te halen. Ik kon naar huis gaan. Dit meisje was mijn verantwoordelijkheid niet.

Alleen was dat niet waar. Toen ik eenmaal had toegestemd haar een lift te geven en haar veilig thuis te brengen, had ik haar tot mijn verantwoordelijkheid gemaakt.

Ik keek nog eens naar de pick-up. Die stond daar maar.

Ik keek het restaurant weer in. De dakloze en de vrouw met de twee meisjes waren er nog. Ze hadden gezelschap gekregen van een jongen en een meisje van tegen de twintig, die in een zitje bij het raam een grote beker cola en een portie kipnuggets met elkaar deelden. Een man met achterovergekamd zwart haar en een bruinleren jack stond bij de counter, met zijn rug naar me toe, om zijn bestelling te doen.

Zeven minuten.

Wat voor indruk zou dit alles wekken, vroeg ik me af, als de ongeruste ouders van het meisje, die naar haar op zoek waren, hier nu opdoken? Als ze zagen dat ik, de plaatselijke privéspeurneus Cal Weaver, in de auto op haar zat te wachten. Zouden ze geloven dat ik alleen van plan was haar thuis te brengen? Dat ik haar een lift had gegeven omdat ze mijn zoon had gekend? Dat mijn motieven zuiver waren?

Als ik die ouders was, zou ik dat niet geloofd hebben. Bovendien waren mijn motieven niet echt zuiver geweest. Ik had gehoopt dat ik wat informatie over Scott van haar had kunnen loskrijgen, hoewel ik dat idee al snel overboord had gezet.

De hoop dat ze een paar vragen voor me kon beantwoorden was niet wat me nu nog hier hield. Ik kon een jong meisje ver van huis, op dit late uur, gewoon niet aan haar lot overlaten. Of in elk geval niet zonder tegen haar te zeggen dat ik wegging.

Ik besloot naar binnen te gaan om haar te zoeken, me ervan te overtuigen dat alles in orde was en tegen haar te zeggen dat ze vanaf hier zelf maar moest zien hoe ze thuiskwam. Als ze niemand had die ze kon bellen, zou ik haar geld voor een taxi geven. Ik stapte uit de Honda, ging het restaurant binnen en wierp een snelle blik op de tafeltjes en zitjes die van buitenaf niet te zien waren, voor het geval dat Claire daar even was gaan zitten. Toen ik haar nergens zag, liep ik door naar de wc’s achterin, die maar een paar stappen waren verwijderd van de achteruitgang.

Ik aarzelde bij de deur van het damestoilet, schudde mijn zenuwen van me af en duwde die een paar centimeter open.

‘Claire? Claire, alles in orde met je?’

Geen antwoord.

‘Claire? Ik ben het, meneer Weaver.’

Weer geen reactie. Noch van Claire, noch van iemand anders. Dus duwde ik de deur verder open en liet mijn blik door het vertrek gaan. Een paar wastafels, een handendroger aan de muur en drie wc-hokjes. De deuren, die alle drie dicht waren, hadden een saaie beige tint en roestplekken bij de scharnieren. Dertig centimeter boven de vloer hielden ze op, maar onder geen van de drie zag ik voeten.

Ik deed een paar stappen naar voren en duwde voorzichtig tegen de deur van het eerste hokje. De deur, die niet op slot was, zwaaide langzaam open. Ik heb geen idee wat ik verwachtte aan te treffen. Maar al voordat de deur open was, wist ik dat ik niemand zou aantreffen. Wat me op een andere gedachte bracht: stel dat er wel iemand was geweest? Claire, of iemand anders?

Voor iemand als ik was het niet zo slim om hier rond te hangen.

Ik verliet het vertrek, liep met grote passen het restaurant door en keek of ik haar zag. De dakloze, de vrouw met de twee meisjes...

De man met het bruinleren jack, die zonet nog bij de counter had gestaan, was er niet meer.

‘Krijg nou wat,’ mompelde ik.

Het eerste wat me opviel toen ik buitenkwam, was de lege plek waar de zwarte pick-up had gestaan. Meteen daarna zag ik hem. Hij stond aan het eind van de oprit, met knipperende richtingaanwijzer, te wachten tot hij kon invoegen op Danbury. Door die getinte ruiten was het onmogelijk te zeggen of er iemand naast de bestuurder zat.

De pick-up vond een gaatje en voegde in naar Niagara Falls, met loeiende motor en slippende banden op het natte wegdek.

Was dit de pick-up waarover Claire het had gehad toen ik haar bij Patchett’s had laten instappen? En als dat zo was, had die ons dan gevolgd? Was de man met het leren jack de bestuurder? Had hij Claire overmeesterd en haar ontvoerd? Of was Claire tot de conclusie gekomen dat hij minder bedreigend was dan ze aanvankelijk had gedacht en liet ze zich nu, om het goed te maken, door hem naar huis brengen?

Verdomme.

Mijn hart zat in mijn keel. Ik was Claire kwijtgeraakt. Hoewel ik haar aanvankelijk niet eens in mijn auto had willen hebben, was ik nu in paniek omdat ik niet wist waar ze was. Allerlei gedachten schoten door mijn hoofd terwijl ik probeerde te bedenken wat ik moest doen. Moest ik de pick-up achternarijden? De politie bellen? Of moest ik dit hele verdomde incident maar gewoon vergeten?

Ik moest de pick-up achterna.

Ja, dat leek me het meest logische. Ik moest hem inhalen, naast hem gaan rijden en kijken of ik een glimp van het meisje kon opvangen, om er zeker van te zijn dat ze...

Daar was ze.

In mijn auto. Op de passagiersstoel, met haar gordel al om. Haar blonde haar hing voor haar ogen.

Ze zat op me te wachten.

Ik haalde een paar keer diep adem en liep terug naar de auto. ‘Waar hing je verdomme uit?’ vroeg ik terwijl ik instapte en de binnenverlichting een paar seconden aanging voordat ik het portier met een klap dichttrok. ‘Je bleef zo lang weg dat ik me zorgen begon te maken.’

Ze leunde naar rechts, van me vandaan, en staarde uit het zijraampje. ‘Ik ben door de andere deur naar buiten gegaan toen u binnenkwam, denk ik.’ Ze zei het bijna mompelend en haar stem klonk heser dan daarvoor. Het overgeven had blijkbaar zijn tol geëist.

‘Je hebt me flink aan het schrikken gemaakt,’ zei ik. Maar het had geen zin om haar meer verwijten te maken. Ze was mijn kind niet en over een paar minuten zou ik haar thuis afzetten.

Ik reed het parkeerterrein af, voegde in op Danbury en reed door in zuidelijke richting.

Ze bleef tegen het portier leunen alsof ze de afstand tussen ons zo groot mogelijk wilde houden. Als ze opeens bang van me was, waarom was ze dat dan niet geweest voordat ze bij Iggy’s naar binnen was gegaan? Ik kon niet bedenken wat ik gedaan zou hebben wat haar bang had gemaakt. Of was het omdat ik het restaurant was binnengegaan om te kijken waar ze uithing? Had ik een of andere grens overschreden?

Er zat me nog iets dwars, afgezien van wat ik gedaan zou kunnen hebben. Het was iets wat ik had gezien toen ik instapte en de binnenverlichting een paar seconden aan was.

Iets wat nu pas tot me doordrong.

Haar kleren, om te beginnen.

Die waren droog. Haar spijkerbroek was niet langer donker gevlekt van de regen. Ik kon moeilijk mijn hand uitsteken en die op haar knie leggen om te voelen of de stof droog was, maar ik was er redelijk zeker van. Ze wilde toch niet beweren dat ze in de wc’s haar broek had uitgetrokken en die onder de handendroger had gehouden? Die dingen waren amper krachtig genoeg om een paar waterdruppels van je handen te blazen. Een hele spijkerbroek drogen zou uren duren.

Maar er was nog iets. Iets wat me nog meer dwarszat dan de droge kleren. Misschien dacht ik het alleen maar en had ik het verkeerd gezien. Het licht was tenslotte maar een paar seconden aan geweest.

Ik moest het opnieuw aandoen als ik zeker van mijn zaak wilde zijn.

Mijn vingers vonden het knopje van de binnenverlichting naast de stuurkolom. ‘Sorry,’ zei ik. ‘Ik dacht dat ik mijn zonnebril bij de Home Depot had laten liggen.’ Ik voelde met mijn rechterhand in het kleine bergvak op het dashboard. ‘Ah, hier heb ik hem.’

En ik deed de binnenverlichting weer uit. Maar het was lang genoeg geweest om me ervan te overtuigen.

Haar linkerhand. Die was gaaf.

Geen schram of snee.