44

Op weg naar de Skillings, met mijn gedachten bij wat ze op dit moment doormaakten nu hun zoon was gearresteerd, moest ik opeens denken aan Scott, toen hij pas zes was, jaren voordat de problemen begonnen.

In die periode had hij vaak nachtmerries en kwam hij midden in de nacht naar onze slaapkamer.

‘Ik heb eng gedroomd,’ was elke keer het verhaal. Donna en ik vonden het dan goed dat hij bij ons in bed kroop, hoewel we ons afvroegen of we niet te soft voor hem waren en hiermee misschien bewerkstelligden dat hij tussen ons in zou blijven slapen totdat hij ging studeren.

Maar dat was iets van later zorg, besloten we destijds, en als ik er nu op terugkijk, ben ik blij dat we hem tussen ons in hebben laten slapen, met de dekens opgetrokken tot onder zijn kin en zijn hoofd in de zachte kloof tussen onze kussens.

Op een nacht was ik degene die een nachtmerrie had. Het was een terugkerende, die me nog steeds af en toe plaagde. In de nachtmerrie sla ik de dronken automobilist met zijn hoofd op de motorkap van zijn auto. Ik heb hem vast bij zijn haar, dat een stevige grip biedt, en beuk hem met zijn gezicht op het zwarte plaatstaal, alsmaar weer, totdat het me duidelijk wordt dat zijn hoofd niet meer aan zijn lichaam vastzit. Ik merk wat ik heb gedaan en draai het losgelaten hoofd om, zodat ik hem recht in de ogen kan kijken.

‘Ik heb mijn les geleerd,’ zegt hij, en hij grijnst. ‘En jij? Heb jij de jouwe geleerd?’

Ik werd altijd badend in het zweet wakker. Deze specifieke nacht was Donna niet wakker geworden van mijn gedraai, gewoel en – heel soms – geschreeuw. Ik durfde niet meer te gaan slapen, was bang dat ik dat hoofd weer zou zien, dus ik schoof voorzichtig uit bed en ging naar beneden, naar de keuken. Ik dronk een glas water bij het aanrecht, ging aan de keukentafel zitten en dacht aan de fouten die ik had gemaakt, aan hoe we in Griffon terecht waren gekomen.

Ik had daar een minuut of tien gezeten toen ik voelde dat er naar me werd gekeken. Scott stond in de deuropening, en mijn hart sloeg een slag over. Ik probeerde niet te laten blijken dat ik me bijna dood was geschrokken.

‘Wat doe jij op?’ vroeg ik.

‘Ik zag licht branden,’ zei hij.

‘Je hoort ’s nachts niet door het huis te zwerven.’

‘Wat ben je aan het doen?’ vroeg Scott.

‘Gewoon, zitten.’

‘Heb je eng gedroomd?’

Ik aarzelde. ‘Eerlijk gezegd wel, ja.’

‘Waar ging het over?’

‘Dat zeg ik liever niet.’

Hij knikte. ‘Ben je bang dat de droom opnieuw begint als je weer gaat slapen?’

‘Ja, een beetje.’

Hij dacht hier even over na. Toen kwam hij met een oplossing. ‘Je kunt bij mij komen slapen.’

Ik nam nog een slok water en zette het glas neer. ‘Oké,’ zei ik.

Hij wachtte terwijl ik het glas op het aanrecht zette en het licht uitdeed. Vervolgens pakte hij mijn hand vast en nam me mee naar zijn kamer alsof ik niet wist waar die was.

Hij had een eenpersoonsbed. Ik ging aan de zijkant liggen, met mijn rug tegen de muur. Scott kwam er ook in en vlijde zich tegen me aan.

‘Niet snurken,’ zei hij. ‘Dat doe je vaak.’

‘Ik zal mijn best doen.’

Binnen een paar seconden sliep hij. Bij elke ademhaling voelde ik zijn borst op en neer gaan. Het gestage ritme kalmeerde me. Voordat ik het wist sliep ik ook en liet de nare droom, in elk geval de rest van die nacht, me met rust.

Voor de tweede keer in korte tijd zat ik in de woonkamer van de familie Skilling. Adam en Sheila zaten in fauteuils tegenover me. Ik zat op de bank. Op de salontafel tussen ons in stond een dienblad met koffie, die Sheila blijkbaar was gaan zetten meteen nadat ze mij aan de telefoon had gehad. Er kwam damp vanaf toen ze de koffie in de porseleinen kopjes schonk.

‘Melk? Suiker?’ vroeg ze, over de salontafel gebogen. Beide stonden vlak voor mijn neus. Plus een schoteltje met koekjes. Soms doe je in extreme stresssituaties heel gewone dingen om je verstand niet te verliezen. Zoals koffiezetten. Koekjes bakken. Of een kast opruimen.

‘Jezus, hij kan zelf wel suiker in zijn koffie doen,’ snauwde Adam Skilling.

Sheila ging onmiddellijk zitten en sloeg haar hand voor haar mond alsof ze een schreeuw moest smoren.

‘Meneer Weaver,’ zei Adam, ‘onze zoon kan soms domme dingen doen, zoals alle jongens van zijn leeftijd, maar hij heeft Hanna niet vermoord.’

‘Vertel me wat er is gebeurd,’ zei ik.

Meteen nadat ik Sean had achtergelaten op de brug waaronder ik Hanna’s lijk had gevonden, had hij zijn ouders gebeld en waren ze naar hem toe gekomen. Ramsey en Quinn – de Skillings hadden gevraagd of ze hun penning mochten zien en hadden de namen opgeschreven – probeerden hem nog steeds te verhoren, maar Sean had blijkbaar mijn advies ter harte genomen en had zijn mond gehouden.

Ongeveer zes uur later, toen de Skillings waren opgestaan – niet dat ze ook maar een oog hadden dichtgedaan – had Sheila twee agenten bij Seans Ranger op de oprit zien staan. Ze hadden de portieren geopend en leken iets te zoeken.

‘Waren het dezelfde agenten die Sean de avond daarvoor probeerden te verhoren?’

Sheila was erin geslaagd haar schreeuw binnen te houden, haalde haar hand van haar mond en zei: ‘Nee, andere. Twee mannen, geen man en een vrouw.’

‘Hebben jullie hun namen ook genoteerd?’

‘De ene...’ Ze zweeg even. ‘De ene heette Haines...’

Adam onderbrak haar. ‘Brindle, zo heette de andere.’

‘Hoe hebben ze de portieren open gekregen?’ vroeg ik.

‘Ik denk dat Sean ze niet op slot had gedaan,’ zei Adam. ‘Toen u hier gisteren was en ik hem had gebeld met de mededeling dat hij onmiddellijk thuis moest komen, is hij rechtstreeks naar binnen komen rennen, blijkbaar zonder eraan te denken ze op slot te doen.’

‘Dus de Ranger heeft de hele nacht niet-afgesloten op de oprit gestaan?’ vroeg ik.

De twee keken elkaar aan, keken allebei weer naar mij en knikten. ‘Ik denk het,’ zei Adam.

‘Dus jullie zagen ze buiten bezig. En toen?’

Sheila zei: ‘Ik ben naar Seans kamer gerend om het tegen hem te zeggen. Hij lag in bed, maar hij was wakker. Hij is naar buiten gerend, alleen in zijn boxershort, en ik ben hem in mijn kamerjas achternagegaan. Adam was al buiten, aangekleed en wel... Hij is altijd eerder klaar dan wij.’

Adam zei: ‘Ik vroeg wat ze verdomme aan het doen waren, en zei dat ze een gerechtelijk bevel moesten hebben om een auto te mogen doorzoeken, maar de oudste van de twee, die Brindle, keek me alleen maar aan en lachte. Op dat moment kwam Sean naar buiten, ook roepend dat ze het recht niet hadden om in zijn auto te kijken. Brindle ging voor Sean staan en hield hem tegen, zodat Haines kon doorgaan met het doorzoeken van de cabine en het handschoenenkastje.’

Adam vloekte binnensmonds voordat hij zijn relaas vervolgde. ‘Die verdomde Brindle duwde Sean achteruit. Hij werd handtastelijk. Ik vind dat we een klacht tegen hem moeten indienen, wegens mishandeling. Ik heb het er met mijn advocaat over gehad, dat we hem moeten aanklagen. Ik vind het ongelofelijk dat ze ons zo behandelen. Ik heb altijd een goede werkrelatie met de politie van Griffon gehad. Ze hebben al hun auto’s van mij. Als ze problemen hebben, sturen we meteen een monteur naar ze toe. En nu durven ze Sean zo te behandelen.’

Ik schudde mijn hoofd. ‘U hebt nu wel ernstiger zaken aan uw hoofd.’

Sheila zei: ‘We stonden daar maar terwijl zij die auto binnenstebuiten keerden, en we voelden ons zo machteloos. We wisten niet wat we moesten doen.’

‘Ik heb eerst mijn vaste advocaat gebeld,’ zei Adam Skilling. ‘Meteen. Ik belde hem uit bed. Maar hij is niet thuis in criminele strafzaken, dus heeft hij me de naam gegeven van...’

‘Onze zoon is geen crimineel,’ zei Sheila.

‘Jezus, dat weet ik ook wel,’ zei hij. ‘Maar je laat je zoon niet vertegenwoordigen door iemand die zich normaliter met onroerend goed bezighoudt als hij van moord wordt beschuldigd.’

Bij het horen van het woord ‘moord’ sloeg Sheila opnieuw haar hand voor haar mond.

‘Vertel me wat ze hebben gevonden,’ zei ik.

Adam zei: ‘De jongste, die Haines, zegt ineens zoiets als: “Hé, wat hebben we hier?” Hij kijkt onder de zitting van de passagiersstoel, haalt er een bundeltje kleding onder vandaan, en dat blijkt dus een spijkerbroek en een... eh... slipje te zijn.’

Sheila huiverde.

Adam vervolgde zijn verhaal. ‘Ik ging bijna over mijn nek. Ik kon mijn ogen niet geloven. Toen we de dag ervoor moesten wachten tot de politie klaar was met Sean, hadden we gehoord dat dat meisje, Hanna, van onderen niks aanhad, u weet wel, vanaf hier.’ Hij wees naar zijn riem.

‘Hoe reageerde Sean?’

‘Sean was verbijsterd. Toen hij zag wat Haines ophield, begon hij tegen hem te schreeuwen, dat het niet waar was dat hij die kleren onder de stoel had verstopt, absoluut uitgesloten. Hij beschuldigde de politie ervan dat zij het er hadden neergelegd.’

Als Sean Skilling Hanna had vermoord, zou dit betekenen dat hij zo dom was geweest om de kleding van het meisje onder de stoel van de Ranger te leggen en daar de hele dag te laten liggen. Als hij een aandenken aan zijn daad wilde hebben, zou hij daar dan geen betere bergplaats voor hebben geweten dan zijn eigen auto? Ergens waar niemand het zou vinden? En was het redelijk om aan te nemen dat Sean, die al zo vaak met Hanna naar bed was geweest, überhaupt een aandenken aan zijn daad zou willen hebben?

Ik vroeg: ‘Is Sean de enige die in de Ranger rijdt?’

Sheila zei: ‘Ik gebruik hem wel eens. Adam ook. Maar verder is het Seans auto.’

‘Waar ik aan denk is het volgende: stel dat jullie zoon het zou hebben gedaan en dat hij de kleding onder de stoel zou hebben verstopt, liep hij dan niet het risico dat een van jullie die zou vinden? Zo dom is Sean toch niet?’

Adam schudde zijn hoofd. ‘Nee. Bovendien zijn kinderen heel bedreven in het wissen van sporen als ze iets voor hun ouders willen verbergen.’ Hij grimaste. ‘En Sean is zeker geen uitzondering.’

‘Wat is er daarna gebeurd?’

Adam zei: ‘Brindle stopte de kleding in een bewijszak.’ Hij hield op met praten, alsof hij bang was dat hij zou instorten voordat hij uitgesproken was. ‘En toen hebben ze onze jongen gearresteerd.’

‘Ze hebben hem handboeien omgedaan,’ zei Sheila. ‘Dat was toch nergens voor nodig? Wat dachten ze dat hij zou doen? Dat hij met ze op de vuist zou gaan?’

Adam zuchtte. ‘Zoals Sheila al zei, hebben ze hem geboeid, achter in de auto gezet en meegenomen. We mochten hem later wel weer even zien. Hij zit er helemaal doorheen.’

‘U moet hem uit de gevangenis zien te krijgen,’ zei zijn vrouw. ‘Er kan hem daar van alles overkomen.’

‘En toen zijn ze weggereden?’ vroeg ik. ‘Ze hebben in de Ranger gekeken, hebben Sean gearresteerd en zijn vertrokken?’

Ze knikten allebei. Sheila haalde haar neus op.

‘Hebben ze verder niks doorzocht?’

‘Zoals?’ vroeg Adam.

‘Zijn ze niet in Seans kamer geweest? Hebben ze niet in zijn kast gekeken? Zijn computer meegenomen? De garage doorzocht? Helemaal niks?’

Adam schudde zijn hoofd. ‘Nee, alleen de auto.’

Haines en Brindle hadden precies gevonden wat ze wilden vinden, en hadden dat verbazingwekkend snel gedaan. Maakte het doorzoeken van de Ranger deel uit van het politieonderzoek en hadden ze gewoon geluk gehad? Of waren ze getipt over het bewijsmateriaal in de auto? Was Seans beschuldiging, dat de kleding erin was gelegd, geloofwaardig? En zo ja, wie had het dan gedaan? De politie zelf?

Ik merkte dat het me moeite kostte om alle verschillende aspecten van de zaak uit elkaar te houden.

‘Ik zou u graag nog een paar andere vragen willen stellen,’ zei ik, ‘die misschien niet direct in verband hiermee staan.’

Seans ouders keken me aan alsof ze op de uitslag van een röntgenfoto wachtten.

‘Wisten jullie dat Sean en Hanna geld verdienden met de bezorging van bier en sterkedrank bij minderjarigen?’

‘Wat?’ riep Sheila. ‘Dat kan niet. Dat is bespottelijk.’

‘Het is waar. Roman Ravelson was oud genoeg om legaal drank in te kopen en Sean en Hanna leverden die af, in en tot ver buiten Griffon. Er zat een toeslag op de drank en Sean en Hanna kregen daar een deel van.’

Sheila schudde heftig haar hoofd. ‘Nee, dat kan ik niet geloven.’

Adam Skilling had nog niets gezegd.

‘Zelfs als het waar is, waarom is het dan belangrijk?’ vroeg Seans moeder.

‘Alles is nu belangrijk,’ zei ik. ‘Ze reden overal naartoe en er werd contant afgerekend, dus kans genoeg om in de problemen te raken. Er kunnen mensen zijn die zich bedrogen of tekortgedaan voelden. Het gaat om contant geld. Er kan iemand zijn die een of andere grief tegen Hanna of Sean koestert. Of er is misschien iets anders gaande. Ik wil gewoon alles weten wat er te weten valt.’

‘Om Sean te kunnen helpen,’ zei Adam Skilling. ‘Om te kunnen aantonen dat hij onschuldig is.’

Ik aarzelde. ‘Ik zal mijn best doen Sean zo veel mogelijk te helpen, maar ik werk op dit moment niet voor hem, of voor u. Het is mijn taak om Claire Sanders te vinden. Als ik daarin slaag, is Sean er misschien ook mee geholpen, want er is een goede kans dat Claire me de ontbrekende informatie kan leveren. Wat jullie nodig hebben is een goede advocaat.’

‘Die hebben we,’ zei Adam. ‘We hebben Theodore Belton in de arm genomen.’

Ik kende Teddy Belton. ‘Prima advocaat. Bij hem zijn jullie in goede handen.’ Ik stond op. ‘We houden contact. Als jullie iets over Claire horen, of iets anders wat voor mij van belang kan zijn, laat het me alstublieft weten. En als ik iets hoor waarmee Sean gebaat kan zijn, neem ik onmiddellijk contact met jullie op.’

Daarna zei ik tegen Adam: ‘Kan ik u buiten nog even spreken?’

Ik gaf een kneepje in Sheila Skillings hand en liep naar de deur, op de voet gevolgd door Adam. Toen we op de oprit stonden, zei ik: ‘Het viel me op dat u niks te zeggen had toen ik vertelde waar Sean zich zoal mee bezighoudt.’

‘Ik moet bekennen dat ik wel een vermoeden had,’ zei hij. ‘Ik heb een keer een paar kratten bier in de laadbak van de pick-up gevonden, onder een dekzeil, en daar heb ik hem over aangesproken. Hij zei dat hij die moest bewaren voor die jongen van Ravelson, dat die het bier had gekocht en niet in de gelegenheid was geweest het mee naar huis te nemen, dat Sean het later naar hem toe zou brengen.’

‘En u geloofde hem niet.’

Hij kneep even zijn lippen op elkaar. ‘Nee. Hoor eens, ik wil geen slechte dingen over dat arme meisje zeggen – God hebbe haar ziel – maar ik verweet het Hanna. Dat meisje had een slechte invloed op hem. Ze was gek van geld en was bereid de regels aan haar laars te lappen om het te krijgen.’

‘Sean had nee kunnen zeggen.’

Hij keek me verwijtend aan. ‘Weet u nog toen u zelf zo oud was? Wat u allemaal gedaan zou hebben om een leuk meisje als zij tevreden te houden?’

De garagedeur stond halfopen en ik zag een auto staan, een pick-up. Het verbaasde me dat de politie die niet had meegenomen, zoals ze met mijn auto hadden gedaan. Er waren redenen genoeg om Seans Ranger te confisqueren, aangezien ze Hanna’s kleding erin hadden gevonden.

Ik vroeg: ‘Hebben ze Seans pick-up niet meegenomen?’

‘Huh?’ zei Adam, en toen zag hij waar ik naar keek. ‘O, die is niet van Sean. Dat is de mijne.’

Ik keek nog eens goed en zag dat hij donkergrijs was, niet zwart zoals die van Sean. En hij was groter dan de Ranger. Een F-150.

‘Tenminste, hij is niet echt van mij,’ legde Adam uit. ‘Het is er een die ik een paar dagen van de zaak heb geleend. Ik rij elke week in een andere auto.’

‘Eergisteravond,’ zei ik langzaam, en ik rekte de lettergrepen uit, ‘wat deed u toen?’

‘Dat weet ik niet meer,’ zei hij. ‘Waarschijnlijk was ik thuis, bij Sheila.’

‘U reed niet ergens rond?’

Hij dacht na, zo leek het. ‘Dat zou ook kunnen.’

‘U was toch niet Sean en Hanna aan het volgen, hè?’

Adam raakte geïrriteerd. ‘Natuurlijk niet. Waarom vraagt u dat?’

‘Omdat u bij Iggy’s was. U was daar niet lang nadat Claire was binnengekomen en Hanna naar buiten kwam en in mijn auto ging zitten.’

Hij wist even niet wat hij moest zeggen, had een paar seconden nodig om zich te herstellen. ‘Hoe... Wie heeft u dat verteld?’

‘U staat op de beelden van de bewakingscamera van Iggy’s. Ik heb ze gezien. Wat kwam u daar doen? Het lijkt me een wat raar tijdstip om de deur uit te gaan voor een hamburger.’

‘Ik heb geen... Ik heb alleen een koffie besteld,’ protesteerde hij.

‘Het kan me niet schelen wat u hebt besteld. Ik wil weten waarom u daar was.’

‘Goed dan,’ zei Adam Skilling verslagen. ‘Ik heb wat rondgereden. In de hoop ergens Sean in zijn pick-up te zien. Ik had geen goed gevoel over waar hij de laatste tijd mee bezig was, dus rond halftien ben ik de deur uitgegaan en heb ik een rondje gemaakt langs de plekken waarvan ik weet dat hij er wel eens komt. Maar daar was hij niet, ik heb hem nergens gezien. Toen ik op weg was naar huis, ben ik bij Iggy’s gestopt voor een beker koffie. Dat is alles.’

‘Dat is alles,’ herhaalde ik.

‘Wat? Denkt u... Wat denkt u eigenlijk?’

‘Ik vind het een beetje vreemd dat u het me nu pas vertelt. Dat u hebt rondgereden in Griffon en op zoek was naar uw zoon terwijl al deze andere dingen gaande waren.’

‘Er viel niks te vertellen. Kijk, ik wilde niet dat Sheila zich zorgen zou maken over Sean, over waar hij mee bezig was, dus heb ik tegen haar gezegd dat ik naar de showroom ging om nog wat papierwerk te doen. Dat is alles.’

‘Toen Hanna wel eens bij Sean bleef slapen, ergerde u zich daaraan,’ zei ik. ‘Dat hebt u gezegd. Dat u het maar niks vond dat ze in haar ondergoed door het huis paradeerde.’

Hij begon te blozen. ‘Ik... Dat heb ik zo niet gezegd. Ik vond het alleen niet fatsoenlijk wat er allemaal in mijn huis gebeurde. Probeert u iets te suggereren, meneer Weaver? Ik dacht dat u ons wilde helpen. Dat u aan onze kant stond.’

‘Ik sta aan Hanna’s kant,’ zei ik. ‘En aan die van Claire. Aan wiens kant ik nog meer sta, weet ik nog niet.’