27
Zoals beloofd kwam de taxi na vijf minuten aanrijden. Haines en Brindle stonden tegen hun patrouillewagen geleund, om op mijn auto te passen totdat de takelwagen kwam om hem weg te slepen. Ik zwaaide vriendelijk naar ze toen we het parkeerterrein afreden.
‘Ik ben benieuwd wat die smerissen van plan zijn,’ zei de vrouw achter het stuur toen ik op de achterbank mijn gordel omdeed.
‘Moeilijk te zeggen.’
‘Weet u wat ik denk?’
‘Nou?’
‘Dat er straks een paar kilo drugs in die auto liggen.’
‘Wie weet,’ zei ik, en opeens kreeg ik een inktzwarte gedachte. Ik wist dat er nu geen drugs in de auto lagen. Ik hoopte dat dat nog steeds zo zou zijn als de takelwagen arriveerde.
‘Waar gaan we naartoe?’
Ik gaf haar het adres van Bert Sanders.
‘Het huis van de burgemeester?’ vroeg mijn chauffeur.
‘Ja.’
‘Ik heb hem een paar keer thuisgebracht toen hij niet meer in staat was zelf achter het stuur te gaan zitten. Niet dat ik er een oordeel over vel. Het overkomt ons allemaal wel eens. Weet u, ik ben allang blij dat iemand als de burgemeester zo verstandig is om niet zelf in beschonken toestand naar huis te rijden. Het bevalt me wel als gekozen overheidsmensen zo slim zijn.’
Vijf minuten later stopten we voor het huis. ‘Het kan even duren,’ zei ik. Er stond al zeven dollar op de meter, dus ik gaf haar een briefje van twintig om er zeker van te zijn dat ze op me zou wachten.
‘Neem uw tijd,’ zei ze. ‘Misschien doe ik in de tussentijd wel een dutje. Maar jaag me alstublieft niet de stuipen op het lijf als ik zit te pitten wanneer u weer instapt.’
Deze keer stond er een vijf jaar oude zwarte Buick op de oprit, en ik zag maar één verlicht raam op de bovenverdieping. Afgezien van Sanders’ dure pakken schetsten de auto en het bescheiden huis het beeld van een relatief sobere, pretentieloze levenshouding. Veel mensen denken dat alle burgemeesters in landhuizen wonen en dat ze zich door de stad bewegen in Lincoln Town Cars met chauffeur. Sommigen doen dat ook. Een oude vriend van me uit Promise Falls was ooit chauffeur van de burgemeester en reed hem daadwerkelijk rond in zo’n auto. Maar de realiteit was dat kleinere Amerikaanse steden meestal door gewone mensen werden bestuurd. Ze zitten in schoolbesturen, gemeenteraden en watercommissies. Het zijn je buren, mensen die je in de Walmart en bij het Exxon-benzinestation kunt tegenkomen.
Sanders was ongetwijfeld wat intelligenter dan de meeste andere burgemeesters van kleine steden. Hij was docent op de universiteit geweest en had boeken geschreven. Maar hij had zijn stemmers ervan overtuigd dat hij een van hen was, dat hij voldoende zichzelf was gebleven om als een gelijke gezien te worden, hoewel de openbare vergadering van de afgelopen avond de indruk wekte dat niet iedereen daar zo over dacht. Ik had niet op hem gestemd, maar ik had al jaren, bij welke verkiezing ook, niet op iemand gestemd. Na een tijdje krijg je er genoeg van om leugenaars te belonen.
Want dat zijn het, stuk voor stuk, leugenaars.
Sanders had me tijdens ons gesprek van eerder vanavond evenmin voor zich gewonnen. Ik ging ervan uit dat onze tweede ontmoeting niet veel beter zou verlopen.
Ik zette mijn duim op de deurbel en haalde hem er niet meer vanaf. Onmiddellijk begon de gong achter de deur te slaan. Ding-dong, ding-dong, ding-dong, ding-dong.
Ik keek door het raampje en zag in het lichtschijnsel vanaf de eerste verdieping het silhouet van een man de trap af komen. Hij knoopte de ceintuur van zijn badjas dicht en riep: ‘Oké! Oké!’
De verandalamp boven mijn hoofd ging aan, ik hoorde het geluid van een grendel en de deur zwaaide open.
‘Jezus christus,’ zei hij. Een pluk van zijn haar stond overeind. Hij had in bed gelegen, dat was duidelijk. ‘U weer. Hebt u enig idee hoe laat het is?’
Ik zette mijn hand tegen de deur toen hij probeerde die dicht te duwen. ‘We moeten nog eens praten.’
‘Ga van mijn veranda af.’
Ik duwde wat harder, tot de opening groot genoeg was om me erdoorheen te wurmen.
‘Ga weg, zei ik,’ zei Sanders.
‘Dus u hebt het nog niet gehoord,’ zei ik. ‘Er heeft – wat men noemt – een ontwikkeling plaatsgevonden in de wisseltruc die Claire en Hanna gisteravond hebben uitgehaald.’
‘Ik heb u al gezegd dat ik daar niet over wil praten.’
‘Hanna is dood.’
Het was alsof ik hem met een stuk hout voor zijn hoofd had geslagen.
Eerst verbijsterde stilte, en toen: ‘Wat?’
‘Hanna Rodomski is vermoord. Ik heb haar lijk onder een brug gevonden. Iemand heeft haar bij haar keel gegrepen en gewurgd.’
Nog steeds met stomheid geslagen pakte hij de trapleuning vast om in evenwicht te blijven. ‘Dat... mijn god, dat kan niet waar zijn.’
‘We kunnen ernaartoe rijden als u me niet gelooft. Ik denk niet dat ze het lijk al hebben afgevoerd.’
‘Dit is... dit is afschuwelijk.’ Meer tegen zichzelf dan tegen mij zei hij: ‘Dit slaat nergens op, absoluut nergens op.’
‘Natuurlijk slaat het nergens op. Waarom zou het verdomme ergens op slaan?’
‘Ik kan het gewoon niet... Ik had geen idee dat ze zo ver zouden gaan.’
‘Wie?’ vroeg ik. ‘Over wie hebt u het?’
‘Een whisky,’ zei hij, terwijl hij de trapleuning losliet en naar de keuken liep. ‘Ik moet iets te drinken hebben.’
Hij opende een kastje, haalde er een glas en een fles whisky uit, schonk zich drie vingers in en sloeg het in één keer achterover. Hij wilde zich nog eens inschenken, maar ik greep zijn pols vast en dwong hem de fles terug op het aanrecht te zetten.
‘Vertel me wat er verdomme aan de hand is, Sanders.’
‘Ik weet niet wie Hanna heeft vermoord,’ zei hij. ‘Echt niet, ik zweer het.’
‘En Claire? Waar is Claire?’
Hij bracht zijn hand naar zijn voorhoofd, alsof het hele gebeuren hem een kolossale migraine bezorgde. Toen, vrijwel meteen, leek hij zich te herstellen en keek hij me met een duivelse grijns aan.
‘Ah, ik snap het al. Ik heb door wat jullie proberen te doen.’ De grijns mondde uit in een korte lach. ‘Heel slim. Jullie hadden me bijna te pakken.’
‘Te pakken? Denkt u dat dit een grap is?’
‘Geen grap. Een truc.’
‘O ja? Kom mee, dan.’ Ik greep hem vast bij de schouder van zijn badjas. ‘Er staat een taxi voor de deur te wachten. We rijden ernaartoe, dan kunt u haar zelf zien. Tenminste, wat er van haar over is nadat een paar hongerige honden zich aan haar te goed hadden gedaan.’
Hij rukte zich los, waardoor de badjas van zijn schouder schoof, bijna tot aan de elleboog. Met een theatraal gebaar trok hij de badjas weer op, probeerde zijn waardigheid terug te vinden, maar de schrik was te groot.
‘Goeie god, honden?’ Hij sloeg zijn hand voor zijn mond, alsof hij braakneigingen had, maar haalde hem toen weer weg. ‘Oké, zelfs al is het waar wat u me over Hanna vertelt, dan is dat voor mij nog geen reden om u te vertrouwen. Ik weet best waar jullie op uit zijn. Door me dit gruwelijke nieuws over Hanna te vertellen denken jullie zeker dat ik nu zal zeggen waar Claire is.’
‘Dus ze houdt zich ergens schuil?’
‘Nee, ze houdt zich niet schuil. Ze is gewoon... weg.’
‘Wanneer hebt u voor het laatst iets van haar gehoord? Jezus, Sanders, de beste vriendin van uw dochter is vermoord. Als Claire mijn kind was, zou ik haar onmiddellijk bellen om me ervan te verzekeren dat alles oké met haar is.’
‘Als er problemen waren geweest, zou ze me gebeld hebben...’ Hij zei het meer tegen zichzelf dan tegen mij.
‘Als Claire in de problemen zit, kán ze u misschien niet bellen.’
‘Nee, haar moeder. Die zou me gebeld hebben. Alles is prima in orde.’ Sanders knikte, alsmaar weer, als een hond op de hoedenplank van een auto.
‘Dus Claire is bij haar moeder? In Canada?’
Hij sloeg zijn hand weer voor zijn mond en mompelde iets, alsof ik niet mocht horen wat hij hardop dacht.
‘Geef antwoord,’ zei ik. ‘Is ze bij haar moeder?’
Hij haalde de hand van zijn mond. ‘Ik weet dat Augustus Perry uw zwager is. En dat hij u gebruikt om te weten te komen waar ze is.’
‘Dat meent u toch niet, hè?’ zei ik. ‘Augie heeft verdomme net mijn auto laten confisqueren. Trouwens, wat zou het verband tussen hem en Claire moeten zijn?’
Sanders zei niets, maar bleef me met grote ogen aankijken.
‘Luister, ik heb u verteld hoe ik hierbij betrokken ben geraakt, en daar heeft de korpschef niks mee te maken gehad. Claire heeft me om een lift gevraagd. Zij en Hanna hebben met mijn hulp hun wisseltruc uitgehaald en nu is Hanna dood. Ik zal te weten komen wat er precies gaande is, met of zonder uw hulp.’
‘Ik heb u niks meer te zeggen,’ zei Sanders.
‘Vertel me dan alleen of ze nog in leven is. Dat weet u toch wel?’
Voordat hij kon antwoorden, viel door de ramen van de woonkamer het licht van de koplampen van een auto naar binnen, van rechts naar links, tot in de keuken. Sanders rende naar het raam en trok de vitrage opzij om naar buiten te kijken.
‘Wat is er?’ vroeg ik.
‘Er staat een auto voor de deur, met de lichten uit. Er zit iemand in.’
‘Dat is mijn taxi. Ik heb de chauffeur gevraagd op me te wachten.’
‘Maar die lichten dan?’
‘Gewoon een voorbijrijdende auto, neem ik aan,’ zei ik. ‘De vrouw van hiernaast vertelde me dat er de laatste tijd vaak patrouillewagens in de straat geparkeerd staan. Alsof ze uw huis observeren.’
Hij keek me boos aan. ‘Hebt u met mijn buren gesproken? En dan probeert u me wijs te maken dat u niet in het complot zit?’
‘Wat voor complot? Waarom observeert de politie uw huis? En waarom denkt u dat de korpschef daarbij betrokken is?’
Toen ik geen antwoord kreeg, probeerde ik het op een wat vriendelijker toon. ‘Meneer Sanders, echt, ik wil u alleen maar helpen. Ik probeer Claire te helpen. Als Claire voor iemand op de vlucht is, vertel me dan wie dat is, dan kunnen we er werk van maken en kan Claire naar huis terugkomen.’
Hij bleef me aankijken in het flauwe licht dat vanaf de bovenverdieping omlaag scheen. ‘Hoe lang woont u hier al, meneer Weaver?’
‘Nog niet zo lang. Zes jaar.’
‘Bent u hier gelukkig?’
‘Dat was ik,’ zei ik.
De veranderde toon van mijn stem ontging hem niet. ‘Uw zoon,’ zei hij. ‘Ik heb het gehoord van uw zoon.’ Hij slikte. ‘Ik vind het heel erg.’
Ik hoefde niet te vragen van wie hij het had gehoord. Iedereen in Griffon wist ervan. Het lag voor de hand dat Claire het op een zeker moment tegen hem had gezegd.
‘Maar voordat uw... Voor die tragische gebeurtenis... Was u toen gelukkig in Griffon?’
Ik kon me bijna niet voorstellen hoe ons leven er tot twee maanden geleden uit had gezien. We hadden toen al meer dan een jaar problemen met onze zoon, hoewel we ook toen nog goede momenten hadden gekend. En voordat Scott troost had gezocht in verdovende middelen, zou je kunnen zeggen dat we gelukkig waren. Of misschien was het tevreden.
Maar ik voelde er niets voor om dat met Bert Sanders te bespreken. ‘Ik begrijp niet waar u naartoe wilt.’
Hij vroeg: ‘Voelde u zich hier veilig?’
Ik aarzelde. ‘Ik denk het wel.’
‘De politie van Griffon... die doet goed werk, nietwaar?’
Ik dacht aan de petitie. ‘Onze politie is top.’
Dat bracht een glimlach om zijn mond. ‘Hebt u de petitie getekend?’
Ik schudde mijn hoofd.
Hij knikte, leek het te waarderen. ‘Wat een verrassing.’
‘Ik begrijp niet wat dit te maken heeft met...’
‘Op een avond, in het park, liep er een jongen rond met een luchthoorn... U weet wel, zo’n toeter op een spuitbus? Een van de leden van ons prachtkorps ging naar hem toe, zette de toeter op zijn oor en drukte net zo lang op de knop tot de spuitbus leeg was. Die jongen kan voor de rest van zijn leven niks meer horen met dat oor. Zijn ouders hebben geprobeerd ons ervoor verantwoordelijk te stellen, maar raad eens wat er gebeurde? Uw zwager vond drie agenten die bereid waren te verklaren dat die jongen hartstikke dronken was geweest en dat hij de toeter zelf op zijn oor had gezet.’ Hij keek me doordringend aan. ‘Als u het aan de mensen in Griffon vraagt, zullen de meesten zeggen dat hij het over zichzelf had afgeroepen.’
Ik zei niets. Hij had gelijk.
‘Als het alleen zo was dat ze af en toe te ver gingen, dan konden we een oogje toeknijpen en doen alsof er niks gebeurd was. Dat is de heersende mening in deze stad. Een of ander stuk tuig dat een pak slaag krijgt en buiten de stadsgrens bij kennis komt, wie ligt daar wakker van? Maar als Augustus Perry en zijn bende er niet voor terugdeinzen om al op dat niveau de regels te negeren, waartoe zullen ze dan nog meer in staat zijn? Wat gebeurt er met alle drugs en het zwarte geld dat ze de daders afpakken? Als er geen proces komt, hoeft het niet als bewijs te dienen. En waarom zien ze door de vingers wat er bij Patchett’s gebeurt? Gelooft u niet dat Phyllis Pearce ze af en toe wat geld toeschuift?’
‘Hebt u daar bewijs van?’
Hij lachte. ‘Bewijs. Ja ja...’
Ik had geen tijd voor deze discussie. ‘Meneer Sanders,’ zei ik, ‘vertel me alleen waar Claire is. Dan breng ik haar thuis. Dat is mijn werk.’
Hij scheen me niet te horen.
Hij vroeg: ‘Denkt u dat die patrouillewagens hier in de straat staan om mij te beschermen? Denkt u dat echt?’
‘Waarom zegt u niet gewoon waarom ze er volgens u staan?’
‘Niet om me een veilig gevoel te geven, in elk geval. Eerder het tegenovergestelde. Om me te intimideren. Om ervoor te zorgen dat ik me gedeisd houd.’
‘Ik begrijp nog steeds niet wat dit...’
Ik stopte met praten. Ik had iets – of iemand – op de bovenverdieping gehoord.