43

De vrouw zegt tegen hem: ‘Ik ga je iets vragen en zou graag willen dat je helemaal eerlijk tegen me bent.’

Hij zit in zijn rolstoel en ontwijkt haar blik. ‘Natuurlijk,’ zegt hij.

‘Heb je in dat boekje andere dingen opgeschreven dan je normaliter doet?’

‘Ik... ik heb je al gezegd dat ik het nergens kan vinden. Ik wil dat je een nieuw boekje voor me koopt, dan kan ik weer gaan schrijven.’

‘Ik weet dat je het aan die jongen hebt gegeven. Dat heb je pas zelf toegegeven. Ik wil weten wat je erin hebt geschreven.’

‘Gewoon, wat ik altijd opschrijf. Niks om je zorgen over te maken.’

‘Maar je schrijft er altijd datums bij.’

De man zegt niks.

Ze zet haar beide handen in haar zij. ‘Hoe heb je dat verdomme kunnen doen? Kun je me dat vertellen?’

‘Ik weet het niet.’ Hij zegt het zo zacht dat ze hem maar net kan verstaan.

‘Als hij het aan iemand geeft, iemand die zich jouw... gewoontes van vroeger herinnert, jezus, hoe heb je dat kunnen doen?’

‘Het spijt me. Ik...’

De rest hoeft ze niet te horen. Ze loopt de kamer uit, sluit de deur achter zich en doet het hangslot erop. Bij de wasmachine en de droger staat haar zoon.

‘Die man wordt mijn dood nog eens,’ zegt zijn moeder. ‘Wat kom je doen?’

‘Ik denk dat die detective dichter in de buurt begint te komen.’

Zijn moeder knikt. ‘Hij lijkt me iemand die niet gauw opgeeft.’

‘Maar dat is juist goed,’ zegt de zoon. ‘Ik laat alles een tijdje rusten. Voorlopig, terwijl ik hem in de gaten houd.’

‘We moeten een noodplan maken,’ zegt ze, en ze dempt haar stem nog meer. ‘Als het meisje en die knul uit eigen beweging terugkomen voordat Weaver ze vindt, moeten we daarop voorbereid zijn. Dan moeten we alles kunnen ontkennen en kunnen aantonen dat die knul liegt. Kunnen zeggen dat we geen idee hebben waar hij het over heeft.’

De zoon leunt tegen de wasmachine, slaat zijn armen over elkaar en schudt zijn hoofd. ‘Bedoel je dat je pa ergens anders wilt onderbrengen?’

De vrouw aarzelt. ‘Zo zou je het kunnen zeggen.’

‘Maar waar? Waar kan hij naartoe waar we ook voor hem kunnen zorgen?’

Zijn moeder zegt niets. Haar zwijgen spreekt boekdelen.

‘Nee, moeder. Dat kunnen we niet doen.’

‘Ik hou dit niet vol,’ zegt ze. ‘Echt niet.’

‘Hoor eens, laat me eerst kijken hoever Weaver komt. Als we iemand uit de weg moeten ruimen, begin ik liever bij hem en de anderen dan bij pa.’

‘Natuurlijk,’ zegt ze. ‘Dat spreekt vanzelf.’

‘Jezus, die Weaver is net zo’n lastpak als zijn zoon was. Met hem is het tenminste afgelopen zoals de bedoeling was.’