10
Hij was altijd in mijn gedachten. Dat gold voor de periode tot aan zijn dood, maar ook nu, twee maanden erna, was dat nog steeds zo. Als een zacht, zoemend geluid dat, wat je ook deed, altijd op de achtergrond aanwezig was.
Ik dacht aan hoe hij was geweest, aan de dingen die we samen hadden gedaan. Momenten. De beelden die erbij hoorden. Soms waren het aangename herinneringen, soms ook niet. Soms waren ze als bakens tijdens een reis.
Scott was acht toen de school belde omdat hij had gevochten. Donna kon niet weg van haar werk en ik zat tussen twee klussen in, dus ging ik ernaartoe. Toen ik binnenkwam, zat hij op de bank naast de deur van het kantoor. Hij staarde naar zijn knieën, en zijn benen waren nog zo kort dat hij met de neuzen van zijn gympies net de vloer kon raken. Hij schommelde zijn voeten langzaam heen en weer.
‘Hoi,’ zei ik, en hij keek op. Zijn ogen waren rood, maar hij huilde niet meer. Ik ging naast hem zitten, onze dijbenen raakten elkaar en hij leunde tegen me aan.
‘Ik dacht dat het goed was wat ik deed,’ zei hij.
‘Begin bij het begin.’
‘Mickey Farnsworth had een steen naar een auto gegooid en ik heb dat tegen de juffrouw gezegd. Ze zei dat ze geen tijd had, en daarna is ze het vergeten, denk ik. In de pauze schold Mickey me uit voor klikspaan. Hij begon me te slaan, ik sloeg terug en nu hebben we allebei straf.’
‘Waar is Mickey?’ vroeg ik.
‘Zijn moeder is hem komen halen. Zij schold me ook uit voor klikspaan.’
Dat maakte me goed nijdig, maar ik moest me nu beheersen. Het was namelijk niet voor het eerst dat Scott had geklikt. Hij kon er slecht tegen wanneer anderen ongestraft dingen deden, maar als hij dat dan wilde rechtzetten, raakte hij vaak zelf in de problemen.
Welkom in het echte leven.
‘Het is toch fout om stenen naar auto’s te gooien?’ vroeg hij.
‘Ja.’
‘En jij en mama zeggen dat het fout is om niks te doen als mensen de wet overtreden. En als je een steen naar een auto gooit, overtreed je de wet, waar of niet?’
‘Ja.’
‘Waarom ben ik dan degene die straf krijgt?’
Ik sloeg mijn arm om hem heen en klopte hem zachtjes op zijn schouder. Ik wist niet wat ik kon zeggen zonder hypocriet te zijn. Ik deed een zo goed mogelijke poging.
‘Soms wordt het niet gewaardeerd als je het juiste doet,’ zei ik. ‘Soms moet je jezelf afvragen of het wel de moeite waard is om het juiste te doen. Het valt niet mee om altijd goed te doen. Je zult merken dat dat geen gemakkelijke manier van leven is.’
‘Doe jij dan niet altijd wat juist is?’ vroeg Scott terwijl hij zijn hoofd omdraaide en me aankeek.
‘Dat probeer ik wel, zeker als het om jou gaat,’ zei ik.
Hij liet zijn hoofd tegen mijn borst rusten. ‘Het schoolhoofd wil je spreken.’
‘Oké.’
‘En daarna moet ik naar huis.’
‘Oké.’
‘Krijg ik straf?’
‘Je bent al gestraft,’ zei ik. ‘Voor de verkeerde dingen en om de verkeerde redenen.’
‘Ik begrijp het niet, papa.’
‘Ik ook niet, knul,’ zei ik. ‘Ik ook niet.’
Toen ik op weg ging naar het huis van Sean Skilling dacht ik goed na over wat ik ging doen en waarom ik het deed. Ik moest weten of alles in orde was met Claire Sanders. Nu ik ongewild in deze puinhoop verzeild was geraakt, moest ik weten of mijn daden haar op welke manier ook in gevaar hadden gebracht. Als dat zo was, moest ik kijken of ik er iets aan kon doen. Ik hield er niet van wanneer kinderen in gevaar verkeerden.
Nee, maar je schrikt er niet voor terug ze de stuipen op het lijf te jagen als het je uitkomt.
Ik had er alle vertrouwen in dat ik haar zou vinden. Ik wist niet uit mijn hoofd hoe vaak ik was ingeschakeld om een vermist kind op te sporen – zeker een keer of twintig – en ik was er maar één keer niet in geslaagd. En dat alleen omdat het kind, een jongetje van twaalf, zelf was thuisgekomen voordat ik hem had kunnen vinden.
Als ik Claire uiteindelijk vond, bij een vriendje thuis, in een jeugdhotel in L.A., aan een of ander strand in Florida, wat zou ik dan doen? Haar terugslepen naar Griffon?
Weinig kans.
Maar ik zou wel tegen haar zeggen dat haar ouders zich ernstige zorgen om haar maakten en haar op het hart drukken ze te bellen. Vervolgens zou ik haar de huid vol schelden omdat ze mij erbij had betrokken.
Voor mij was de klus dan geklaard.
Sean Skilling zou me bij Hanna brengen, en Hanna zou me bij Claire brengen. Op welke manier ook.
Ik vond het huis van de Skillings uiteindelijk aan Dancey Road, na een kleine kilometer rijden. Het had al flink geschemerd toen ik bij de Rodomski’s aankwam, en inmiddels was het helemaal donker. Ik reed langzaam langs de huizen en verbaasde me erover dat het mensen blijkbaar weinig kon schelen of hun huisnummer al dan niet zichtbaar was. Want deed je het niet voor de brandweer, dan toch voor de pizzabezorger.
Het huis had een even nummer, dus het moest aan de linkerkant zijn, en ik meende dat ik er nog maar een paar huizen vandaan was toen ik op de oprit schuin voor me de koplampen van een auto zag oplichten. De auto was achteruit op de oprit geparkeerd, dus het licht scheen dwars over de weg. Ik keek opzij toen ik voorbijreed, werd even door het licht verblind, en zag de koperen cijfers op een grote kei bij de stoeprand. Dit was het huis.
En het was geen auto maar een pick-up. Een zwarte Ford Ranger. Toen ik niet meer door het licht werd verblind, zag ik een jonge man met een zwarte honkbalpet achter het stuur zitten.
Ik stopte aan de overkant terwijl de pick-up de straat op reed, afsloeg en zo veel gas gaf dat hij slippend wegreed in de richting waar ik vandaan was gekomen. Ik maakte een bocht van honderdtachtig graden en zette mijn voet op het gaspedaal. De pick-up was al om de hoek verdwenen, dus het leek me onwaarschijnlijk dat de jongen achter het stuur had gezien dat ik hem achterna kwam.
Een bocht naar links, daarna een naar rechts, en we waren weer op Danbury Road. Ik had al een vermoeden waar hij naartoe zou gaan.
Vier minuten later bleek dat mijn vermoeden juist was geweest. De Ranger sloeg af en reed het parkeerterrein achter Patchett’s op. Ik stopte langs de stoeprand, zodat ik hem goed kon zien toen hij uitstapte en met kwieke passen naar de deur van de bar liep. Hij rende niet echt, maar hij leek wel haast te hebben, en hij bewoog zich als een sportman. Hij was één meter tachtig lang, ongeveer negentig kilo en had donkerblond haar dat onder zijn pet uit kwam. Op de voorkant van de pet stonden twee brede, horizontale strepen: een Bills-pet. Hij zou in Patchett’s niet de enige zijn die er een ophad.
Zodra hij binnen was, zette ik de Honda op de handrem, liet hem achter twee Harley-Davidsons met een verhoogd stuur staan, stak de straat over en ging de bar binnen. Patchett’s zag eruit als alle andere bars. Gedempte verlichting, harde muziek, tafeltjes, stoelen en wandpanelen van degelijk eiken, en de geuren van bier, zweet en menselijke verlangens die duidelijk waarneembaar in de lucht hingen. Er waren ongeveer honderd mensen binnen, die bij de bar stonden, of aan de tafeltjes hun spareribs en kipvleugeltjes met een gepofte aardappel aten, met een grote pul bier erbij, en een stuk of tien die zich rond de pooltafel hadden verzameld.
Ik was niet de oudste van de aanwezigen, maar het merendeel van de clientèle bestond uit jongens en meisjes van begin twintig, en Patchett’s kennende waarschijnlijk ook een paar van onder de twintig. Ze waren gemakkelijk te herkennen, en niet alleen omdat ze er jonger uitzagen. Het waren degenen die het meest hun best deden om er cool uit te zien terwijl ze hun bier dronken. Ze hielden de hals van hun flesje tussen hun wijs- en middelvinger geklemd en kantelden het achterover alsof ze hun hele leven niets anders hadden gedaan.
Ik liet mijn blik door de bar gaan, zocht naar Sean Skilling en zag hem bij de bar, waar hij met iemand stond te praten. ‘Proud Mary’, de hit van Creedence Clearwater Revival uit 1969 – er was waarschijnlijk niemand in de bar die al was geboren toen die plaat uitkwam, en zelfs ik was nog piepjong – knalde uit de speakers, dus ik kon niet horen wat hij zei. Ik kon ook niet liplezen, dus ik liep naar de bar, ging achter hem staan, wenkte de barman en bestelde een Corona terwijl ik probeerde te horen wat de jongen zei.
Dat was niet zo moeilijk, nu ik achter hem stond, aangezien iedereen in de bar moest schreeuwen om zich boven de muziek verstaanbaar te maken. Degene met wie Sean in gesprek was zei: ‘Ik heb haar niet gezien, man. Wanneer heb je haar voor het laatst gesproken?’
‘Ik heb haar gisteravond gezien!’ riep hij.
‘Beantwoordt ze haar mobiel niet?’
Hij schudde zijn hoofd. ‘Luister, als je haar ziet, zeg dan dat ze me moet bellen, oké?’
‘Ja, geen probleem.’
Sean Skilling liep weg van de bar, naar de andere kant van het vertrek. Hij begon een gesprek met iemand die in een groepje van drie bij de pooltafel stond te kijken naar de twee bikers – vadsige gasten met baarden en zwartleren jacks, die eruitzagen alsof ze niet van hier waren – die een partijtje speelden. Ik bleef nog een halve minuut bij de bar staan, pakte mijn flesje en begon die kant op te schuifelen.
Ruim een halve meter van Sean was een betonnen pilaar. Ik benaderde hem vanaf die kant en ging met mijn rug tegen de pilaar staan, maar het was veel te rumoerig om te kunnen horen wat hij zei, ook al praatte hij met verheven stem. Dus maakte ik me los van de pilaar, ging dichter bij het groepje staan en deed alsof ik naar de twee poolende bikers keek. Volgens mij waren het geen echte bikers, gasten die te licht waren bevonden voor de Hell’s Angels, maar die er wel zo uit wilden zien.
‘Nee, man, sorry!’ hoorde ik een meisje zeggen. ‘Ik heb haar hier gezien, eh... Was dat gisteren? Ik denk het wel, maar het kan ook eergisteren geweest zijn.’
Zou Hanna weten dat haar vriendje zo naarstig op zoek was naar Claire? Was Sean Skilling de bestuurder van de pick-up geweest aan wie Claire had willen ontsnappen toen ze mij om een lift vroeg? Maar zou Hanna haar met haar verdwijntruc hebben geholpen als het haar eigen vriendje was die Claire stalkte? Sloeg dat ergens op?
‘Nou, als iemand van jullie haar ziet, bel me, oké?’ zei hij.
Er werd alom geknikt. Een jongeman met een zwart T-shirt met een Batman-embleem vroeg: ‘Hé, kan ik een bestelling voor zaterdagavond bij je plaatsen?’
‘Niet nu, man.’
Sean zag blijkbaar nog iemand die hij kende, aan de andere kant van de bar. Ik vond het niet nodig hem een derde keer af te luisteren, want hij zou waarschijnlijk weer hetzelfde vragen, en bovendien kon ik me daar nergens achter verschuilen.
Ik keek toe terwijl Sean zijn vragen stelde aan een jongeman aan een tafeltje, die met een smoezelig servet de saus van de kipvleugeltjes van zijn vingers veegde. De jongeman schudde zijn hoofd en Sean knikte. Hij draaide zich om en liet zijn blik door de bar gaan, keek of er iemand anders was die hij kende. Hij zag een serveerster en hield haar staande toen ze hem voorbij wilde lopen met een dienblad met twee pullen bier, dat iets boven haar schouder op haar vingertoppen balanceerde. Ze luisterde, schudde haar hoofd en liep door.
Sean Skilling keek haar na en leek zich af te vragen wat hij moest doen. Hij haalde zijn telefoon uit de zak van zijn jack, keek op het schermpje, waarschijnlijk om te checken of hij een gesprek of sms had gemist, en stak het toestel weer in zijn zak.
Hij liep naar de deur.
Ik zette mijn bierflesje op het dichtstbijzijnde tafeltje en volgde hem naar buiten.
Hij wilde net de hoek om lopen toen ik hem riep. ‘Sean!’
Hij draaide zich met een ruk om, zag me en knipperde met zijn ogen. ‘Ja?’
‘Sean Skilling?’
‘Wie mag jij verdomme dan wel... Ken ik jou?’
‘Ik ben Cal Weaver.’
Hij hield zijn hoofd schuin, in een vreemde, scherpe hoek. ‘Weaver?’
‘Dat klopt.’
‘Scotts pa.’
‘Ja,’ zei ik.
‘Jij bent die... detective. Die privéklojo.’ Met de nadruk op de laatste lettergrepen.
‘Ja,’ zei ik.
Hij schudde verwoed zijn hoofd en stak zijn hand op alsof hij me wilde tegenhouden. ‘Ik weet nergens iets van.’
‘Je weet niet eens wat ik wil vragen.’
‘Het gaat over Scott, natuurlijk. Ik heb je niks te zeggen.’
‘Ik ben hier niet vanwege Scott. Ik ben op zoek naar Claire Sanders.’
Zijn mond ging open, maar even kwam er geen geluid uit. ‘Wat heb jij daar verdomme mee te maken?’
Achter me hoorde ik de deur van de bar open- en dichtgaan, en gelach van een stel dat naar buiten kwam.
‘Sean, luister. Ik moet Hanna spreken. Ik denk dat Hanna weet waar Claire is. De politie is ook naar haar op zoek.’
Hij maakte een zwaaiend gebaar met zijn hand. ‘Val dood, maat.’
Ik deed een stap naar hem toe. ‘Ik ben hier niet om het jou moeilijk te maken. Ik wil alleen weten of alles oké is met Claire. Waar kan ik Hanna vinden? Is ze bij Claire?’
Achter me hoorde ik de deur weer opengaan, gevolgd door de kakofonie van stemmen en muziek in de stille nacht, die meteen weer werd gedempt.
‘Kom op,’ soebatte ik. ‘Laten we ergens een kop koffie gaan drinken, dan kun je me alles vertellen.’
Sean Skilling begon te lachen. ‘Ik, met jou meegaan? Je bent niet goed snik, mafkees.’
Ik meende te zien dat hij een fractie van een seconde langs me heen keek. Ik wilde me omdraaien toen iemand riep: ‘Smeer ’m, man!’ Ik was niet snel genoeg om te voorkomen dat de vuist me raakte, hoewel ik bijtijds mijn arm omhoog wist te brengen om de aanval voor een deel af te weren. Maar de vuist raakte de zijkant van mijn hoofd en voordat ik kon zien wie mijn belager was, ging ik tegen de grond.
Ik zag sterretjes en hoorde twee paar voetstappen in verschillende richtingen wegrennen.
‘Godverdomme,’ mompelde ik, en ik voelde met mijn hand aan mijn hoofd. Ik was op mijn rug terechtgekomen. Voorzichtig draaide ik me op mijn zij, probeerde op mijn knieën te gaan zitten en wachtte totdat alles niet meer om me heen draaide voordat ik me oprichtte. Op het parkeerterrein hoorde ik het zware motorgeronk van een pick-up, gevolgd door het geluid van opspattend grind en slippende banden op het asfalt.
‘Alles oké met je?’
Naast me, half over me heen gebogen, stond een zwaargebouwde vrouw van over de zestig, met grijs, steil haar tot op haar schouders, in een model dat ze waarschijnlijk al veertig jaar trouw was. Ze grijnsde naar me.
‘Zo te zien heb je een pak rammel gekregen. Kom mee naar binnen, dan kijken we of je medische verzorging nodig hebt. Ik ben Phyllis, de eigenaar van deze tent. En ik denk dat ik wel weet wie jij bent.’