52

SHAW BRACHT HOLT NAAR de patrouilleauto. Door de ruwe tweedstof van Holts jas heen voelde Shaw de warmte van het door de inspannende boswandeling warm geworden lichaam van de oude man. De regen viel inmiddels uit wolken met de kleur van jachthagel, waarachter de dag aanbrak. Elke druppel liet een miniatuurkrater achter in de zachte sneeuw. De oude man bereikte de auto en leunde even op het portier om nogmaals naar Blickling Cottages te kijken, alsof het de laatste keer was.

‘Wacht,’ zei Shaw tegen de bestuurder. ‘Ik haal George, we rijden achter je aan.’

Hij keek op zijn horloge. Valentine was een halfuur geleden op weg gegaan om het sportpaviljoen te checken. Waar was hij?

Shaw waadde door de sneeuwbrij op het voetbalveld en liep stampvoetend de houten treden naar de veranda op. Hij hoorde in de stilte zijn hart kloppen.

‘George! George!’ Een echo kaatste terug van de helling en een paar roeken fladderden op van de winterse takken.

Maar verder stilte. Shaw legde zijn goede oog tegen het raam, maar zag alleen condens. De dubbele houten deur was voorzien van hangsloten, nieuw, koper, blinkend. Hij zag dat één ruit onlangs was vervangen; de stopverf was nog wit en niet verweerd.

‘George!’ Hij keek om zich heen. Iets aan de condens op het glas maakte dat zijn nekharen recht overeind gingen staan. Hij liep over de veranda naar de zijkant en vond een met metaal versterkte deur met een hangslot en een Yale-slot. De deur was opengebroken. Terwijl hij ervoor stond, ging er boven zijn hoofd een bewakingslamp aan en hij voelde de plotselinge warmte. Op een bordje stond: BEWAKING DOOR DANE-GROEP. Maar de deur stond op een kier. Hij duwde hard, zodat de deur tegen de houten wand bonsde.

‘George!’

Nog steeds niets. Hij zette een lichtschakelaar om, maar er gebeurde niets. Het was een keuken, met een gootsteen, een waterketel, een rij mahoniebruine theepotten. En een luik, dicht, maar met een stel plastic kommen en een maatlepel, dikke monteurshandschoenen en verscheidene plastic schalen. Hij pakte een van de kommen en opende het deksel. Meelwormen wriemelden tegen elkaar, zacht, doorschijnend, de kleur van lichte boter. Boven zijn hoofd hoorde hij regenwater gorgelen in een regenpijp.

Hij liep naar de volgende deur en duwde die open. De warmte omgaf hem als een dekbed. Een zachte, klamme warmte. Hoewel het inmiddels licht was, was de kamer in schaduwen gehuld en hij bleef roerloos staan om zijn ogen aan het donker te laten wennen. Ergens bromde een elektrische motor en er ging een licht aan, het licht dat hij had gezien bij zijn eerste bezoek aan Blickling Cottages. Hij zag dat het op het bedieningspaneel zat van een verplaatsbare drooginstallatie onder het raam. De open deur achter hem liet de kou binnen en hij hoorde het klikken van een thermostaat toen een elektrische kachel aansloeg. Boven zijn hoofd hingen vliegenvangers aan de houten balken; kleine, gedraaide kleverige stroken.

Hij zocht in zijn jack naar een zaklamp en liet het licht over de vloer glijden. Die was bedekt met gebarsten zeil, zwart-wit geblokt, als een schaakbord. Er stonden twee grote houten zaadbakken met een glazen deksel op de grond, uit een kas misschien, elk ongeveer drie bij één meter. Over een ervan lag George Valentine, het glas was verbrijzeld en hij lag met zijn gezicht voorover te midden van de houtsplinters.

Shaw rende naar hem toe, draaide hem om, scheen in zijn gezicht. Hij deinsde terug, viel bijna, had geen macht over zijn beenspieren. Op de blote huid van Valentine kromde een spin zo groot als een schoteltje een van zijn harige poten. Zijn lijf was zwart en plomp, op een soort band van wit bont na, als een jack. Kaken bewogen op de plek waar de bek moest zitten, reinigend, zich strekkend en terugvouwend. De rest van de kapotte kist leek leeg, op glasscherven en houtsplinters na. Shaw dwong zichzelf om te knielen en gebruikte zijn zaklamp om de spin weg te duwen. Het beest viel lui, met een hoorbare plof, op het zeil en liep langzaam en met schokkerige bewegingen naar de schaduwen bij een podium. Hij bleef even staan op een van de witte vierkanten in het zeil, ging op zijn achterpoten staan en tastte met twee poten het licht af dat door het raam viel.

‘Indian white jacket,’ zei Shaw.

‘Ik heb het verklooid,’ zei Valentine met schorre stem.

Shaw richtte de zaklamp weer op zijn gezicht. Valentines huid was wit, bloedeloos. ‘Verroer je niet, George. Blijf stil liggen.’ Hij onderzocht Valentines hals, die ongeschonden leek. Maar toen zag hij zijn hand, de palm naar boven gekeerd en daarin de veelzeggende dubbele insnijding van de beet. Doorschijnende etterblaasjes verschenen al in een kring rondom de wond.

‘Ik bukte me om in de kist te kijken,’ zei Valentine. Zijn ogen werden afwisselend troebel en helder. Er druppelde bloed uit een wond op zijn voorhoofd, waar hij in het glas was gevallen.

‘Spinnen.’ Hij spreidde een hand om de grootte aan te duiden. ‘Ik schrok. Struikelde, viel in de andere. Nog meer spinnen.’ Hij sloot zijn ogen en er liep een dun streepje speeksel uit zijn mond.

Shaw klapte zijn mobiel open en stond op. De zich verwijderende spin was van richting veranderd en scharrelde nu naar de deur en het luik naar de keuken. Shaw werd door de meldkamer van St James in de wacht gezet. Hij telde ongeduldig hardop. ‘Een, twee, drie, vier…’

Toen stopte hij. Hij liet zijn lichtbundel op het luik vallen. Het was overdekt met spinnen die hun voedsel roken achter het dunne hout van het keukenblad, een stuk of vijftien, misschien twintig, en toen het licht erop viel bewogen ze allemaal tegelijk, één enkele rimpeling van buigende poten.

‘Meldkamer,’ zei een bekende stem, maar Shaw kon geen woord uitbrengen.