39

TEGEN DE MIDDAG WAREN de sneeuwwolken verdwenen en was de lucht onpeilbaar blauw, slechts ontsierd door de volle maan en de condensstrepen van twee 747’s die elkaar op vijfentwintigduizend voet kruisten. Op zee wachtte achter de horizon een nieuwe storm tot hij als het deksel van een lijkkist over de kust kon schuiven. Maar voorlopig was het windstil en het getij in de kreken en moerassen kwam op alsof het opborrelde in plaats van binnenstroomde. Het zeewater golfde traag als kwik.

Shaw en Valentine stonden op de oude houten steiger van Thornham Harbour, met tussen hen en Nelson’s Island een watervlakte als een spiegel. Nelson’s Island was een traanvormige grindbank in de brede kreek waarop de victorianen een voorstadsvilla hadden gebouwd, even misplaatst als Valentines zwarte instappers. Rode baksteen met één enkele gotische toren, omringd door in de noordenwind kromgegroeide dennenbomen. In de schaduw van het huis stond een zwarte Jaguar.

‘Woont Narr hier?’ vroeg Valentine, terwijl hij een hoestbui onderdrukte die zijn smalle schouders deed schokken.

‘Sinds eenennegentig. Er valt blijkbaar geld te verdienen aan schelpdieren.’

Sinds hun botsing de avond tevoren hadden ze zich zo opgesteld: professioneel, afstandelijk en koel. Het kostte ze blijkbaar geen moeite.

Shaw liep naar de rand van de houten steiger en keek in het water. Het was hartverlammend helder. Hij kon de zwarte modder zien, een paling die er zijwaarts overheen kronkelde en een kleine draaikolk van slib opwierp, een rottende scheepsplank die als een walvisbot in de rivierbedding stond.

Shaws mobiele telefoon trilde. Het was Twine, met het laatste nieuws uit de Ark. Shaw sloeg het op in zijn geheugen, verbrak de verbinding en praatte Valentine bij. ‘De bloedvlek op Lufkins horlogebandje is dezelfde bloedgroep als die van Baker-Sibley. Volgens Twine zweet Lufkin zo hard dat hij afvalt. En hij is spraakzaam geworden. Zegt dat Baker-Sibley hem aan boord van het jacht te lijf ging, ze vochten, hij viel en stootte zijn hoofd.’

‘Tuurlijk,’ zei Valentine lachend.

‘Heeft hij iets over Narr gezegd?’

‘Nog niet. Zegt dat ze gehoord hadden dat Baker-Sibley contant geld aan boord had. Van het meisje wisten ze niets. Maar hij weet dat dat niets uithaalt. Praat nu met zijn advocaat. Als hij verschut gaat, sleept hij Narr mee.’

‘Nog vorderingen met Terry Brand? Lufkin heeft al namen genoemd van leveranciers in België – exotische dieren voor illegale import: slangen, schorpioenen, noem maar op. Beweert dat hij niet wist wat ze aan land brachten op de avond dat Brand stierf op het rubberbootje. Maar het was iets dodelijks, want ze waren uitdrukkelijk gewaarschuwd tegen het openen van de trommels. Lufkin zegt dat Brand al maandenlang om meer geld zeurde, hij denkt dat hij voor zichzelf wilde beginnen, een blik waagde en ervoor boette.’

‘Hij is de klos,’ zei Valentine.

‘Ja, maar hij is een marionet. We zijn hier om de poppenspeler te spreken.’

Shaw hief een hand op en wees naar een plek zo’n vijftig meter uit de kust, midden in de volgestroomde kreek. Eén enkele platte kei was drooggevallen. ‘Voetpad,’ zei hij. ‘Over twintig minuten kunnen we oversteken.’

Over het water hoorden ze een geluid vanuit het huis.

Ieieier ekttttt.

Ieieier ekttttt.

Als van een deur in de wind, maar het was windstil.

Shaw haalde zijn verrekijker uit de Land Rover en bestudeerde het huis. In de schaduwen zag hij erkerramen, een prieel en een beweging, ritmisch, als een metronoom, tussen de dennenbomen. ‘Narr heeft toch een alibi? We hebben het gecheckt en gedubbelcheckt?’

‘Raadsvergadering in het gemeentehuis… politiecommissie,’ zei Valentine, uit zijn geheugen puttend. ‘De helft van de hogere officieren uit het graafschap rondom de tafel. Was pas na twaalven afgelopen. Het sneeuwde intussen, dus is hij bij de commissaris blijven slapen. Logeerkamer.’

‘Behoorlijk waterdicht alibi,’ zei Shaw. ‘Daarmee vergeleken zijn de andere zo lek als een mandje.’

Shaw liep over de oever van de kreek om te kunnen nadenken. Het dossier van Jonathan Tessier had die ochtend om kwart voor zes op zijn bureau gelegen.

Shaws gesprek met commissaris Warren, als je het zo kon noemen, was beknopt geweest. Shaw zag niet op tegen confrontaties met het gezag. Sterker nog: toen Warren eenmaal zijn geduld had verloren, had hij het zelfs wel leuk gevonden. Hij had de subtiele kunst afgekeken van zijn vader en hij was er goed in. Wat hem dwars zat was niet de theoretische dreiging van represaillemaatregelen, maar de bekwaamheid waarmee de hogere politie-echelons de gelederen konden sluiten.

Toen de rechtbank korte metten had gemaakt met de zaak-Tessier, hadden ze er in allerijl voor gezorgd dat die zo snel mogelijk werd vergeten. Jack Shaw was met vervroegd pensioen gestuurd en George Valentine was stilletjes gedegradeerd en naar de binnenlanden van West Norfolk gestuurd. Ze hadden de zaak onder het stof laten verdwijnen, hoewel de moordenaar van Tessier nog steeds vrij rondliep. Niemand op St James, en zeker Warren niet, was geïnteresseerd in de waarheid als dat betekende dat het verleden zou worden opgerakeld.

Shaw had het dossier op Warrens bureau gelegd. ‘Moordzaak uit 1997… Jonathan Tessier.’

Warren raakte het niet aan. ‘Wat heb ik daarmee te maken, Peter? Het was een zaak van Jack en hij heeft er een zootje van gemaakt. Einde verhaal.’

‘Precies. We zijn op nieuwe informatie gestuit, commissaris.’

‘We?’

‘Brigadier Valentine en –’

Warren sloeg met zijn vuist op het bureau, zodat er een balpen op de grond viel en een foto van zijn vrouw en twee zoons plat voorover tuimelde. ‘Wel verdomme, Peter. Laat het rusten, ja? Dat is een bevel. Je denkt toch niet dat de reputatie van West Norfolk behoefte heeft aan een nieuwe duik in de beerput? De rechter beschuldigde het korps er zowat van – ja, impliciet het hele korps – dat het bewijzen had ondergeschoven. Dat mag dan schering en inslag zijn bij de Metropolitan Police, maar niet hier. Waarom moet ik iemand daaraan herinneren?’

Hij was begonnen te schreeuwen en had zijn stem niet kunnen dempen, dus toen hij klaar was haalde hij moeizaam adem en stond het zweet op zijn bovenlip.

‘Ik dien een formeel verzoek in, commissaris,’ zei Shaw en hij kon geen weerstand bieden aan de verleiding om zachter te praten, zodat Warren zijn oren moest spitsen om hem te verstaan. ‘Op grond van hernieuwd onderzoek van het forensisch bewijsmateriaal. Ik heb een samenvatting bijgevoegd. Ik kan het u voorleggen of ik kan rechtstreeks naar de korpschef gaan. Ik ben van mening dat deze nieuwe informatie een nieuw onderzoek rechtvaardigt. Ze rechtvaardigt in elk geval heroverweging. Dat is mijn aanbeveling.’

‘O ja?’ zei Warren en hij stond op. Ze hoorden de helikopter op hetzelfde moment en toen ze uit het raam keken zagen ze dat hij achter de bomen daalde, zodat de sneeuw opwervelde: de korpschef die terugkeerde van een vergadering in Brussel. De rotoren draaiden steeds langzamer en het cirkelvormige waas loste op naarmate de piloot het toestel liet dalen, achter de boomtoppen en buiten hun blikveld.

Goed,’ zei Warren, terwijl hij beide handen op zijn vloeiblad legde. ‘Ik zal het bewijsmateriaal bekijken, inspecteur Shaw. Daarna hoort u mijn beslissing.’

‘Dank u. En hoe dan ook, schriftelijk graag,’ zei Shaw en hij draaide zich om voordat hij antwoord kreeg.

Nu, bij de koude zee, dacht Shaw terug aan het moment. Ja, hij had het gevoel dat hij een plicht had vervuld. Maar als Warren zijn verzoek niet inwilligde? Hij keek naar Valentine, die rillend aan de waterkant stond. Misschien had hij gelijk wat Warren betreft. Zou Warren werkelijk het lef hebben het korstje van een oude wond te krabben? Een zeemeeuw dook neer op Valentine en probeerde een niet-aangestoken sigaret uit zijn hand te grissen. Valentine mepte naar de vogel en stak, met zijn rug naar de zee, de sigaret aan in de kom van zijn handen.

Shaws mobieltje trilde opnieuw. Een tekening van Lena. Shaws haren gingen recht overeind staan bij het plotseling verschijnende beeld. Een potloodtekening van een gezicht, aan de volle onderlip en het hoge voorhoofd herkenbaar als zijn vrouw. Maar de tekening was gemaakt door zijn dochter: hij herkende de manier waarop ze altijd elke wimper probeerde te tekenen. Ze leek in veel opzichten op haar moeder, behalve misschien in deze fascinatie door gezichten. Ze had hem thuis bezig gezien, zijn vaste kunstje op feestjes, vrienden tekenend, familie, af en toe een cafébezoeker. Maar ze had er zelf ook talent voor. Hij begreep niet waarom hij het verontrustend vond. Misschien markeerde het de groei naar volwassenheid, een teken dat ze op zekere dag in dezelfde wereld zou leven als hij.

Hij klapte de telefoon dicht. Het verhoogde voetpad begon uit het water tevoorschijn te komen en liep in een wijde boog naar Nelson’s Island. Shaw ging voorop. Hoewel het hier en daar nog onder water stond, was het niet moeilijk om over de stapstenen verder te lopen.

‘We zouden de auto kunnen nemen,’ probeerde Valentine met een hoopvolle blik op de Land Rover.

‘Het is vijftig meter, George, geen trektocht door de rimboe.’

Spetterend begaf Shaw zich op weg. Het voetpad beschreef een elliptische boog en rustte op de oorspronkelijke grindlaag, zodat ze al lopend steeds meer van de voorkant van het huis zagen, dat naar de zee was gericht. Er waren een gazon, een pas geschilderde vlaggenmast, een houten veranda.

Valentine zag haar als eerste. Hij vorderde traag, zoekend naar droge plekken. Hij stopte om op adem te komen en keek op. Er bewoog een schaduw tussen de oude dennenbomen, waar aan de dikke takken een schommel was opgehangen. Er zat iemand op, bewegend op het ritme van de metronoom.

Ieieier ekttttt.

Ieieier ekttttt.

Op het gazon maakten hun voetstappen geen geluid, maar ook toen ze tussen de bomen door liepen, over bevroren twijgen, wendde ze haar blik niet af van de zee. Ze was blootshoofds en kortgeknipt. Shaw werd opnieuw getroffen door de tegenstellingen: het zorgeloze schommelen van een kind, maar de starre blik, de zelfbeheersing van een volwassene.

‘Jillie?’ vroeg hij.

Ze stopte niet, keek hen niet aan. Shaw pakte de schommel vast aan het touw en de plank en hield haar stil.

Tussen een opening in de duinen door zagen ze schuimend water, een hond die op het vasteland over een anderhalve kilometer breed strand holde.

‘We moeten je naar huis brengen,’ zei Shaw.

Ze zocht in een gewatteerd jack, versierd met opgestikte bloemen, en hield een telefoon op.

‘Ik heb gebeld. Mama komt eraan. Ze wachtte op het getij.’

‘Meneer Narr?’ vroeg Shaw.

Ze ontwaakte uit haar trance en wierp haar hoofd achterover alsof ze de lange haren die ze vroeger had gehad uit haar ogen gooide.

‘Hij is thuis.’

‘Waar ben je geweest?’ vroeg Shaw. ‘Je moeder was ongerust. Wij allemaal.’

‘Ik was op weg naar papa,’ zei ze en ze lachte. ‘Maar Colin zag me onderweg. En nu weet ik dat ik papa nooit meer zal zien.’ Ze keek Shaw voor het eerst aan en hij zag dat de ongelofelijk violette ogen mat stonden, alsof ze onder water waren. Iets in de kalme stem van het meisje bezorgde hem koude rillingen.

Valentine bleef bij haar terwijl Shaw het huis ging inspecteren. Toen hij de deur opende rook hij etensgeuren. Varkensvlees? En nog iets: een doorgeslagen zekering, kortsluiting?

Hij riep Narr. In de tuin hoorde hij opnieuw het roestige geluid van de schommel.

Ieieier ekttttt.

Ieieier ekttttt.

Hij liep de trap op en de geur van gebraden vlees werd sterker. Hij wist dat er iets mis was. Het trappenhuis werd verlicht door een gebrandschilderd raam: een visser op een Bijbelse boot die glinsterende vissen binnenhaalde. Op de overloop een geopende slaapkamerdeur. Een tweepersoonsbed, met op beide nachtkastjes een wekker, boeken, en op een ervan een mobiele telefoon.

Hij riep nogmaals. Ook de badkamerdeur stond open en hij keek in een spiegel boven de wastafel, helder, koud, niet beslagen. In de gang stond een beker op het vloerkleed, vol thee, een dun laagje op het oppervlak, en een stekker in het stopcontact, waarvan het snoer in de badkamer verdween. Shaw duwde de deur open en liep naar binnen. De douchecabine was leeg. De stank van vlees was bijna tastbaar, alsof hij zich vooroverboog om het vlees uit de oven te halen. Hij draaide zich om en keek in het bad.

‘Jezus.’ Hij zette een stap naar de toiletpot en braakte.

Colin Narr lag in het bad, met verwrongen ledematen, als een seinpaal in doodsnood. In het water lag een broodrooster, zilverkleurig met een zeeblauwe zijkant, versierd met een zilveren vis. Het vlees aan de uiteinden van zijn ledematen was zwart, zijn romp blauwachtig paars, zijn gezicht een rijpe perzik, de lippen onthutsend blauw. Het vlees, gekookt, was gezwollen bij de gewrichten. Shaw dwong zichzelf nogmaals te kijken, de oren te inspecteren, de verschrompelde oorlellen.

Het enige geluid kwam van de schommel in de tuin.

Ieieier ekttttt.

Ieieier ekttttt.