23

HET MOORDTEAM GING SNEL uiteen, naar de Red House. Shaw had hen voorgehouden dat ze zich niet moesten laten meeslepen door Haddens forensische aanwijzingen, maar het had geen effect gehad. Hij kon de bijna tastbare adrenalinestroom voelen. Hij kon hen hun optimisme niet kwalijk nemen. Parlour had gelogen. Hij had gezworen dat hij niet verder langs de rij auto’s naar voren was gelopen dan tot Holts zilverkleurige Corsa, maar op enig moment die nacht was hij heel dicht bij Harvey Ellis geweest. Hij zou tegen lunchtijd van moord worden beschuldigd, tenzij hij zich eruit kon kletsen. En Valentine had gelijk, niet voor het eerst. Hun taak was een moordenaar vangen, niet het oplossen van een of andere mysterieuze forensische puzzel. Hóé hij het had gedaan, konden ze later uitzoeken. Maar Shaw wist dat ze, als ze hem voor een jury kregen, uiteindelijk alle antwoorden zouden moeten hebben om tot een veroordeling te komen. Uiteindelijk zouden ze het moeten uitzoeken.

Shaw zei dat hij hen daar zou treffen. Dat was niet zo, en ze wisten het, ze wisten dat de inspecteur naar huis zou gaan. Maar deze avond hadden ze voor een keer maar half gelijk. Shaw besefte dat hij naar huis zou moeten gaan om eens goed te slapen en zich op het cruciale verhoor voor te bereiden. Maar hij moest eerst iets doen. Iets wat hij, als hij echt vertrouwen zou hebben gehad in zijn vader, jaren geleden al zou hebben gedaan. Hij had tien jaar lang vermeden zelfs maar aan de zaak-Tessier te dénken, waarschijnlijk – hij kon het nu toegeven – omdat hij bang was voor wat hij mogelijk zou ontdekken. Twijfelen aan zijn vaders eerlijkheid leek veiliger dan proberen de waarheid te achterhalen. Dus had hij het laten zitten. Maar nu lag het anders. Op de een of andere manier had George Valentine het weer opgeroepen. Hij wilde George Valentine vertrouwen, maar kon hij dat?

Hij liep via de achtertrap naar de begane grond. St James was in 1926 gebouwd op de restanten van de oude stadsmuren. Er was toestemming gegeven voor de sloop van een rij victoriaanse winkels. Het probleem was datgene wat er onder de winkels lag. Precies op dat punt van de oude middeleeuwse muren hadden de oorspronkelijke bouwers diep gegraven om een reeks ondergrondse magazijnen voor de opslag van kruit aan te leggen. Halfronde gewelven van lokale bakstenen, onderling verbonden als een trein. In totaal vier rijtuigen, alle vier bijna twintig meter lang.

Het waren de laatste twee waar Peter Shaw naartoe ging. De arrestantenbewaker liet hem in de gang die naar de trap en de nachtcellen leidde. In de eerste zat een dronkenlap met een heldere, melodieuze stem te zingen. Aan het eind van de gang was een ijzeren, glanzend zwart geverfde deur met in lopend schrift het woord ARCHIEF.

De deur, van het slot gedaan, zwaaide soepel open op geoliede scharnieren. Het tongewelf van de oude kelder was hier in de oorspronkelijke staat bewaard en schijnwerpers verlichtten het complexe werk van de middeleeuwse bouwers, nu bezaaid met een netwerk van onopvallende buizen die een modern sprinklersysteem vormden. Het vertrek stond vol zwarte metalen rekken met dossierdozen, geordend als een bibliotheek.

Een man achter een bureau onttrok de stoel waarop hij waarschijnlijk zat aan het oog. Hij had boerse botten waar genoeg gewicht aan hing voor twee mensen. Zelfs nu hij zat bestond er geen twijfel aan zijn postuur: zijn hoofd stond op zijn schouders zonder het gebruikelijke tussenstuk van een nek, één massief been lag op de punt van het bureau en de beker in zijn hand was zo groot als een emmer.

‘Peter,’ zei hij, terwijl hij opstond en per ongeluk het bureau naar voren duwde. ‘Inspecteur.’

‘Timber.’ Ze gaven elkaar lachend een hand.

Shaw dacht dat brigadier Timber Woods er even oud uitzag als hij was, zesenzestig dus. Woods was een jaar geleden met pensioen gegaan na vijfenveertig jaar onbezoedelde, zij het ongeïnspireerde dienst. Ze hadden hem gevraagd terug te komen om avonddiensten te draaien in het archief, een luizenbaan waarvoor alleen ijver nodig was. West Norfolk was in 1995 overgegaan op computerdossiers, maar in de begroting van St James moest nog extra geld worden gevonden om de achterstand weg te werken. Om de informatie toegankelijk te maken en te voldoen aan de wet op de gegevensbescherming, moesten de dossiers worden bijgehouden, bewaard en ter beschikking worden gesteld aan iedereen die de vereiste formulieren had ingevuld, plus aan de recherche en de uniformdienst. Dus werden hier bijna drieduizend dossierdozen, gebonden exemplaren van de plaatselijke dagbladen, steno-aantekeningen en dozen met bewijsmateriaal bewaard. Het collectieve geheugen van het korps West Norfolk, vanaf 1934.

‘Zo.’ Woods dompelde een theezakje in een andere beker. ‘George Valentine,’ zei hij glimlachend. ‘Wat zou Jack gelachen hebben.’

Shaw kende Timber Woods al zijn hele leven. Hij was een van de weinige vrienden van zijn vader geweest die niet uit beeld waren verdwenen na de zaak-Tessier en Jack Shaws overhaaste pensionering.

‘We zijn in Westmead geweest,’ zei Shaw. ‘George en ik. Ik had de plek nooit gezien, waar ze het kind hebben gevonden.’ Hij zweeg even. ‘En ik wist niet dat het kind op mij leek… Jonathan Tessier: het haar, de ogen.’

Woods pakte de beker op en sloot hem moeiteloos in zijn vuist. ‘We hebben drie jaar samen straatpatrouille gelopen, Jack en ik, en we hebben een paar regels overtreden, een paar bochten afgesneden, maar ik heb hem nooit bewijsmateriaal zien onderschuiven, Peter. Dat was een regel die hij niet overtrad, nooit zou overtreden. Als je het spel volgens alle regels speelde, kreeg je nooit iemand te pakken. Hij was een goede, eerlijke politieman. Ik snap niet waarom je dat niet gewoon kunt accepteren.’

‘Dat wil niet zeggen dat ik het niet wil, toch?’

Wood keek naar de plek waar Shaws stropdas hoorde te zijn. ‘Hij zou trots op je zijn geweest.’

‘Hij wilde niet dat ik politieagent werd.’

‘Hij wilde dat je een goed leven had. Hij dacht alleen niet dat het kon samengaan,’ zei Woods, een rafelige manchet wegstoppend. ‘Hij zou nog steeds trots op je zijn geweest.’

‘Is er een doos van de zaak-Tessier?’

‘Een map?’

‘Nee. Een doos, met bewijsmateriaal.’

Woods haalde een sleutelbos uit een metalen lade en ging hem voor door het vertrek. De deur in de verste muur was van ijzer, brandwerend. De zwarte verf bladderde. Hij stak zijn hand naar binnen en zette een schakelaar om. Een eenzame lamp verlichtte de laatste kelder onder een identiek bakstenen gewelf.

Open houten rekken ditmaal, metalen trommels, marineblauw, in rijen opgestapeld, elk voorzien van een klein hangslot, elk met een kaart in een gleuf. Shaw draaide er een naar het licht:

ATKINS. Juni 1974
Inspecteur R.G. WILLIS. CN 778/8

Shaw liep naar het eind van het gewelf en keerde met kleine zijwaartse passen terug terwijl zijn lippen de alfabetische volgorde afwerkten. Toen veegde hij zijn handen af aan zijn broek, stak zijn hand in het rek en trok er een trommel uit, zodat het metaal knarste.

TESSIER. Juli 1997
Hoofdinspecteur Jack Shaw. CN 1399/3

Ze pakten ieder een handvat en tilden hem op een grote tafel met een diep bekrast blad. Woods deed de trommel van het slot en opende het deksel. Stof steeg op als een laatste adem.

Er lag niet veel in. Shaw hield een plastic zakje op met één zwartleren handschoen. Op het etiket Jack Shaws handschrift. Datum. Tijd. Plaats. Medeondertekend door inspecteur George Valentine.

‘En daar hebben we het,’ zei Shaw. Hij wilde het geloven.

Nog een cellofaan zak. Kledingstukken die in het mortuarium van het lichaam waren geknipt. Een voetbalshirt – Celtic – en een korte witte broek. Een broek, kousen (niet bij elkaar passend, allebei voetbalkousen, maar de ene groen, de andere wit), een paar voetbalschoenen zonder noppen en een rode trui. Een andere zak bevatte de inhoud van de zakken van de korte broek: een twintig-pencestuk, twee tien-pencestukken, een snoepje in een wikkel. Een derde zak was gereserveerd voor een vodje papier vol olievlekken.

Shaw hield het naar het licht. ‘Vetvrij papier,’ las hij van het etiket. ‘Rundervet. Dat waren nog eens tijden, hè, Timber?’

Het volgende was een glazen flesje, leeg nu op een vieze streep na, maar volgens het etiket had er water en olie in gezeten van de plas waarin het lichaam van de jongen was gevonden. In een zakje drie haren van het shirt, eveneens verzameld in het mortuarium en alle drie, zag Shaw tot zijn ergernis, in hetzelfde zakje. In een perspex doos lag een stuk tape waarmee vezels en sporen van het shirt en de korte broek waren gepikt. Het etiket vermeldde dat alle voorwerpen waren onderzocht door het forensisch laboratorium in Bracknell. En dan was er nog een doorzichtig plastic buisje met op het etiket DNA-monster – vingernagels slachtoffer. Menselijke huid. Maar het buisje was leeg. En een kleine schilfer blauwe verf in een plastic buisje in een doorzichtige envelop.

‘Het oorspronkelijke forensische verslag zal wel in het dossier zitten,’ zei Woods knikkend, alsof de vraag was gesteld. ‘Maar dit is een kopie.’ Aan de binnenkant van het deksel was een envelop bevestigd, waar hij een stapel dichtbedrukte papieren uit haalde. ‘Je vindt bij zulke oude zaken vaak lege buisjes. Er bleef indertijd niets over na een standaardreeks DNA-tests.’

‘Ik zou de trommel mee willen nemen.’

Woods haalde een register tevoorschijn. ‘Heb je tijd over, Peter? Een paar moorden zouden de meeste inspecteurs druk bezighouden.’

‘Slapeloosheid,’ zei Shaw lachend.

‘Je vader was net zo,’ zei Woods, terwijl hij de trommel dichtdeed.

‘Ik zou graag zien dat de trommel en de kopie van de laboratoriumverslagen naar de TR worden gebracht, ter attentie van Tom Hadden. Vraag daar ook om een handtekening, oké?’

Woods checkte de inschrijving. ‘Weet je wat hier vroeger was?’ vroeg hij rondkijkend.

‘Geen idee, Timber.’

‘Voordat we het archief hierheen verhuisden waren hier ook cellen. Tamelijk deprimerend eigenlijk. We hebben Bobby Mosse een paar nachten hier gehad. Ik runde de tent toen, arrestantenbewaker. Rare vent. Hij heeft Jonathan Tessier vermoord, Peter. Geloof me.’

‘Dat zegt iedereen. Maar zo werkt het niet, Timber.’ Shaw kon de woedende klank in zijn stem niet onderdrukken. ‘Het is de bedoeling dat het bewijsmateriaal me overtuigt. Goed.’ Hij tikte op de trommel. ‘Eens kijken wat twaalf jaar vooruitgang in de forensische wetenschap ons kan vertellen.’

Ze liepen terug naar de archiefruimte. ‘Ik zou het dossier ook willen hebben,’ zei Shaw, terwijl hij zijn goede oog sloot om het rust te geven nu de vermoeidheid zijn gezichtsvermogen vertroebelde.

Woods haalde diep adem. ‘Het dossier-Tessier is er niet.’

Shaw bleef staan en keek naar zijn grove, vlezige gezicht. ‘Wie…?’

‘Volgens het boek was het George Valentine,’ zei Woods. ‘Jullie moesten maar eens praten.’

Een uur later liep Shaw langs de duinenrij terug naar The Old Beach Café. Lena was nog aan het werk en de dagelijkse bestellingen waren uitgestald op de houten vloer van het oude botenhuis: rijen uitgevouwen wetsuits, een rek met zwempakken en een stel nieuwe surfplanken in bubbeltjesplastic.

Ze was in joggingpak en had haar haren naar achteren gebonden tot een sierlijke knot.

‘Heb je gerend?’ vroeg Shaw, terwijl hij in een rieten stoel naast de rekken met strandschoenen ging zitten.

‘Alleen even naar zee, tegen de avond, terwijl Fran zat te lezen.’ Shaw keek naar de babyfoon die Lena nog steeds inschakelde als ze in de winkel bezig was. Fran was nu oud genoeg om zelf de weg van het huis naar het pad te vinden. Maar als het donker was, en in de winter, kon Lena de gedachte niet verdragen de elektronische band tussen hen te verbreken.

‘Iets drinken? Ik heb het laatste nieuws op de radio gehoord.’

Ze haalde een fles wijn, al ontkurkt, en twee kleine glazen.

‘George Valentine vertelde me iets over mijn vader waar ik niets van wist,’ zei Shaw, terwijl hij de wijn tegen het licht hield. Het leek wel bloed. Hij dronk hem snel op en schonk zichzelf een tweede glas in.

Lena knielde neer, spreidde een van de wetsuits uit en inspecteerde de naden. Ze spraken nooit over Shaws familie. Toen hij na zijn jaar bij de Met uit Londen terug was gekomen, had hij Lena meegebracht. Zijn moeder had geprobeerd door haar huidskleur heen te kijken, maar zelfs dat had Jack Shaw niet kunnen opbrengen. De sfeer thuis was vergiftigd sinds de zaak-Tessier. Jack Shaw was vervroegd uitgetreden om zijn pensioen niet in gevaar te brengen. Wat betekende dat het dossier-Tessier gesloten was. Er werd nooit over de kwestie gesproken, maar zijn vaders laatste bittere levensjaar was ervan doordrenkt geweest. Het was niet het gunstigste moment geweest om hem te vragen een interraciaal huwelijk te verwelkomen. De botsing betekende de definitieve breuk tussen vader en zoon. Lena kon niet geloven dat er zo weinig gepraat kon worden terwijl een gezin zichzelf verscheurde.

‘Hij zei dat mijn vader hem had gevraagd zijn naam te zuiveren. Te bewijzen dat Bobby Mosse Jonathan Tessier heeft vermoord.’

‘En heeft hij dat gedaan?’ vroeg ze.

‘Nee. En ik denk niet dat het ooit zal gebeuren.’ Shaw dacht na over wat hij verder wilde zeggen. Hij besefte dat het een cynische kant van hem blootlegde die Lena verafschuwde. ‘Wat twee vragen opwerpt. Heeft mijn vader hem echt gevraagd zijn naam te zuiveren? Als dat zo is, is dat op zichzelf al een soort bewijs, vind je ook niet? En ten tweede: hij heeft het dossier over de zaak-Tessier meegenomen uit het archief van St James. Waarom? Misschien staat er iets in wat voor hen alle twee belastend is.’

Lena stond op en hield een nieuw wetsuit op, met een hemelsblauwe golfkam op de gespikkelde zwarte borst.

‘Maar als Jack het hem wel heeft gevraagd?’

‘Dan denk ik dat ik zou kunnen proberen te helpen,’ zei Shaw. ‘Zou móéten proberen te helpen. Als we zouden kunnen bewijzen dat Mosse de moordenaar is, zou dat de schaduw die over de zaak hangt verdrijven. Niet helemaal natuurlijk, want zelfs als Mosse inderdaad schuldig is, wil dat niet zeggen dat ze het bewijs niet hebben ondergeschoven. Maar het verandert de zaak. Ze hebben die avond de regels overtreden, daar verandert niets aan. Maar als Mosse de moordenaar is, bestaat de kans dat het inderdaad zijn handschoen was en dat die inderdaad was ingepakt toen ze ermee naar de flat gingen.’

‘Hoe wil je bewijzen dat hij de moordenaar was?’ vroeg ze, altijd even praktisch.

‘Ik heb het forensisch materiaal, de oorspronkelijke trommel. Valentine is een goede rechercheur, een verdomd goede rechercheur zelfs…’

Shaw zweeg toen hij zich realiseerde dat Valentine het compliment verdiende. Lena glimlachte slechts. Ze wist hoe moeilijk het hem viel toe te geven dat hij het mis had gehad.

‘Een verdomd goede rechercheur,’ herhaalde hij. ‘Maar forensisch onderzoek is niet zijn sterkste kant. Ik laat Tom Hadden nog eens bekijken of ze iets hebben gemist. Als dat zo is, kan ik het aan Warren voorleggen, zien of hij het dossier op zijn minst wil bekijken.’

‘Mooi. Doe dat. Krop het niet op, Peter. Je weet niet wat er gebeurd is, dus probeer daar achter te komen. Als je ze geen van beiden onvoorwaardelijk vertrouwt, is dat alles wat je kunt doen.’

‘Vind je dat ik ze zou moeten vertrouwen? “Onvoorwaardelijk”?’

Het was een van haar stopwoorden, maar alleen omdat het verborg wat ze eigenlijk wilde zeggen. ‘Geloof’ was het woord dat ze in gedachten had. ‘Misschien,’ zei ze, spelend met een eenvoudig zilveren kruisje om haar hals.

‘Maar dat doe ik niet, hè? Dus doen alsof heeft geen zin.’

‘En hoe voel je je daarbij?’ vroeg ze glimlachend, terwijl ze een gereedschapskist op haar heup liet balanceren.

Shaw boog zijn hoofd en keek haar argwanend aan. ‘Voelen?’

Ze schoof een stoel bij en legde haar voeten op zijn schoot. ‘Ja. Voelen.’

Hij masseerde haar voeten, boog de tenen omlaag om de wreef te strekken. ‘Laten we naar bed gaan.’