11
SHAW PARKEERDE DE LAND ROVER op zijn vaste plek naast het station van de reddingsbrigade, waardoor een bewakingsschijnwerper aan flitste. Het gebouw was van hout, een overblijfsel uit de jaren vijftig, met gevelspitsen. Ernaast stond het nieuwe gebouw, staal, de blauwe metalen balken zichtbaar. Hij opende de zijdeur en glipte het donker in.
De hovercraft lag op zijn leeggelopen rubberen rand als een kat in een mandje. Zijn ogen construeerden de vormen uit de schaduwen en het omgevingslicht dat door de hoge dubbelbeglaasde ramen viel. De boot was geknipt voor het werk boven de zandbanken, in de ondiepe kreken en op de moddervlakten van de Wash. Shaw snoof de geur op: schoonmaakmiddel, motorolie en poetsmiddelen. Hij stak zijn hand uit en zette een schakelaar om. De boot baadde in het licht, de lak was gepoetst tot er een diep oranje patina overheen lag en de twee ventilatoren achterop glansden zilverkleurig en zwart. Hij voelde een vlaag van opwinding en een gevoel van thuiszijn. Door de adrenaline kreeg hij zin om te rennen, dus sloot hij haastig af en zette het in het schemerige licht van de dageraad op een rennen over het strand.
De wolken boven zee stelden het moment uit waarop de zon zou doorbreken en de dag begon. De zandbanken strekten zich voor hem uit. ’s Winters was het zand het enige wat hier bewoog. Anderhalve kilometer verderop kon hij zijn huis zien, een laag houten gebouw met een lange veranda, daarachter een stenen huis en dáárachter het oude botenhuis, met strandkeien op het oude dak om dat vast te houden als het stormde. Lena had de pacht van het Old Beach Café een jaar geleden overgenomen, een droom ter waarde van tachtigduizend pond. Geen toegangsweg, geen elektriciteit en een jaarlijks verlies van tweeduizend pond. Het stenen huis en het botenhuis waren bij de prijs inbegrepen. Alle twee op de monumentenlijst, alle twee vervallen.
Een druk jaar. Lena streefde doelgericht en zakelijk naar verwezenlijking van een droom. Het stenen huis was nu waterdicht, het café afgekrabd tot op het blanke hout, met een italiaans koffieapparaat dat glom als een antieke motorfiets, het botenhuis verbouwd tot een winkel die alles verkocht wat de sportieve Londense strandbezoekers konden verlangen: van surfplanken en wetsuits via deltavliegers tot surfplanken. De houten buitenpanelen van het café waren afwisselend geel en blauw geschilderd. Shaw zag een vlag slap aan de mast boven de winkel hangen: een zilverkleurige surfer op een blauwe zee. Het afgedankte zomerbadpak van zijn zevenjarige dochter hing aan een haak naast de buitenkraan, verbleekt door de regen.
Hij ging op de veranda zitten, dacht erover een eind te gaan zwemmen in zijn winterwetsuit en probeerde zich alleen te concentreren op het aanstormende ijskoude witte water. Maar twee dingen botsten in zijn gedachten: als de dochter van Sarah Baker-Sibley alleen thuis was geweest, aan wie had ze de telefoon dan doorgegeven toen haar moeder dat vroeg? En dan waren er nog de bougies in het portiervak van de pick-up. Roestig. Versleten. Verder was de cabine van Harvey Ellis brandschoon geweest. Tenzij de pick-up zelden werd gebruikt – niet erg waarschijnlijk – hadden de bougies in geen maanden in een motorblok gezeten. Hij zag het kleine metalen vraagteken van de contactpunten voor zich. Gecorrodeerd, zwart, getekend door de constante elektrische ontladingen van jarenlang een motor tot leven brengen. Maar als ze niet onlangs uit een motor waren verwijderd – wat het ontbreken van olie suggereerde – waren ze dan bedoeld om ín een motor te worden gedraaid? En waarom zou iemand dat van plan zijn?
Hij tuurde tegen de zon in en hoorde toen de voetstappen van zijn dochter, die door de gang van het huis naar het café liep. Hij draaide zich glimlachend om, klaar voor zijn andere leven.