29
EEN LIJKWAGEN ARRIVEERDE IN het donker bij de Ark, snorrend als een tevreden kat met een schoteltje melk. Twee laboratoriumassistenten schoven een lijk in een grijze zak vanaf een brancard naar binnen, de achterklep sloot zich met een zachte, geoliede klik.
‘Spullen afgeleverd,’ zei Valentine, terwijl hij op de trap een sigaret opstak en ze de lijkwagen het plein af zagen rijden. ‘Iemand die we kennen?’
‘Styleman,’ zei Tom Hadden. ‘Volgende halte het mortuarium van de begrafenisondernemer, tot je hem uitschrijft. Kunnen hem niet naamloos begraven, hè?’
Shaw schopte met de neus van zijn laars tegen de stoeprand. ‘Geen vorderingen dus. Nog sporen gevonden op de boot?’ vroeg hij. Het jacht dat agent Jacky Lau in Morston Creek had gevonden was naar Boal Quay in Lynn gesleept, waar een volledig forensisch onderzoek was begonnen.
‘Beetje vroeg,’ zei Hadden. ‘Maar Jacky heeft een aktetas van de boot meegenomen. Ze is binnen.’
Agent Jacky Lau had een stapel documenten op een schragentafel uitgestald, verlicht door enkele bureaulampen. Ze had handschoenen aangetrokken en sorteerde de papieren op stapels, de microfoon van een mobiele telefoon voor haar mond. Ze zag er zelfverzekerd uit, de situatie meester, en elke minimale beweging was geladen met adrenaline.
‘Ben je zover?’ zei Shaw.
Ze stak een vinger op en beëindigde een gesprek. ‘Bedankt, geweldig.’ Ze deed het oortje uit en legde het op tafel. ‘De boot is geregistreerd op naam van…’ Ze las het af van een klembord, drie keer checkend. ‘James Baker-Sibley.’
Ze zweeg even, net lang genoeg om hen ervan te doordringen dat ook zij het verband had gelegd.
‘Adres in het Barbican, Londen. Volgens het kiesregister woonde hij in 2005 in een huis in Burnham Overy Town. Familie afkomstig uit de streek, een van hen was in de jaren zestig iets hoogs bij de Royal Navy. Papieren, waaronder een paspoort, kloppen met de identiteit. Brits paspoort, met een heleboel Griekse douanestempels uit de jaren negentig. Maar de meeste spullen…’ Ze schoof een glimmend bedrijfsrapport weg van wat gefaxte berekeningen. ‘Zakelijke transacties zo te zien, er is een feitenverslag in verband met een bedrijfsovername, certificaten van aandelen. Maar het is een doolhof. Scotland Yard heeft ons een forensisch accountant aangeboden, dus ik stuur alles per koerier naar Londen.’
Shaw en Valentine keken elkaar aan.
Hadden had het verband eveneens gelegd. ‘Zij bestuurde de Alfa, toch… Baker-Sibley?’
‘Ja,’ zei Shaw. ‘Vrouw, ex-vrouw. Weduwe. Ex-weduwe.’
‘Ze zal de vlag verdomme wel tevoorschijn halen,’ zei Valentine. ‘En de fanfare.’
‘Als hij het is,’ zei Shaw, zonder de waarschuwende klank in zijn stem te kunnen onderdrukken. ‘Paspoort?’
Lau reikte het hem aan. Hij bladerde naar de foto. ‘Dat is hem, al zeg ik het zelf.’ Shaws schets had het ‘levenslange uiterlijk’ vastgelegd: de nietszeggende, knappe symmetrie van de belangrijkste gelaatstrekken. Eindelijk, dacht hij, was er een einde gekomen aan het zoeken naar stukjes van de legpuzzel en begonnen ze in elkaar te passen.
Hadden ging hen voor door de plastic deuren naar het mortuarium. Hij had de waskom van het jacht op een aluminium tafel gelegd, plus de afzonderlijk ingepakte visgaffel.
‘Ten eerste: het wemelt van de sporen op de plaats delict. De zijkant van het jacht vertoont een paar lelijke krassen en een streep verf, sterke botenlak, donkerblauw. Ik zou zeggen dat er een aanvaring is geweest, met iets wat in ruw weer langszij kwam. Misschien. In elk geval iets groots. Een zeeschip. Treiler. Geen jacht, de krassen zitten te hoog en het is de verkeerde lak. En dan hebben we dit nog…’ Hij hield de plastic envelop naar het licht en Shaw zag de misselijkmakende, bloedkleurige vegen op het plastic, en het dodelijke zwart van de gaffel.
‘Dezelfde bloedgroep als onze man op de zandbank, en dezelfde haarkleur.’ Hij tikte op een grote mandfles vol roze water. ‘En hier zit een heleboel bloed in, inhoud van de afwasbak. Ik zal een DNA-match voor je proberen te vinden.’
Hij had ook de blonde haarstreng ingepakt. Hij gaf het zakje door aan Shaw, die het op zijn hand woog. Hij dacht aan het borstelen van Francesca’s haren voordat ze naar school ging, de subtiele geur van de natuurlijke oliën, het irritante rukken als zijn dochter tegenstribbelde.
‘We zijn er nog proeven mee aan het doen,’ zei Hadden. ‘Nog geen resultaat, maar het is duidelijk niet van de dode man.’
Shaw herinnerde zich het roze plastic lijstje op het dashboard in de Alfa van Sarah Baker-Sibley, de foto van haar dochter met weelderig, bijna tot haar middel reikend haar.
‘De rest van de boot?’ vroeg hij.
‘In elk geval wat bloed, op een omgekeerd vloerkleed in de slaaphut. Ook op de bovenkant zitten vlekken. En een stukje schedel op de trap naar het dek.’
Hadden trok zijn forensische handschoenen uit. Zijn handen waren even bleek als zijn ogen, de sproeten bloedeloos, de nagels kort en wit.
Het laatste zakje: de ingelijste foto, losgeschroefd van de houten betimmering uit de slaaphut van de Hydra. De hemel egeïsch blauw, de witte koepel van een kapel op de rotsige helling achter een taveerne op het strand.
Shaw legde zijn duim op het meisje. ‘Dat is Jillie Baker-Sibley. Vraag één: wie is de jongen? Vraag twee: waar is mama? Nam zij de foto? Misschien.’ Hij bracht de foto dichter naar zijn ogen en bestudeerde Jillies gezicht, de jongensachtige korte broek en het T-shirt, het haar teruggesnoeid tot schouderlengte. De jongen was donkerder, ouder, zijn houding – een onderarm op zijn knie – een afspiegeling van die van zijn vader. De zoon had hetzelfde karakteristieke gezicht als zijn vader: de evenwichtige gelaatstrekken. Het meisje had zijn ogen en neus geërfd, maar haar botstructuur was die van Sarah Baker-Sibley.
Hij gaf de foto door aan Valentine. ‘Laten we Baker-Sibley morgenvroeg meteen ophalen voor verhoor,’ zei hij. ‘En Jillie. Op een afgelegen plek in Burnham Market. Zo raakt ze misschien niet in paniek. We nemen haar mee hierheen om het lichaam op de zandbank te identificeren. Als hij het is.’
Ze hoorden de klok van de St Margaret tien uur slaan.
‘Ik pik je om zeven uur op, George, bij je thuis.’
Valentine verroerde zich niet, boos dat hij werd weggestuurd, hij voelde dat er nog iets zou worden gezegd wat hij niet te horen kreeg. Hadden werkte aan een computer. Shaw schonk koffie voor zichzelf in.
‘Inspecteur,’ zei Valentine. Hij draaide zich abrupt om en smeet de deur dicht.