18

DE ARK WAS EEN verbouwde kapel tegenover St James, een rode bakstenen schuur in de vorm van de verblijven in een kindermaquette van de ark van Noach. Het gebouw was bijna een eeuw lang het onderkomen geweest van een non-conformistische sekte. Maar de kerk had het in de jaren zestig verkocht en was zelf verhuisd naar de ringweg. De kapel was gekocht door het politiekorps van West Norfolk en ondanks de beperkingen van de status van gemeentelijk monument was het victoriaanse gebouw snel gerenoveerd om onderdak te bieden aan het forensisch hoofdlaboratorium van het korps, zodat er in het hoofdgebouw ruimte vrijkwam, waar het korps streed tegen een misdaadgolf die het gevolg was van de toestroom van east Enders naar de nieuwe wijken. Niet dat nieuwkomers misdrijven hadden meegebracht die de plaatselijke bevolking niet had geprobeerd. Het kwam gewoon doordat ze met meer waren.

De meesten van de tweehonderdduizend inwoners hadden er geen idee van wat er gebeurde achter de vers gezandstraalde muren en de flessengroene en crèmekleurige, gebrandschilderde ramen van de Ark. Nu, in de vallende sneeuw, brandde er licht achter de spitse lancetvensters.

Shaw en Valentine zaten in de Mazda op een van de voor de recherche gereserveerde parkeerplaatsen van St James en wachtten tot de klok sloeg. Alleen te laat komen voor een afspraak met dr. Kazimierz was een ernstiger vergrijp dan te vroeg komen. Ze hadden zes minuten tijd te doden. Het nieuws dat Harvey Ellis een liftster had meegenomen en dat ze in de pick-up zat toen die op Siberia Belt tot stilstand kwam, had de zaak op zijn kop gezet. Valentine dacht dat één motief voor de hand lag. ‘Ze zitten vast in de pick-up, Ellis en het meisje, ze weten dat ze het grootste deel van de nacht vast zullen zitten, ze is jong en sexy én…’ zei hij en hij liet het woord even hangen, ‘én ze stak in het bijna-donker op een verlaten weg haar duim op om een lift te krijgen. Hij denkt dat de liftster ervoor in is, maar dat is ze niet.’

Hij zweeg, keek naar de sneeuw en zijn schouders werden opgetrokken op een inademing. ‘Hij stelt zijn geluk op de proef, zij zit op de passagiersstoel, met de gereedschapskist tussen hen in. Ze is bang, hij probeert iets, ze flipt, pakt een stuk gereedschap en haalt uit naar zijn oog.’

‘Daarna verdwijnt ze, spoorloos,’ zei Shaw en hij rilde toen hij een uniformagent over het plein zag rennen. De sneeuw plakte aan zijn rug.

Valentine snoot zijn neus en ademde snel in. ‘Als Harvey Ellis vermoord is, en de moordenaar is niet John Holt, dan is de moordenaar verdwenen zonder sporen achter te laten. Dat staat als een paal boven water. Er is geen andere weg, dus je kunt dat feit niet gebruiken om iemand uit te sluiten, toch?’

Shaws vader had altijd gezegd dat George Valentine eerder dan wie ook hoofdinspecteur had moeten worden. Maar er waren gewoon te veel scherpe kantjes geweest.

‘Maar er zijn nóg twee lijken zonder duidelijk verband met je verliefde bestuurder,’ wierp Shaw tegen. ‘Een op het strand, en een paar uur later onze vriend op Styleman’s Middle.’

Haddens team had het lichaam op de zandbanken geborgen een uur voordat de vloed over zijn graf stroomde. Er was geen enkele forensische aanwijzing gevonden, geen sporen van een boot die aan land was gegaan en opnieuw geen voetsporen. Het vorige getij had de plaats delict schoongeveegd en alleen de mathematische precisie van het geribbelde zeezand achtergelaten.

De verwarming van de Mazda pompte warm stof in de auto en Valentine niesde en produceerde vervolgens een ritmisch gesnuif dat Shaw uit alle macht probeerde te negeren.

De klok van de kerk op de Tuesday Market sloeg het hele uur. Ze stapten uit en liepen gebogen door de sneeuw naar de dubbele deuren van de kapel. Binnen duwden ze een zware perspex draaideur naar het middenschip van de kapel open. De ruimte werd in tweeën gedeeld door een lage metalen scheidingswand, die in glas doorliep tot de nok van het houten dak. Door de ramen stroomde onderwaterlicht de galmende ruimte in. De vloer aan deze kant bestond uit het oorspronkelijke parket, zo glad geboend dat het gebrandschilderde glas erin werd weerspiegeld. Er stonden drie rijen laboratoriumtafels en een computer. Aan één kant was een kleine vergaderruimte naast een rij wastafels tegen de muur. Tom Haddens team bestond uit flexwerkers, er waren dus geen echte kantoorruimtes. Een koffiezetapparaat werkte zich pruttelend naar het eind van zijn cyclus en dr. Justina Kazimierz kwam uit de ruimte achter de tussenwand om zichzelf nog eens in te schenken. Valentine stond al bij het apparaat en hielp zichzelf. De patholoog werkte op contractbasis voor het korps van West Norfolk, maar ze was de afgelopen tien jaar bij zo veel zaken betrokken geweest, dat de Ark haar tweede thuis was geworden.

‘Tom is op Ingol Beach,’ zei ze. ‘Als jullie koffie willen, ga je gang,’ voegde ze er vinnig aan toe, maar Valentine slurpte onverstoorbaar en luidruchtig uit de mok.

Shaw zag dat ze zich hier, op bekend terrein, lichtvoetig bewoog. Het herinnerde hem aan haar dans in de kantine. Ze ging hen voor naar de tweede ruimte achter de scheidingswand. Een eenzame stenen engel stond in een nis in het midden van de achtermuur onder de gebrandschilderde ramen, en op metalen autopsietafels lagen drie lichamen. Aan de ene kant stond een bureau waar Kazimierz haar tas op had gezet, met opengeslagen flappen, als een grote, exotische begrafenisbloem. Een mortuariumassistent spoot een tafel schoon.

Shaw zag een voet op de dichtstbijzijnde tafel en hij vond dat het vlees van de stenen engel een aantrekkelijker kleur had. Valentine dronk koffie, maar de cafeïnestoot kon zijn benauwenis over het feit dat hij in het mortuarium was niet verdrijven. Hij hield niet van de dood; die gaf het einde van de wedstrijd aan, het moment waarop er niets overbleef om op te gokken, laat staan te wedden.

Hun voetstappen knarsten op de betonnen vloer, die doorsneden werd door aluminium goten, zodat de ruimte kon worden schoongespoten. Alle snijtafels waren van gepolijst staal. Verplaatsbare operatielampen wierpen een bijna ondraaglijk fel schijnsel op elk van de in gebruik zijnde tafels en verdreven schaduwen van plaatsen waar schaduwen moesten zijn.

Dr. Kazimierz leunde op een van de tafels, haar gewicht op het ene been, het andere achter haar opgetrokken, zodat ze met de neus van haar schoen op het beton kon tikken.

‘Oké. Ik zei dat ik jullie zou bijpraten over wat we hebben. Dat was vóór de laatste op Styleman’s Middle. Ik heb dus nog minder tijd dan ik dacht. Ik begin vanavond met de inwendige autopsie van het eerste slachtoffer… Wat later dan ik dacht: halfacht. Wees op tijd.’

‘We stellen het op prijs,’ zei Shaw.

‘Juist. Zullen we met de laatste beginnen? Weinig over te zeggen.’ Ze trok een lap plastic van de eerste tafel. De man van Styleman’s Middle was uitgepakt, de kleren waren losgesneden, het zand was voorzichtig uit elke huidplooi gespoeld. De huid was bedekt met waterdruppels, die zich aan de bijna onzichtbare lichaamsbeharing hadden gehecht. Sommige ervan bundelden hun krachten en druppelden op de aluminium tafel.

‘Niets bijzonders dus,’ zei ze, terwijl ze forensische handschoenen aantrok. ‘Een klap op het hoofd hier…’ Ze legde beide handen op de schedel, draaide hem opzij en toonde de wond. Shaws maag draaide toen hij het plastic geluid van een klikkende nekwervel hoorde. Valentine deed een stap achteruit. ‘Dit zou gegarandeerd tot bewusteloosheid hebben geleid… enkele uren misschien. Wapen? Het is een vreemde wond: aanzienlijke kracht, maar een dempend effect. Misschien een stomp voorwerp met iets eromheen, of een rubberen hamer, zo een waarmee jullie je tentstokken in de grond slaan. Vingerafdrukken waren moeilijk te nemen doordat de huid verzadigd is, maar ik heb een set. We checken ze. Schoon. Dure kleren. Het polohemd is interessant: het lijkt veel ouder dan de broek, de onderbroek en de sokken. Daar kan Tom nog eens naar kijken. Ik zou zeggen de jaren zeventig. Het merkje op de kraag is van de Royal Navy.’

‘Meer niet,’ zei Shaw. ‘Geen schip?’

‘Nee, alleen dat merkje.’

Shaw keek naar het gezicht en probeerde zich de trekken in te prenten. De keurig gekamde haren, de gave huid, de fijne botten, de zachte handen, de gebruinde kleur. Hij was misschien knap geweest, had zeker geld gehad. Royal Navy: het deed een bel rinkelen, een scheepsbel, maar hij kon het niet thuisbrengen.

‘Buiten het feit dat hij dood is, is hij kerngezond,’ ging de patholoog verder. ‘De lever heeft een klap gehad, maar niet overdreven ernstig. We zullen zijn longen moeten verwijderen om de doodsoorzaak met zekerheid vast te stellen, maar alles wijst op verdrinking.’

Dr. Kazimierz wilde verder gaan.

‘Kun je me wat foto’s bezorgen?’ vroeg Shaw. ‘Zwart-wit, en face?’

Ze sloeg het verzoek op in haar geheugen en liet de laboratoriumassistent die aan een van de computers zat te werken de lap plastic weer over het lichaam leggen. Shaw vond het een mooie geste, erkenning van de waarde van het leven, zelfs als iemand erin was geslaagd dat met één enkele klap te vernietigen.

‘Dit is veel interessanter,’ zei de patholoog, terwijl ze haar handen dichtkneep, opende en weer dichtkneep.

Het lijk in de rubberboot was nog even bleek als toen Shaw het op Ingol Beach aan land had gebracht. Een zweem van zonnebruin misschien, maar die was verbleekt na een Engelse zomer. Hij lag erbij alsof hij sliep, het witte laken opgetrokken tot halverwege zijn borst, beide armen gestrekt langs zijn lichaam en boven het laken. Een kruisvaarder, te rusten gelegd in steen. Zijn gespierde bouw was Shaw op het strand al opgevallen, maar hier, onder het meedogenloze licht van het laboratorium, bleek nog duidelijker dat deze man heel goed de kost kon hebben verdiend met zijn lichaam. Zijn schouders waren breed en het spierweefsel maakte de hoek waar de nek en het vlees van de schouderbladen bij elkaar kwamen bijna onzichtbaar.

Dr. Kazimierz keek met een glimlach om haar lippen naar het gezicht.

‘Heb je een paspoort?’ vroeg Shaw. ‘Vingerafdrukken?’

Ze legde haar hand op een metalen kastje waarop een rood licht knipperde. ‘Het papier is bijna uit elkaar gevallen, dus droog ik het zo langzaam mogelijk. Nogmaals: afdrukken waren moeilijk. Je moet geduld hebben.’

Shaw bestudeerde het gezicht van het slachtoffer opnieuw. Het haar was zwart en dik, donkere stoppels op de kin en in de hals, gesprongen adertjes op neus en wangen. De bruine ogen waren plat en visachtig, de nagels aan vingers en tenen vuil, ondanks de geschrobde huid. Hij droeg een zegelring aan zijn rechterhand. Een zwarte steen met een gravering. Shaw boog zich voorover om het beter te zien.

‘Het is een mannenfiguur,’ zei de patholoog. ‘Met de staart van een draak.’

‘Chinees?’ vroeg Valentine. Hij snoof toen hij merkte dat een chemisch stofje in het vertrek zijn neusholten aantastte. De lijken op de mortuariumtafels belemmerden zijn denkvermogen. Hij had iets onbezields nodig om zich op te concentreren. De patholoog trok de ring van de vinger en legde hem in een metalen schotel. Valentine duwde ertegen met een houten spatel.

‘Je krijgt er een foto van,’ zei Kazimierz.

‘Doodsoorzaak?’ vroeg Shaw, terwijl hij zich weer omdraaide naar het lijk.

Naast de tafel stond een lamp met een sterk vergrootglas aan de scharnierende arm. ‘Hier.’ Ze knipte de lamp aan en bracht het vergrootglas boven de wond in de arm. ‘Tussen haakjes, de beet komt overeen met zijn gebit, dus hij heeft zichzelf gebeten.’

Shaw en Valentine bogen zich tegelijkertijd naar voren en de brigadier trok zich net op tijd terug om een botsing te voorkomen.

Twee rijen tandafdrukken, de boven- en de ondertanden, waren bijeengekomen om de huid te verwijderen. De wond was in het midden ruim twee centimeter diep, zodat het spierweefsel eronder zichtbaar was, één enkele kapotte ader. In het midden van de dubbele boog van de tanden zat een wond die ze op de plaats delict over het hoofd hadden gezien: paarsachtig, bijna zwart in het midden en eromheen een stuk of zes puistjes, pukkels vol doorschijnend vocht, als een blaar.

Het zat Shaw niet lekker dat hij het eerder had gemist.

‘En hier,’ zei de patholoog, terwijl ze de lamp en het vergrootglas verplaatste.

Een tweede kleine kolonie van puistjes, zo’n vijftien centimeter van de wond, hoger op de arm.

Shaw zag het gifgele olievat weer voor zich en verschoof het verband voor zijn oog. ‘Een brandwond… Chemicaliën?’

Ze haalde haar schouders op en haalde een flesje uit haar jaszak. Daarin zaten een paar druppels bijna kleurloos vocht, misschien zwemend naar blauw. ‘Ik heb dit uit de wond gehaald en we hebben alle industriële proeven gedaan, maar het bleek organisch te zijn. Analyse van de organen levert misschien meer op. Ik heb een paar monsters uit het vat ter vergelijking en we zullen het door de spectrometer halen. Maar ik vermoed dat het niet hetzelfde is. Weet je wat ik denk dat dit is?’

Ze schudden hun hoofd als scholieren.

‘Slangengif.’

‘Een beet dus,’ zei Shaw. ‘En hij wist het, nietwaar? Dus probeerde hij het gif uit te zuigen om te voorkomen dat het in zijn bloed kwam.’ Hij stelde zich de pijn voor, de paniek die iemand ertoe aanzette zijn tanden in zijn eigen vlees te zetten. ‘Waarvan?’

‘In elk geval niet inheems. Het midden van de wond vertoont twee kleine snijtandafdrukken, dus ik denk aan een slang. Maar wat voor slang? Dat is moeilijker.’

‘Bestaan er gegevensbestanden van zulke dingen?’

‘Ik zal de Londense dierentuin proberen. En Traffic, de club die de handel in wilde dieren controleert.’

‘Dus wat zeggen we?’ vroeg Valentine. ‘Dat die knaap is gestorven doordat hij is gebeten door een exotisch dier dat hij wilde smokkelen?’

‘Misschien,’ zei Shaw.

‘Ik moet het Hadden vertellen,’ zei Valentine, terwijl hij in de regenjas over zijn schouder naar de radio zocht. ‘Zijn mensen zijn op het strand.’ Boven hun hoofd hoorden ze sneeuw van het dak schuiven en op de auto’s vallen die in de luwte van de oude kapel geparkeerd stonden.

‘Maar het zal niet leven,’ zei de patholoog. ‘Wat het ook is. Het gif waardoor hij is gedood, is tropisch. Tien minuten bij nul graden zou genoeg zijn om het dier dat hem heeft gebeten te doden.’

‘Maar als hij ze het land binnensmokkelt – er zijn er misschien meer – moet hij iets hebben gehad om ze in leven te houden,’ zei Shaw. ‘Daar moeten we naar zoeken, George. Iets wat de warmte vasthoudt.’ Shaw kreeg kippenvel.

Valentine trok zich terug in het kantoor achter de tussenwand.

Shaw stapte weg van het lijk en probeerde de dood in perspectief te zien. Ze hoorden de klok van de St margaret het halve uur slaan. De patholoog vatte het op als een sein om verder te gaan.

Op de laatste tafel lag Harvey Ellis, het doorboorde oog zwart, verminkt. Shaw merkte op dat het smalle gezicht er in de dood uitzag als van een puber en gelijkenis vertoonde met dat van zijn zoon Liam, het kind op de foto in de portefeuille van het slachtoffer. Het was moeilijk Harvey Ellis te zien als de vader van drie kinderen, terwijl hij er meer uitzag als hun oudere broer. Het laken was tot zijn adamsappel opgetrokken, zijn voeten waren bloot, een label aan een van de tenen.

‘Ook hier weinig tot geen nieuws,’ zei Justina.

Ze trok het laken omlaag en toonde de militaire tatoeage in blauw en rood: een kasteel op een achtpuntige zilveren ster. Het wapen van de Royal Anglians. ‘En de afweerwond.’ Ze trok het laken verder omlaag en tilde de arm op.

‘Dus de werkwijze blijft gelijk?’ vroeg Shaw.

‘Ja. Dat lijkt me wel. Hij is gestorven aan de steekwond met de beitel in zijn oogkas, nadat hij een eerdere slag had afgeweerd. Ik denk dat hij op zijn rug liggend is doodgebloed, of in elk geval met zijn bovenlichaam omlaag gedraaid, en daarna naar de pick-up is verplaatst. Zoals ik al zei: er is te weinig bloed op de plaats delict. Ik denk dat we anderhalf tot twee liter te kort komen. Maar de dood is ingetreden in zittende positie en op dat moment trad de lijkstijfheid in.’

‘Hij had een passagier,’ zei Shaw. ‘Een meisje. Enig spoor: haren, lippenstift, een kus? Sporen van sperma op het slachtoffer?’

Ze dacht er een half minuutje over na, langer, terwijl ze langzaam om de tafel heen liep. ‘Dat is me niet verteld,’ zei ze.

‘We weten het pas,’ zei Shaw haastig.

‘Oké. Niet, absoluut niets, geen enkel spoor. Wat uiteraard niet wil zeggen dat ze er niet was. Ik bekijk het lichaam. De cabine is niet brandschoon. Het is een werkplek. Er zitten zo’n dertig verschillende vingerafdrukken op het dashboard. De TR checkt ze allemaal. Maar op het lijk, of bij het lijk, niets bijzonder opvallends. En geen afdrukken op het moordwapen.’

Ze trok de forensische handschoenen uit. Ze keken naar Harvey Ellis’ gezicht.

‘Denk je dat hij haar heeft aangerand?’

‘Het is maar een idee,’ zei Shaw schouderophalend. ‘En daar hebben we momenteel gebrek aan. Had hij een armband om, iets gegraveerds?’

Ze liep naar een bureau onder een van de lancetramen en kwam terug met een doorzichtige envelop. ‘Zilver. Eén woord: Grace.’

‘Mooi zo,’ zei Shaw. Hij keek niet uit naar een ontmoeting met Grace Ellis.

Shaw ging door de klapdeur voor naar het laboratorium. Valentine zat met zijn voeten op een van de computertafels, zijn ogen gesloten. De patholoog kuchte en Valentines oogleden gingen langzaam open.

‘En dit helpt misschien evenmin,’ zei ze. Op een van de bureaus naast een computer hing een vacuümkast met daarin een glazen schaal met een half opgegeten appel. Valentine probeerde geïnteresseerd te kijken. Forensisch onderzoek was niet zijn sterkste kant. Mensen pleegden misdrijven. Het ging erom hoe je mensen aanpakte.

‘Tom zei dat je zeker wilde weten of die appel het laatste was wat het slachtoffer had gegeten,’ zei Kazimierz. ‘Niet dus.’

‘Heeft iemand anders dan Harvey Ellis deze appel gegeten?’ vroeg Shaw. ‘Je kunt me zeker niet vertellen of het een langbenige blondine was?’

‘Met voldoende middelen.’

Valentine tuurde door het glas naar de appel. ‘En dat kun je daaruit opmaken?’

Kazimierz verstrakte. ‘Ik durf er mijn reputatie om te verwedden, brigadier Valentine.’ De implicatie was duidelijk. Ze had een reputatie te verliezen.