43

Het feestje begon om vier uur in de ochtend.

Breng uw eigen kevlarvest mee; rsvp niet nodig.

Het open karakter van het terrein om de ranch van Dement betekende dat ze onder dekking van het duister moesten opereren. Eerder een donkergrijze nacht dan een zwarte, dankzij een karige sterrenhemel en een maan die net door de hoge bewolking heen scheen.

De LAPD-rechercheurs Moses Reed, Petra Connor en Raul Biro reden in ongemarkeerde personenauto’s. Onderofficier van justitie John Nguyen zat achter in de auto van Petra, de voormalige LAPD-rechercheur Aaron Fox zat naast zijn broer. Voor hen rammelden zes van de twaalf agenten van het arrestatieteam, experts in de kunst van het verrassen, in een omgebouwde militaire Humvee. Achteraan, vijftien deputy’s van de sheriff, twee luitenants en één kapitein. Al die kakiuniformen omdat Malibu nu eenmaal het terrein van de sheriff was.

Al die kaki-bobo’s omdat niemand zich de kans op de schijnwerpers wilde laten ontzeggen nu de kans daar was en het om beroemdheden ging.

Die beroemdheden hadden bijna roet in het eten gegooid. De bobo’s op het bureau van de sheriff hadden gepleit voor een ‘brede interdepartementale planning’, om ‘strategisch uitstel’ en behoedzaam opereren omdat het hier om ‘burgers met een hoge publiciteitswaarde’ ging. Dat zou leiden tot een voorbereiding met een slakkengang waarbij mensen zich zouden indekken tegen mislukking, en uitstel van de inval tot na het aanbreken van de dag, en het bellen vanaf het hek om Dement of iemand van zijn personeel de gelegenheid te geven in de auto te stappen, naar het hek te rijden en het hangslot open te maken.

John Nguyen zei: ‘Prachtig, en dan vragen we O.J. Simpson of hij de huiszoeking wil leiden.’

Nguyens baas belde en herstelde de verhoudingen. Om de man de kans te geven zijn gezicht te redden, mocht de kapitein van de sheriff, iemand die Carl Neihrold heette, het slot doorknippen.

Dat duurde even, want het was een zwaar slot en Neihrold deed al jaren niets anders dan aan zijn bureau zitten. Hij had geen betonschaar in zijn handen gehad sinds hij als groentje had meegedaan aan drugsinvallen.

Heel wat kreunen verder gaf het staal het op en zwaaide het hek open.

‘Vooruit,’ zei de chef van het arrestatieteam, die Juan Silva heette. ‘Licht uit, tien k per uur.’

Eén brok zelfvertrouwen, maar niemand wist wat hun te wachten stond.

De toegangsweg was een landweg van bijna een kilometer die door hoog gras kronkelde. Hier en daar stond een uitgeschoten bosje rozemarijn, een veld klaprozen, door de wind gegeselde dwerg-sycamores en Californische eiken die de voorkeur gaven aan droge streken.

Geen enkel teken van waakhonden, geen alarmbellen.

Met nog vijftig meter te gaan voordat de landweg uitwaaierde tot een breed plateau, zag Aaron kleine knipperende lichtjes in de takken van een grote eik. Heel even, toen waren ze weer weg. Als vallende sterren.

Een paar seconden later waren er nog meer, dit keer vanuit een onopvallende struik salie.

‘Zie je dat, Moses?’

‘Wat?’

‘Infraroodcamera’s, ze zitten overal.’

Moe zocht contact met Juan Silva via de radio.

Silva zei: ‘We hebben het ook gezien. We zouden net contact met jullie opnemen. Wij zetten een helm op. Zeg tegen iedereen dat we er rekening mee moeten houden dat ze serieus op een en ander zijn voorbereid. En we draaien de snelheid terug. Vijf k per uur. Geen actie zonder mijn goedkeuring.’

De Hummer kwam tot stilstand waar het plateau begon, liet nog net zo veel ruimte vrij dat Moe er zijn Crown Vic naast kon wurmen.

Achter een houten boog lag een leeg zilvergrijs terrein.

Volgens de gegevens van het kadaster was het terrein van Lem Dement iets meer dan vijfentwintig hectare groot, maar voor zover Moe kon zien, waren daarvan maar een paar hectare vlak, de rest vormde een zich herhalend patroon van heuvels dat in het duister verdween.

Links van de toegang tot het plateau, een meter of twintig verder, lag een kraal. Deels ingestort en duidelijk niet-functioneel. Het stonk er evenmin naar paardenstront.

Moe liet zijn raampje nog wat verder zakken. Het rook helemaal nergens naar.

De Humvee stond nog steeds stil. Moe verlegde zijn aandacht naar rechts, verder weg dan de kraal.

Het dichtstbijzijnde bouwwerk was een groot huis, de rechthoek op de luchtfoto die Aaron op Google Earth had bekeken. Erachter en nog verder weg stonden diverse bijgebouwen, schuren en hutten, verspreid aan de voet van de heuvels. Moe telde er vier, maar in het duister konden het er best meer zijn. Tussen het huis en de bijgebouwen lag een erf zo groot als een honkbalveld. Drie eiken stonden op willekeurige plaatsen op het veld. De knoestige takken en het droge blad afgetekend tegen de donkere achtergrond als een collage.

Geen spoor te zien van een kerk, geen bouwmaterieel. Maar de contouren van de bouwput die op de luchtfoto te zien waren geweest, waren er wel heel duidelijk: helemaal rechts, een meter of vijfentwintig van het huis.

Een groot stuk grond was afgezet met strak draad, gespannen langs piketpaaltjes. Duidelijk de eerste aanzet tot een of ander project, maar nog geen grondwerkzaamheden. Daarmee was nog niets gezegd over ander handmatig graafwerk. Terwijl de motor van de Hummer neutraal bleef grommen, vroeg Moe zich af wat het effect zou zijn van het motorlawaai. In het huis, noch in de bijgebouwen was licht aangegaan. Dat kon van alles betekenen.

Rare plek om een gezin groot te brengen. Zo geïsoleerd. En niets van de glamour van Hollywood. Lem Dement had een fortuin overgehouden aan die zogenaamde diepgelovige film, maar als je zag hoe hij woonde, zou je dat niet zeggen.

Het hoofdgebouw was groot, maar bepaald niet mooi. Laag, ruwhouten gevels, een glooiend dak met een satellietschotel die steil omhooggericht stond en een over de volle lengte overdekte veranda met een paar vouwstoelen. Het was ooit een zomerkamp geweest. Dan was dit waarschijnlijk zoiets als de eetzaal geweest en de administratie. Honderd flesjes bier… Vandaag geen geintjes.

Er stonden een paar auto’s voor het gebouw, maar de Hummer benam Moe het uitzicht.

Aaron fluisterde: ‘Wel wat anders dan Hearst Castle. Lijkt meer op de jachthut van de eerste de beste cowboy.’ Plaatjes doemden op in Moe’s gedachten. Hertenkoppen boven schoorsteenmantels. Jachttrofeeën waar geen normaal mens naar zou moeten willen kijken. Hij hield zich stil.

Er ging een halve minuut voorbij, voordat Juan over de radio zei: ‘Wij zetten de wagen daar bij die kraal, blijven jullie hier.’ Terwijl hij sprak, rolde de Humvee naar een van de gehavende hekwerken, stopte, waarna het geluid van de motor wegstierf.

Moe kon nu de hele voorkant van het huis zien, en helemaal in het midden ervoor stond een hoofdprijs: de zwarte Ram pick-up van Ahab ‘Ax’ Dement, ongetwijfeld een schatkist vol forensisch materiaal.

Er stonden nog acht wagens, keurig naast elkaar. Alsof iemand precisie belangrijk vond. Aaron herkende de zwarte X5 van Gemma Dement. De anderen kwamen overeen met de registratie-informatie die Moe had ingewonnen. De Mercedes coupé van Lem Dement met het kenteken LEMDEM, de Escalade pick-up van de regisseur met LDTOO op de platen, drie baby-Benz Mercedessen waar zoon nummer twee, Japhet, het evenbeeld van Ax, en de pubers Mary Giles en Paul Miki in mochten rijden. En tot slot, maar het was niet de minste van het stel, een oude Jensen Interceptor op vier lekke banden. Een paar zware deuken sprongen in het oog door de schitterende glans.

De tijd kroop voorbij terwijl de jongens van het arrestatieteam in hun gepantserde voertuig zaten te overleggen. Overal waren donkere ramen, nog steeds geen kiertje licht. Werden die infrarode camera’s ergens anders gelezen? Liet de beveiliging van Dement, wat die ook te betekenen mocht hebben, te wensen over?

Lag de hele familie Dement zoete dromen te dromen die op het punt stonden om te slaan in een verschrikkelijke nachtmerrie?

Juan Silva zei over de radio: ‘Ik ga poolshoogte nemen.’ Moe zag de lange gehelmde figuur geruisloos naar de achterkant van het houten huis glijden. Een paar tellen later verscheen hij weer en klom hij weer in de Humvee.

‘Aan de andere kant is ook een veranda, met twee achterdeuren, niet erg solide, sloten van het jaar nul. Aan de achterkant zag ik kinderen slapen, dat maakt het ingewikkeld. Enig idee wat of wie zich in die hutten bevindt?’

Moe zei: ‘Nee.’

‘Oké, ik heb drie kinderen gezien in één kamer met stapelbedden, en twee in eenpersoons kamers. Dan blijven er nog twee over, en de ouders. Van voor naar achter zijn er meerdere kamers, dus ze kunnen overal zijn. Dat betekent dat we maximale mankracht nodig hebben om de zaak snel onder controle te krijgen. Wij zessen gaan voorop en de rest in uniform volgt als back-up. Oké, kapitein Neihrold?’ Neihrold zei: ‘Zeker.’

Silva zei: ‘Ik weet dat we niets hebben gevonden wat erop wees dat er inwonend personeel is, maar het is alleen maar logisch dat dat er wel is met zo’n groot huis. Misschien staan ze niet geregistreerd, misschien zitten zij in die hutten. Op deze afstand beschouwen we ze als een minimaal risico, dat we aan jullie, de rechercheurs, overlaten. Alleen bewaken. Dat zou saai moeten worden, tenzij iemand daar lange-afstandsraketten heeft.’

Moe zei: ‘Ik zie geen raketwerpers.’

‘Wat je niet ziet, komt het hardste aan, rechercheur.’

‘Grapjas,’ lispelde Aaron.

Silva zei: ‘Gebruik die bomen als dekking, houd je ogen open en je radio aan. We hopen dat het gladjes verloopt, maar op het moment dat we de knop omdraaien, kon het best eens interessant worden.

Eén voor één reden de wagens van de expeditie het plateau op. Ze parkeerden bij de kraal en de inzittenden klommen eruit. Buiten de wagens volgde nog een kort gefluisterd overleg tussen Silva, Neihrold en Moe.

Om zeventien minuten over vier stak Silva zijn duim op en leidde hij zijn team naar het grote huis. Gehelmde figuren verspreidden zich en omsingelden het gebouw. Moe, Petra en Raul haastten zich naar het drietal eiken. John Nguyen bleef in Petra’s auto zitten, en vond dat prima, want hij had geen rechten gestudeerd om voor commando te spelen. Aaron stapte uit de Crown Vic en voegde zich bij zijn broer achter een boom.

Moe keek hem aan. Schudde zijn hoofd.

Legde zich erbij neer, zonder discussie.

Het aanvalssein werd gegeven. De voordeur en de beide achterdeuren werden op hetzelfde moment ingeramd. Splinterend hout, krakend glas en de gebruikelijke gebrulde waarschuwingen. Licht aan in het voorhuis.

Geen reactie uit de hutten achter het huis. Moe’s aandacht ging als vanzelf naar het huis waar het allemaal gebeurde.

De eerste vruchten van de inval verschenen al binnen enkele seconden op de veranda: Ax Dement, paardenstaartje, blote borst, pyjamabroek met een koordje dichtgeknoopt onder een geweldige, schommelende pens, werd naar buiten geduwd door de twee grootste agenten van het arrestatieteam. Handen geboeid op de rug, hoofd gebogen, ogen amper open, en schuifelend tussen de beide mannen die hem voorttrokken.

Daarna broer Japhet, in boxershort en T-shirt met het opschrift OCCIDENTAL COLLEGE. Hij was geboeid en van de wijs en struikelde meerdere keren tussen de deputy’s van de sheriff die hem naar een patrouillewagen leidden. Hij was niet langer het evenbeeld van zijn broer. Hij was vijftien kilo afgevallen, had zijn baard afgeschoren en zijn haar laten knippen in een keurig, kort model.

Hij zag er helemaal niet onaardig uit, leek meer op Gemma dan op Lem, dacht Aaron. Hij verwachtte haar ieder moment te zien verschijnen en had medelijden met haar. Jarenlang was ze geslagen en ze had een moordende psychopaat als kind.

Wat zou ze zeggen als ze Aaron zag? Hij vleide zich met de gedachte dat het haar iets kon schelen.

De deputy’s brachten nog drie mensen naar buiten: de drie jongste kinderen van het gezin. Een van hen stortte in en begon te huilen. Het kind werd door een kaki uniform opgetild en verder gedragen.

Daarna de beide pubers, Mary Giles in een roze badjas. Lang, slank, lang donkerblond haar en de vierkante trekken van haar moeder. Niet geboeid, maar met twee handen die lichtjes op haar armen rustten. Plotseling vocht zij zich vrij.

‘Waarom doen jullie dit, verdomme! Waarom doen jullie dit, verdomme!’

Ze krijste zo hard dat het voor wie zich ook maar in die hutten kon bevinden, te horen was.

Er kwam geen enkele reactie uit de hutten. De bijgebouwen stonden leeg, of ze herbergden illegaal personeel, dat zelfs te bang was om zijn gezicht maar te laten zien. Hoe dan ook, geen probleem. Het verliep allemaal op rolletjes.

Terwijl zijn zuster werd weggeleid, verscheen de zeventien jaar oude Paul Miki, de laatste telg uit het geslacht Dement, tussen twee andere deputy’s. Oversized T-shirt, oversized boxershort. Surfer-outfit, gezicht onder de pukkels, de motoriek van een reiger. Stomverbaasd en lamgeslagen.

Met uitzondering van Ax Dement, die in de kooi achter in de Hummer zat te wachten tot hij verhoord zou worden, werden de kinderen Dement haastig afgevoerd. Juan Silva kwam naar buiten, zocht Moe en kwam op een drafje naar hem toe. ‘We hebben wat wiet en een paar wapens. Drie revolvers en twee geweren. Ook een verzameling messen, allemaal in de kamer van Ax. Dat was tenminste zo met het blote oog te zien, maar ga gerust je gang en zoek maar wat je wilt. Waar moet de verdachte heen?’

‘Houd hem voorlopig nog maar hier,’ zei Moe. ‘Hoe zit het met de ouders?’

‘De slaapkamer was leeg, het bed opgemaakt. Ik vroeg de dochter waar ze waren, maar ze begon te schelden. Hebben ze nog een ander huis?’

‘Niet dat wij weten,’ zei Moe. ‘Vroeger woonden ze in de Hollywood Hills, maar dat huis hebben ze verhuurd.’

Silva’s ogen dwaalden rond over het erf, verveeld nu de klus was geklaard. ‘Misschien zijn ze met vakantie.’ Hij keek naar de Hummer. ‘Kunnen we dat varken in jouw wagen zetten?’ Raul Biro zei: ‘Wil je die van mij gebruiken? Die heeft een kooi.’

Moe zei: ‘Klinkt goed… Ik denk dat we die maar beter kunnen uitkammen.’ Hij wees naar de hutten. Daarna bel ik de jongens van de lijkschouwer en het hondenteam.’

Silva zei: ‘Dat klinkt als een plan.’ Hij zette zijn helm af en haalde een hand door zijn korte, zwarte haar. Een en al zelfvertrouwen en evenwichtigheid, een zoveelste missie volbracht. Dat sloeg in een oogwenk om toen er schoten kraakten.