5
De grote recherchezaal klonk hol.
Niemand behalve Moe Reed aan zijn bureau, en rechercheur derdeklas Delano Hardy, die ver weg in een hoek met iemand zat te bellen over een dagvaarding.
Hardy zat al net zo lang bij het korps als Sturgis. Had zelfs nog samen met Sturgis patrouilles gelopen in de tijd dat Sturgis dat nog deed. Moe, die nog steeds het gevoel had dat hij in opleiding was, had er een gewoonte van gemaakt te luisteren naar de gesprekken van oudere rechercheurs.
De zaak van Delano was kennelijk een schietpartij tussen bendes, de schurk snel gepakt, snelle bekentenis. Routine, kon je niets van leren. Moe stond op het punt zich maar weer te concentreren op zijn eigen werk, toen er spanning doorklonk in de stem van Hardy en hij harder begon te praten. Bleek dat de schurk een meisje van vijftien was en dat haar advocaten het gooiden op kindermishandeling en verminderde toerekeningsvatbaarheid. Bovendien was ze hispanic terwijl Hardy zwart was, dus zou hem wel weer worden verweten dat het een vuile aanklacht was, met discriminatie. Hardy kreunde, nam een slok koffie en kreunde opnieuw. Sturgis produceerde hetzelfde soort geluiden als hij de pest in had. Als je tientallen jaren dat werk deed, ging dat misschien wel vanzelf. Of als je oud werd. Moe vroeg zich af of er ooit een dag zou komen dat hijzelf zou klinken als een gewonde stier.
Hij proefde van zijn eigen koffie, die al een hele tijd koud was. Hij dronk uit zo’n beker met bolle lichaamsrondingen uit de giftshop van de lijkschouwer. Cadeautje van Liz. Grappig, maar de abominabele smaak van de recherchekoffie werd er niet anders van.
Hij bladerde door het dossier van Frostig en vond het mobiele nummer van Rory Stoltz, belde en kreeg de voicemail. Rory klonk opgewekt en vol zelfvertrouwen. Hoe groot zijn verdriet ook was geweest, het was van lang geleden.
Via de vaste lijn kreeg hij Rory’s moeder te pakken en terwijl Moe vertelde wie hij was, zocht hij in het dossier op hoe ze heette. Martha. Nummer van haar werk, het Peninsula in Beverly Hills waar ze coördinator roomservice was.
‘Hebt u Caitlin gevonden?’ vroeg ze.
‘Helaas niet, mevrouw. Ik ben op zoek naar Rory.’
‘Waarom?’
‘Vervolgonderzoek.’
‘Rory is druk op school.’
‘Enig idee wanneer hij vrij is?’
‘Hij is volwassen,’ zei Martha Stoltz. ‘Ik hou hem niet in de gaten.’
‘Hij woont nog steeds thuis?’
Stilte. Dit is geen strikvraag.
‘Mevrouw…’
‘Ik begrijp niet waarom u mij belt, rechercheur Reed. U hebt al drie keer, vier keer met Rory gepraat. En steeds maar weer dezelfde vragen. Het maakt hem van streek. Hij heeft het gevoel dat u hem erin wilt laten lopen.’
‘Dat is niet het geval, mevrouw,’ loog Moe. ‘Soms moet dat omdat we grondig moeten zijn.’
‘Hij heeft er echt last van, dat u hem verdenkt. Rory was zo gek op Caitlin. Niemand was meer van slag dan hij toen ze was verdwenen.’
‘Ik begrijp het mevrouw, maar soms moeten we toch nog weer opnieuw een aantal vragen stellen.’
‘Wel, Rory verstopt zich niet, u doet uw best maar.’
Voordat Moe kon reageren, had ze de verbinding verbroken. Waarom al die woede? Misschien had ze een slechte dag achter de rug. Of misschien had ze er inderdaad wel genoeg van dat haar enige kind betrokken was bij een moordonderzoek. Hij belde de administratie van Pepperdine en probeerde het collegerooster van Rory los te peuteren bij een opgewekte secretaresse, en vervolgens bij haar baas. Dikke pech. Misschien dat het iemand met meer ervaring was gelukt, misschien ook wel niet.
Om tien uur ging hij een blokje om, zoals hij het Sturgis had zien doen, een wandeling van een kilometer door de arbeidersbuurt die om het politiebureau lag.
Geen spontane nieuwe inzichten. Hij belde Liz. Ze nam op, klonk een beetje slaperig, maar toen ze zei: ‘Jij bent het,’ werd haar toon lichter en ze voegde er ‘schatje’ aan toe.
‘Heb ik je wakker gemaakt?’
‘Nee. Ik lig hier alleen maar met barstende hoofdpijn na te denken over alles wat zich heeft opgestapeld toen ik weg was.’
‘Arm kind.’
‘Wat mij dwarszit, Moses, is dat ik weet hoe dat fysiek werkt met een jetlag. Ik heb alles gedaan om te voorkomen dat ik zou uitdrogen. Maar het maakt niet uit hoeveel water ik naar binnen pomp, het is alsof ik zand in mijn ogen heb, en mijn huid voelt aan als crêpepapier.’
Moe probeerde het zich voor te stellen. Chocoladebruin crêpepapier dat zacht werd onder zijn streling.
‘Je bent binnen de kortste keren weer jezelf. Hoe was je vlucht?’ ‘De gebruikelijke vertragingen. En ze hadden niets meer te drinken behalve sterke drank, over dehydratie gesproken.’ Ze lachte. ‘De man die naast me zat, woog vijfhonderd kilo. Hij slikte twee slaappillen en lag de hele vlucht te snurken als een os. Probeer maar eens over zo’n vleesberg te klauteren als je naar de plee moet.’
Moe lachte met haar mee. ‘Nu ben je in ieder geval terug, zodat ik weer voor je kan zorgen.’
‘Goed, want ik kan wel een beetje zorg gebruiken, Moses. Wanneer wou je sociaal doen?’
‘Tenzij er iets losbarst ben ik vrij om een uur of vier, vijf.’
‘Caitlin?’
‘Jep.’
‘Je laat je overplaatsen en ze sturen dat gewoon achter je aan?’ zei ze. ‘Compleet onrechtvaardig.’
‘Dat komt wel goed. Blijf jij je de hele dag verstoppen?’
‘Ik was van plan naar het lab te gaan om mijn bureau op te ruimen. Maar ik voel me zo klote dat ik denk ik maar pas. Dus zeg het maar. Moet ik iets laten brengen?’
‘Wat je maar wilt. Tot vijf uur, met toeters en bellen.’
‘Toeters en bellen, hè? Wou je samen muziek maken?’
‘O man,’ zei hij. ‘Zo vroeg op de dag en dan al zoveel symboliek.’
Liz barstte in lachen uit. ‘Dat maak jij in me los, Moses. Daarom hebben wij wat met elkaar.’
Hij voelde zich een stuk beter toen hij terugkeerde, langs een omweg via een koffietent op Santa Monica waar hij een maple bear claw kocht, die hij onderweg opat, waarna hij het dossier-Frostig met een weer op peil gebrachte bloedsuikerspiegel te lijf ging.
Hij concentreerde zich op de verklaringen van Rory Stoltz en probeerde er iets uit te wringen wat hij eerder niet had gezien.
Aan de andere kant van de zaal zei Hardy: ‘Kijk nou eens wie er naar binnen waait.’
Gegnuif en kletsende high-fives deden Moe opkijken.
Del stond te grinniken.
Naar Aaron.
Aaron deed net of hij Moe niet zag en bleef maar kletsen met de oudere rechercheur. Niet respectvol naar Hardy toe, maar ontspannen, als op voet van gelijkwaardigheid.
Moe deed op zijn beurt net of hij Aaron niet zag. Aaron zei iets tegen Hardy op zachte toon en Hardy lachte opnieuw. Had het iets maken met de zaak van Del? Was Aaron ingehuurd door de advocaten van de vijftienjarige helleveeg om rotzooi te trappen?
Maar als Del Aaron als de vijand beschouwde, was dat niet aan hem af te zien. Integendeel, het waren gewoon twee kerels die stonden te kletsen.
Twee zwarten. Het hadden een verfrommelde vader en zijn coole zoon kunnen zijn.
Moe de onzichtbare man. Hij begroef zijn gezicht in het dossier.
‘Moses!’
Aaron stond grinnikend voor hem. Alsof hij Moe niet net voor schut had gezet. Kleren interesseerden Moe niet, hij vond dat de jasjes en de broeken die hij droeg prima pasten bij zijn werk. Maar soms, als hij zag hoe Aaron zichzelf uitdoste, had hij wel eens het gevoel dat hij te eenvoudig gekleed ging.
De haute-wat-dan-ook van vandaag was een strak afkledend zwart kostuum, wit overhemd, oranje stropdas, zo fel als de pylonen van een wegenbouwer, met zo’n oversized knoop die een heleboel ruimte voor zich opeiste en die ook zonder label onmiddellijk herkenbaar was als GQ.
Moe’s knopen zakten altijd uit. Hij voelde nu al weer losjes aan, maar hij hield zich in en rukte er niet aan.
Nu stond Del Hardy naar hem te staren, verbijsterd omdat
Moe zo koeltjes reageerde.
‘Hé,’ zei Moe.
‘Morgen bro, druk?’
‘Jep.’
‘Druk met Caitlin Frostig?’
Moe’s borstkas kromp samen. ‘Hoezo?’
‘Ze is nu van mij,’ zei Aaron. ‘Behalve dat ze van jou is.’
Moe sloeg het dossier dicht. ‘Waar heb je het over?’
‘Ik heb het over vrij ondernemerschap, Moses.’
‘Wie heeft je ingehuurd?’
‘De baas van meneer Frostig.’
‘Waarom Frostig zelf niet?’
‘Een boekhouder die zich mij kan veroorloven? Dacht het niet. Wij moeten eens met elkaar praten, bro.’
‘Er is niks om over te praten.’
Aaron legde een hand op Moe’s schouder. Moe haalde hem weg.
‘Gaan we die kant op, Moses?’
‘Er is niks om over te praten. Die zaak is morsdood.’
‘Misschien kan ik hem uit de doden doen herrijzen.’
‘Wonderdokter.’
Aaron grinnikte. ‘Daar zijn voorbeelden van.’
Moe keek een andere kant op.
‘Moses, bij die moerasmoorden. Zonder te overdrijven mag ik best zeggen dat ik daar een rol in heb gespeeld.’
‘Dit is iets anders.’
‘Wat dacht je van een keertje bladeren door dat dossier?’
‘Niets bijzonders te zien.’
‘Kom op, Moe.’
‘Ik pieker er niet over.’
Aaron zei: ‘Als ik Frostig moet geloven, zou ik me daar niet over moeten verbazen.’
‘Waarover?’
‘Hij denkt dat jij Caitlin nooit belangrijk genoeg hebt gevonden om tijd aan haar te spenderen.’
Moe voelde zijn gezicht gloeien. Hij wist dat hij een knalrode kop kreeg. Iets wat Aaron altijd wist te vermijden.
‘Hij mag zeggen wat hij wil. Dat doet niets af aan de feiten.’
‘Klopt,’ zei Aaron.
‘Wat?’
‘Dat het onbelangrijk is wat Frostig vindt. Hij is een mafkees. Affectieve stoornis, zo noemen gogen dat als iemand emotioneel niet spoort. Wie weet, misschien is hij wel zo’n Aspergerklant, dat is een vorm van autisme…’
‘Ik weet wat dat is.’
‘Heb je psychologie zitten lezen?’
In feite klopte dat. Moe had een stapel boeken doorgewerkt die dr. Delaware hem had aangeraden. Boeiend spul, maar niets ervan was van toepassing op Caitlin Frostig.
Moe glimlachte. Zijn gezicht gloeide nog steeds.
Aaron zei: ‘Maitland is voor jou geen probleem?’
‘Of ik hem als verdachte zie? Er is niets wat daarop wijst.’
‘Geen verdachte, Moe. Een factor, een factor die bijdraagt tot. Zoals bijvoorbeeld dat Caitlin maar één ouder heeft. Ongelukkig genoeg is die ouder een mafkees en ze heeft eindelijk genoeg van de situatie en koopt een enkele reis.’
‘Het hazenpad,’ zei Moe. ‘Heb je daar bewijs voor?’
‘Ik heb helemaal niks behalve een vet niet-terugvorderbaar voorschot dat ik graag wil verdienen. Daarom ben ik hier in plaats van dat ik met mijn C4S leuke dingen doe op het circuit van Laguna Seca. Wat ik van plan was te gaan doen op het moment dat meneer Dmitri, de baas van Frostig, me belde.’
‘Vakantietijd.’
‘Maar verdiend, Moses, verdiend.’
‘Niemand heeft je gedwongen de zaak aan te nemen.’
‘Meneer Dmitri is een belangrijke cliënt. Als hij roept, kom ik.’
‘Klinkt alsof je zijn hondje bent.’
Aaron lachte. ‘We zijn allemaal hondjes, bro. De vraag waar het om draait, is: eten we kwaliteitsvoer of wroeten we in afvalbakken? Kom op, laat mij even in dat dossier kijken. Dan gaan we lunchen, kunnen we brainstormen – ik betaal.’
‘Dmitri betaalt.’
‘Hoe dan ook, jij in ieder geval niet. Wat dacht je van het Peninsula?’
Waar Martha Stoltz werkte.
Moe vroeg: ‘Waarom daar?’
‘Prima kaart.’
‘En dat is de enige reden?’
Aaron lachte. ‘Wat voor andere reden zou ik kunnen hebben? Kom op, doen.’
Over de zwarte zijde van Aarons schouders zag Moe de ogen van Hardy.
Kijken, alles in zich opnemen.
Moe dacht aan de joviale manier waarop Hardy en Aaron met elkaar waren omgegaan.
Aaron zei: ‘Wees een beetje flexibel, bro.’
Moe stond op, legde het dossier in een la en sloot die af.
‘Oké, dat is duidelijk, bro,’ zei Aaron.
‘Wat is duidelijk?’
‘Jij bent de baas, ik ben ingehuurd.’
‘Peninsula dan maar,’ besliste Moe.
‘Fantastische kaart,’ vond Aaron. ‘Ze zeggen dat de room-service er ook heel goed is.’