32
Petra zei: ‘We hebben een probleem. In plaats van alleen maar te surveilleren, heeft het groentje dat ik achter Wohr aan had gestuurd, hem gisteravond opgepakt en niet lang genoeg getreuzeld met het papierwerk om hem bij ons in de cel te houden. Hij is met de eerste bus naar de districtsgevangenis vertrokken.’
Moe zei: ‘Ik ga er wel heen.’
‘Dat heb ik al gedaan. Ze kunnen hem niet vinden.’
‘Per ongeluk vrijgelaten?’
‘Ik betwijfel het,’ zei ze. ‘Je hebt vast wel met het systeem daar te maken gehad. Of het gebrek aan systeem. Het is daar zo overbevolkt, dat hij overal kan zitten, dat het hun dagen kost om hem te vinden. Het spijt me, Moe.’
Moe had nog nooit te maken gehad met de districtsgevangenis. Petra was niet zoveel ouder dan hij, maar niettemin een veteraan.
Hij zei: ‘We zien wel. Waarvoor heeft hij Wohr opgepakt?’
‘Benaderen van een prostituee. Minderjarige prostituee, dus hij kwam er niet vanaf met alleen maar een boete. Ramone gaat de bak in met een etiketje als pedo. Als hij niet wordt afgezonderd, weet je wel wat er kan gebeuren.’
‘Oh shit.’
‘Ik weet het, ik weet het. Ik baal als een stekker als dit jouw zaak verknalt. Maar helaas wordt het daar niet anders van.’ ‘Hé, het is gebeurd.’ Hij verborg zijn echte gevoelens. Dit zou niet gebeurd zijn als West-L.A. op de zaak had gezeten, Sturgis en ik.
Geen enkele logica in dat chauvinisme. Ook geen troost.
Petra zei: ‘Maar het pleit voor groentje dat ik vermoed dat een meer ervaren politieman hetzelfde zou hebben gedaan. Het hoertje bleek zeventien te zijn, maar ik heb haar foto gezien en daarop lijkt ze eerder twaalf.’
‘Klein meisje spelen,’ zei Moe. ‘Waar was dat?’
‘Niet zo ver van waar Ramone zijn hol heeft, een steegje vanaf Western, in de buurt van een fastfoodtent voor kip, die bekendstaat als hangplek voor perverse viezeriken. Groentje zegt dat Ramone gisteren de hele dag niet naar huis is geweest. De heldhaftige houding van Eiger heeft hem waarschijnlijk bang gemaakt.’
‘Maar niet bang genoeg om van jong bloed af te blijven.’
‘Of zo vernederd dat hij iemand zocht om de baas over te spelen,’ zei ze. ‘Ze doken die steeg in en tegen de tijd dat groentje daar aankwam, bevond het hoofd van de hoer zich daarzo, je weet wel. Een handeling in het openbaar dus, moeilijk te negeren.’
‘Het meisje is opgepakt?’
‘Nee, ze rende weg. Maar Ramone vertelde direct wie ze was.
Hij is een vaste klant, maar hij beweert dat ze geen illegaal is. Delena Guzman, op straat Delishus. Salvadoraanse, maar voorlopig nog geen band naar M-13, of een van de andere bendes. Toch zou ik nu niet willen ruilen met Ramone.’
Moe zei: ‘Eerst zijn nicht en nu dit. Delaware had gelijk toen hij zei dat de man getikt is.’
‘Is Delaware hierbij betrokken?’
‘We hebben hem net geconsulteerd. Al die psychische kantjes aan de zaak, ik dacht: waarom niet?’
‘De man is slim,’ zei Petra. ‘Iets bijzonders?’
‘Hij denkt dat Mason Book misschien anorexia heeft.’
‘Goh,’ zei Petra. ‘Ja, Book is vel over been… En waar leidt dat toe?’
‘Misschien verklaart het waarom Book is opgenomen in het ziekenhuis en ze beweerden dat het was om een poging tot zelfmoord.’
‘Tragische held in plaats van meelijwekkende zielenpoot.’
Ze pikte de psychische kant van de zaak in één keer op. ‘Ik zal de districtsgevangenis blijven lastigvallen om Ramone te zoeken. Ik heb al een commandant van de gevangenis aan de lijn gehad en gevraagd of ze hem in afzondering kunnen zetten, of anders op de afdeling voor gevangenen met een psychische stoornis. De man zei dat hij het zou proberen, maar dat hun computersysteem haperde en dat ze al moeite genoeg hebben om groepsverkrachters in de gaten te houden.’
‘Hoe heet die commandant?’
‘Rojas. Prima, doe maar mee met de petitie.’
Moe zei: ‘Burgercomité voor de veiligheid van Ramone W.’ Petra zei: ‘Zolang als we hem nodig hebben. Daarna mogen de haaien hem aan stukken rijten.’
Commandant Rojas klonk glad, uiterlijk coöperatief, meer een politicus dan een politieman. Moe vroeg zich af of hij aan het lijntje werd gehouden.
Hij verbrak de verbinding, sloot zich af voor de herrie in de recherchezaal en overpeinsde de mogelijkheden.
Op dit moment waren dat er niet al te veel.
Geen enkele manier om nu in de buurt te komen van een van de centrale figuren in de zaak en nu was zelfs Ramone W uit beeld verdwenen. Het advies van Delaware resoneerde: zoek een zwakke plek en begin daar maar te wrikken. Ramone W was opgesloten en niet beschikbaar, maar de vrouw die hem in het openbaar een oplawaai had verkocht, liep vrij en aanspreekbaar op straat.
Dit keer parkeerde hij dicht in de buurt van het appartementencomplex aan Taft. Dit keer weer met zijn jasje aan en zijn denim broek, zijn witte overhemd en een stropdas. Deed zich niet anders voor dan wat hij was terwijl hij naar de voordeur marcheerde.
Niet op slot, geen enkele voorzorgsmaatregel tegen wat dan ook.
Dat paste bij de naar urine stinkende hal met op de vloer kreukelig grijs vilt, de vuile muren volgekladderd met graffiti, de slecht sluitende multiplex deuren, waarvan sommige een paar centimeter boven de vloer ophielden, ten teken dat er ooit dikkere vloerbedekking had gelegen. Kunstmatige avond door ontbrekende gloeilampen aan het plafond. De scheefhangende trapleuning zag eruit alsof een duwtje voldoende zou zijn. Maar het had wel één groot voordeel: het was er doodstil. Misschien dat alle nachtbrakers verloren slaap inhaalden.
Witte metalen brievenbussen net binnen de ingang hingen scheef, alsof ze hadden moeten lijden onder woedeaanvallen. Gedeukt, ook. Duidelijk kwesties van woedemanagement. Acht appartementen op elk van de twee verdiepingen. Op de helft van de brievenbussen stond geen naam, de andere waren op elke denkbare manier van namen voorzien: met potlood, balpen, plastic tape, plakletters.
Bij gleuf nummer 7 was A. EIGER gekrabbeld met wat misschien wel bruine oogschaduw was. Wat betekende dat zij de huur betaalde, niet Ramone W.
Haar lijf wordt verkocht in goedkope motels, ze moet de receptionist een gratis beurt geven voor korting en ze krijgt de rekeningen toegestuurd. Ondertussen zit Ramone achter jong bloed aan. Misschien was ze daarom wel kwaad.
Appartement zeven lag op de begane grond aan de achterkant, rechts van een niet-afgesloten achterdeur die uitkwam op een stinkende steeg vol vuilnisbakken, waar allerlei onkruid groeide.
Moe stapte naar buiten en keek rond – niemand die zich daar verdacht ophield. Hij liep weer naar binnen en klopte op Alicia Eigers deur, helemaal klaar om een met een door drugs doortrokken stem geproduceerd Ja te beantwoorden met Politie. Joost mocht weten wat dat teweeg zou brengen onder de bewoners van dit krot.
Geen reactie, niet gemompeld en ook niet anderszins. Hij probeerde het nog een keer. Legde zijn oor tegen de deur. Hoorde niets. Toen een laag zoemen, een of ander elektrisch apparaat?
Een plotseling kietelend gevoel in zijn oor deed hem achteruitdeinzen met dezelfde afkeer waarmee hij het tweedehands sweatshirt dat wemelde van het denkbeeldige ongedierte, had weggegooid.
Dit keer waren de beestjes echt. Kleine zwarte vliegen, die rondcirkelden en duikvluchten maakten en jankerige, zoemende geluiden produceerden. Veel vliegen. Een stroom van vliegen kwam door de kier tussen de deur en de vloerbedekking.
Moe had dezelfde soort vliegen wel in zwermen zien hangen bij de glazen deuren die toegang boden tot de kantoren van de districtslijkschouwer. Al het natte werk van de verkeersdienst werd uitgevoerd aan de overkant van een klein schoon minipleintje, maar dat weerhield de vleesvliegen er niet van uiting te geven aan hun levenslust waar dat maar mogelijk was.
Eén van de kleine strontkoppen schoot plotseling omhoog en zoemde tegen Moe’s kin. Hij sloeg hem weg en deinsde nog iets achteruit. Haalde zijn wapen uit de holster, staarde naar de deurkruk.
Milo Sturgis had altijd een paar latex handschoenen in de zak van zijn jack. Moe had besloten zijn voorbeeld te volgen, maar was vergeten om de daad bij het woord te voegen.
Er lagen ook geen handschoenen in de auto. Daar was geen enkele reden voor geweest. Dit had alleen maar een gesprek moeten zijn. Ervan uitgaande dat Alicia Eiger thuis was geweest. En Moe durfde er wat onder te verwedden dat ze thuis was.
Met een punt van zijn jasje pakte hij de deurkruk. Draaide. De deur zwaaide makkelijk open. Alsof hij verwacht werd. Wat een onthaal. Er was geen enkele poging gedaan iets te verbergen.
Integendeel: het was een reclameplaatje voor de dood.
Alicia Eiger lag uitgespreid op de vloer van een vieze kitchenette, met haar gezicht naar de vloer, een oversized T-shirt, ooit geel, nu met een soort tie-dye-techniek roodgekleurd, boven haar middel gesleurd.
Dikke, gedrongen benen vormden gespreid een niet mis te verstaan schouwspel. Geen onderbroek. Geen overduidelijke zaadvlekken. Maar wel meer dan genoeg lichaamssappen: een hele stroom had de niet meer functionerende blaas en darmen van de vrouw verlaten.
Spataderen op haar kuiten. Een beetje blauw bij het rood. Ooit een levendige vrouw, gereduceerd tot dit.
Moe werkte hand in hand met de dood, maar zoveel volledige lijken had hij nog niet gezien. Dit lijk deed hem kokhalzen. Hij ademde langzaam om tot rust te komen en nam de scène in zich op, realiseerde zich dat hij de deur naar de hal wijd open had laten staan, liep achteruit, liet zijn mouw over zijn hand glijden en sloot de deur.
Alleen zij en ik.
Hij bleef op een veilige afstand en gebruikte zijn ogen als camera’s met groothoeklenzen. Geen spoor van braak. Geen enkele verstoring in het rommelige, amper gemeubileerde appartement. Alles met elkaar was het vrij klein. Een badkamertje aan de zijkant en de armzalige woonkamer met keukenhoek vormden het home, sweet home van Eiger en Wohr.
Er bestond weinig twijfel over de doodsoorzaak: een mes met een houten heft stak links in haar rug. Moe telde zo nog tien steekwonden door het T-shirt, maar het was niet onmogelijk dat al het bloed meer steekwonden verborg. Hij zou de voorkant van het lijk pas te zien krijgen als het team van de lijkschouwer was gearriveerd.
Oh ja, iemand moest hen natuurlijk wel waarschuwen, anders zouden ze nooit arriveren.
Toen hij daarmee klaar was, belde hij Petra op het bureau.
Ze zei: ‘Heb je hem gevonden?’
Hij zei: ‘Mijn beurt als boodschapper van slecht nieuws.’
De lijkschouwer, die Maidie Johansen heette, zei: ‘Hardlopers zijn doodlopers, jongens. Helaas ben ik zo iemand die het stap voor stap doet.’
Petra zei: ‘Oh, kom op, Maidie, iets voorlopigs.’
Johansen was een jaar of zestig, een stevige vrouw met een bleke huid, krullend grijs haar en grote bruine ogen achter een bril met een dun montuur. Ze deed Moe denken aan een juf in groep 7 van wie hij zich de naam niet kon herinneren. Een vrouw die hem niet had gemogen. Ondanks dat had hij zijn best gedaan, het hele jaar lang, en goede cijfers gehaald. De hoornen bril van Alicia Eiger was zichtbaar geworden toen het lichaam was omgedraaid. Het montuur was verbogen onder haar gewicht, maar beide glazen waren nog heel. Geen steekwonden in de borst of buik. De hele voorkant van het lijk was ongeschonden, een schril contrast met het hakblok waarin de rug was veranderd. Een mes lang genoeg om vitale organen te doorboren, maar niet zo lang dat het aan de voorkant weer uit het lichaam kwam.
Vijftien wonden, volgens de telling van Maidie Johansen. Ze zei: ‘Er is één ding waar ik mijn hand voor in het vuur durf te steken: ze zijn niet zuinig geweest met geweld.’
Ze wees naar het verbogen lemmet van het mes, in zijn plastic zak met etiket. Het leek een doorsneekeukenmes, waarvan het houten heft nu een onplezierige koperkleurige glans had. Verrassenderwijs had Eiger zelf in haar kitchenette een goedkope set keukenmessen met een wit heft gehad. Het moordwapen was dus toevallig haar enige keukenmes geweest dat niet bij de rest paste, of de moordenaar was bij zijn bezoek voorbereid geweest op een slachtpartij.
Een moordenaar die Alicia Eiger zonder argwaan haar rug had toegekeerd.
Maidie Johansen zei: ‘Iemand mocht die arme meid niet zo heel erg.’ Ze zuchtte. ‘We hoeven in ieder geval geen zakken leeg te halen.’
Petra zei: ‘Tijdstip van overlijden?’
‘Geen idee.’
‘Jezus, Maidie, je doet dit zo langzamerhand lang genoeg om een redelijke gok te kunnen wagen.’
Johansen rechtte haar rug. ‘Kindje, wou je beweren dat ik een oud wijf ben?’
‘Ik vraag alleen maar om een inschatting, officieus. Met al dat vlees dat bij jullie ligt opgestapeld, mag Joost weten hoe lang het duurt voordat ze een voorlopige lijkschouwing krijgt, laat staan een definitieve.’
‘Jij bent echt een van mijn favorieten, rechercheur Connor, maar helaas.’
Moe zei: ‘Ik heb haar gistermiddag nog gezien, dus dat beperkt de mogelijkheden.’
‘Dan is dat mijn inschatting: niet voor gistermiddag.’
Petra zei: ‘Die vliegen…’
‘Ruiken een lijk binnen tien seconden,’ zei Johansen. ‘Omdat het binnen is, vertraagt dat de zaak iets, maar er is een deur in de buurt naar een brandgang vol met troep en een kier onder de voordeur. Binnen de kortste keren doet in de vliegengemeenschap het bericht de ronde om op te schieten en maden te produceren.’
‘Ik zie nog geen maden.’
‘Die hebben tijd nodig om uit te komen, Petra. Misschien zitten er eitjes in haar neus, oren, vagina, anus. Of misschien kruipen ze binnenin al rond. Daar gaat het om. Het is niet zo gemakkelijk vast te stellen. En ga me niet vragen naar algor, rigor en livor mortis en dat soort fraaie dingen. Dr. Srinivasan heeft daar niet zo lang geleden een lezing over gehouden, en wat denk je? Al die berekeningen die uitgaan van een lichaamstemperatuur van precies zevenendertig graden Celsius deugen niet, omdat de lichaamstemperatuur waarschijnlijk dichter in de buurt ligt van zesendertig graden en alle oude thermometers onnauwkeurig waren. En ga me ook niet vertellen dat een lijk anderhalve graad per uur afkoelt. Dr. Srinivasan hield vorige week een lezing die bol stond van de feiten waarmee die berekening onderuit kan worden gehaald.’ Ze telde ze af op haar vingers. ‘Onderhuids vet, omgevingstemperatuur, vochtigheidsgraad, seizoensvariaties in de relatie tussen temperatuur en vochtigheidsgraad, hoe diep in de lever je de temperatuur meet.’
Moe zei: ‘Ze is niet vet, de temperatuur is gematigd, er waait geen droge woestijnwind en het heeft in weken niet geregend. En ik wil wedden dat je met behoorlijk vaste hand de thermometer in de lever kunt steken.’
‘Alleen sukkels zwichten voor vleierij,’ zei Johansen. Ze maakte een grimas en rekte zich uit. Dat deed Moe denken aan Sturgis. Deze zware, norse vrouw paste bij Sturgis als een hamer bij een spijker.
Petra zei: ‘Daar heeft het slachtoffer iets aan.’
Johansen zei: ‘Nu praat je me schuldgevoelens aan.’
‘Schuld is een geweldige drijfveer, Maidie.’
Moe vroeg zich af of Petra aan Mason Book dacht. Hijzelf in ieder geval wel.
Johansen zei: ‘Jezelf indekken tegen voorbarige conclusies is ook een geweldige drijfveer, Petra.’ Ze staarde naar het lichaam. ‘Als jullie absozeker iets moeten weten om aan de slag te kunnen, zou ik zeggen: minder dan acht uur geleden, of daaromtrent. En als je gaat beweren dat ik dat gezegd heb, beroep ik me op Alzheimer.’
Voor honderd procent binnen de tijd dat Wohr onder surveillance was. Shit.
Petra zei: ‘Hoeveel kan dat nog schelen?’
Johansen schudde haar hoofd. ‘Die jeugd van tegenwoordig.’ Ze verschikte haar bril. ‘Als je iets wilt waar je je op kunt beroepen, schatjes, ga je maar naar iemand die gespecialiseerd is. Kunnen we haar nu meenemen?’