22 De snelle zwarte wagen

Vanaf die dag herstelde Bond snel. Hij zat rechtop in bed en schreef zijn rapport voor M. Hij stapte luchtig over het amateuristische gedrag van Vesper heen. Hij deed de ontvoering veel Macchiavellistischer voorkomen dan in werkelijkheid het geval was geweest. Hij prees Vespers koelheid en zelfbeheersing gedurende de hele episode, zonder te vermelden dat hij het een en ander van haar onbegrijpelijk vond. Vesper kwam hem elke dag opzoeken, en hij zag met verlangen naar haar visites uit Ze sprak vrolijk over haar avonturen van de vorige dag, haar tochtjes langs de kust en de restaurants waar ze gegeten had. Ze had kennis gemaakt met de commissaris van politie, en met een van de directeuren van het Casino, en zij namen haar 's avonds mee uk, en gaven haar af en toe een auto te leen. Ze hield een oogje op de reparaties aan de Bentley, die naar een garage in Rouen was gebracht, en ze zorgde er zelfs voor dat er wat kleren uit Bonds flat in Londen gestuurd werden. Van zijn garderobe in Royale was niets overgebleven. Elk stukje stof was in snippertjes gesneden bij het zoeken naar de veertig miljoen francs.

De Le Chiffre-affaire werd nooit meer tussen hen genoemd. Af en toe vertelde ze Bond grappige histories over het bureau van het hoofd van afdeling S. Ze was, voordat ze op die afdeling kwam, bij de W.R.N.S. geweest. En hij vertelde haar over zijn eigen avonturen bij de Dienst. Hij merkte, dat hij prettig met haar praten kon, en dat verwonderde hem eigenlijk. Zijn omgang met de meeste vrouwen was stilzwijgend en hartstochtelijk. De langdradige ouverture vóór een. verhouding verveelde hem meestal even erg als het zich weer vrij melken. Het verloop van elke affaire vond hij eigenlijk maar vervelend. De conventionele lijn die altijd gevolgd werd: de verliefdheid, de liefkozing, de zoen, de hartstochtelijke zoen, het lichamelijk contact, het hoogtepunt in bed, meer bed, dan minder bed, dan de verveling, de tranen en de bitterheid, voor hem was dit alles beschamend en schijnheilig. Nog groter was zijn afkeer van de mis-en-scène voor de verschillende stadia... de afspraak op een party, het restaurant, de taxi, zijn flat, haar fiat, dan een week-end aan zee, weer de flats, dan de uitvluchten en eindelijk het onaangename afscheid op een of andere stoep in de regen. Maar met Vesper was het anders. Haar komst was voor hem elke dag een oase van genoegen, iets waar hij naar uitkeek. Hun verhouding was kameraadschappelijk, met een ondertoon van hartstocht. Op de achtergrond was daar haar belofte die t.z.t. ingelost zou worden. Over dit alles lag de schaduw van zijn wonden, en de tantaluskwelling van zijn langzaam herstel.

Of Bond het prettig vond of niet: Amor had hem met zijn pijlen geraakt.

En toen kwam de dag dat hij op mocht staan. Toen mocht hij in de tuin zitten. Daarna kwam de eerste korte wandeling, en toen een lange autorit. Op een middag kwam de dokter uit Parijs vliegen, en Bond werd genezen ontslagen. Vesper bracht zijn kleren, hij nam afscheid van zijn verpleegsters en toen vertrokken ze in een taxi.

Het was drie weken geleden dat hij op het randje van de dood had gezweefd; het was juli en volop zomer. Bond genoot intens van het ogenblik. Hun bestemming was een verrassing voor hem. Hij had niet naar een van de grote hotels in Royale willen terugkeren, en Vesper had beloofd dat ze iets buiten de stad zou zoeken. Maar ze deed er zeer geheimzinnig over, en ze had hem alleen verteld dat ze iets naar zijn zin gevonden had. Hij liet alles aan haar over, maar plaagde haar door haar keuze 'Trou sur Mer' te noemen, en de landelijke geneugten van buiten-w.c.'s, wandluizen en kakkerlakken op te hemelen. Hun tochtje werd bedorven door een eigenaardig incident

Toen ze op de kustweg in de richting van Les Noctambules reden, vertelde Bond haar over zijn wilde jacht in de Bentley; hij wees haar de laatste bocht vóór het auto-ongeluk, en de plek waar de mat met stalen tanden had gelegen. Hij vroeg de chauffeur langzamer te rijden, en leunde uit de wagen om haar de diepe sporen op het wegdek te laten zien, de afgebroken takken van de heg en de olievlek waar de wagen was blijven staan. Maar Vesper deed afwezig; ze was onrustig, en gaf alleen maar korte antwoorden. Hij zag haar een paar maal door de achterruit kijken, maar toen hij zelf keek, waren ze net door een bocht en zag hij niets. Hij nam haar hand in de zijne. 'Er is iets, Vesper,' zei hij.

Ze lachte vrolijk tegen hem. 'O neen, er is niets. Totaal niets. Ik had alleen het idee, dat we gevolgd werden. Maar dat zullen wel zenuwen zijn, denk ik. Deze weg is vol met geesten.' Ze lachte kort en keek toen weer achterom.

'Kijk dan!' Haar stem klonk verschrikt. Gehoorzaam draaide Bond zich om. Inderdaad reed er een zwarte gesloten wagen met grote snelheid achter ben. Hij lachte.

'Wij gebruiken deze weg niet alleen,' zei hij. 'En wie zou ons nu moeten volgen? We hebben niets verkeerds gedaan.' Hij streelde haar hand. 'Het is vast een handelsreiziger van middelbare leeftijd, die op weg naar Le Havre is. Waarschijnlijk denkt hij aan zijn lunch, of aan zijn vriendinnetje in Parijs. Heus Vesper, je moet niet iedereen verdenken.'

'Je zult wel gelijk hebben,' zei ze zenuwachtig. 'En we zijn er bijna.'

Ze zei geen woord meer en keek door het raampje. Bond voelde haar spanning aan. Hij moest in zichzelf lachen om wat hij voor een reactie op hun vroegere avonturen hield. Maar hij zou haar haar zin geven, en toen ze bij een smal laantje kwamen dat bij de zee uitkwam, en de chauffeur afremde om erin te rijden, zei hij hem dat hij, direct als ze afgeslagen waren, moest stoppen. Verborgen door een hoge heg, keken ze samen door de achterruit.

Ze hoorden de wagen dichterbij komen. Vesper kneep Bond in zijn arm. De snelheid van de wagen verminderde niet toen hij hun schuilplaats bereikte, en ze kregen maar een korte glimp van het profiel van een man toen de zwarte auto voorbijreed. Het was waar dat bij een kort ogenblik naar hen scheen te kijken, maar boven hen in de heg was een vrolijk gekleurd bord aangebracht waarop stond: '1'Auberge du Fruit Défendu, crustaces, fritures'. Het was Bond duidelijk, dat dit bord het oog van de man achter hét stuur had getrokken.

Toen het geluid van de motor wegstierf, liet Vesper zich weer in haar hoekje terugvallen. Ze zag bleek.

'Hij keek naar ons,' zei ze. ik heb het je wel gezegd. Ik wist, dat we gevolgd werden. En nu weten ze waar we zijn.'

Bond werd ongeduldig. 'Onzin,' zei hij. 'Hij keek naar dat bord.' Hij wees het Vesper aan. Ze keek enigszins opgelucht. 'Denk je dat heus?' vroeg ze. 'Ja, ik zie het. Natuurlijk heb je gelijk. Laten we verder gaan. Het spijt me, dat ik zo dom was. Ik begrijp het nu zelf niet.'

Ze leunde naar voren, en zei wat tegen de chauffeur. Toen reden ze verder. Ze keek Bond vrolijk aan, en haar wangen kregen weer kleur. 'Het spijt me zo. Het komt... het komt omdat ik nog maar steeds niet kan geloven dat alles nu voorbij is, en dat we niet bang meer hoeven te zijn. Je zult me wel dwaas vinden.' 'Natuurlijk niet,' zei Bond. 'Maar er is heus niemand die nu nog belang in ons stelt. Vergeet het nu toch. De zaak is afgelopen. We hebben vakantie, en er is geen wolkje aan de hemel. Nee toch hè?' drong hij aan. 'Nee, natuurlijk niet.' Ze schudde haar hoofd, ik ben mal. We zijn er zó! Ik hoop, dat je het aardig zult vinden.'

Ze leunden beiden naar voren. Haar gezicht stond weer opgewekt, en van het incident bleef maar een heel klein vraagtekentje in de lucht hangen. En ook dat verdween toen ze door de duinen reden en de zee zagen, en het kleine hotelletje tussen de dennen. 'Het is niet zo erg groot,' zei Vesper. 'Maar het is er schoon, en het eten is er heerlijk.' Ze keek hem angstig aan.

Ze had zich geen zorgen behoeven te maken. Bond was op het eerste gezicht verrukt: het terras, dat bijna tot de zee reikte, het lage huis van twee verdiepingen, met de vrolijke steenrode zonneschermen boven de ramen en de blauwe zee met het gouden strand. Hoe dikwijls in zijn leven had hij niet alles willen geven om een hoofdweg te verlaten en een verloren hoekje als dit te vinden, waar hij de wereld, de wereld kon laten en van 's morgens vroeg tot 's avonds laat in zee kon leven. En nu zou hij een hele week hebben, met Vesper. Ze stopten op de binnenplaats achter het huis, en de eigenaar en zijn vrouw kwamen naar buiten om hen te begroeten.

Monsieur Versoix was van middelbare leeftijd. Hij had maar één arm. De andere had hij verloren toen hij met de vrije Fransen in Madagascar had gevochten. Hij was een vriend van de commissaris van politie in Royale en het was de commissaris die Vesper op het idee had gebracht, en telefonisch met de eigenaar gesproken had. Het resultaat was, dat niets te goed voor hen zou zijn. Madame Versoix was midden in haar toebereidselen voor het diner gestoord. Ze had een schort voor, en hield een houten lepel in haar hand. Ze was jonger dan haar man; ze was mollig en knap, en had vriendelijke ogen. Bond vermoedde, dat ze geen kinderen hadden, en al hun genegenheid aan hun vrienden en aan hun vaste klanten schonken. Ze zouden ook wel huisdieren hebben. Hij dacht, dat ze het niet zo gemakkelijk zouden hebben, en dat het hotelletje wel heel eenzaam zou zijn in de winter, met een woeste zee en bet ritselen van de wind in de dennen.

Monsieur Versoix liet hun de kamers zien.

Vesper had een tweepersoonskamer. Daarnaast was die van Bond, die op een hoek lag; één raam keek op zee uit en het andere op een deel van de baai. Tussen beide kamers was een badkamer. Het zag er alles even helder en comfortabel uit.

Monsieur Versoix was blij, toen ze zo enthousiast deden. Hij zei, dat het diner om half acht was, en dat 'madame la patronne' gekookte kreeft met gesmolten boter aan het klaarmaken was. Het speet hem dat er zo weinig gasten waren. Het was dinsdag, maar met het week-end zouden er nog anderen komen. Het seizoen was niet zo goed geweest. Meestal waren er nogal wat Engelsen, maar de tijden waren moeilijk aan de overkant, en de Engelsen gingen nu slechts voor een weekend naar Royale en gingen dan, nadat ze hun geld in het Casino verloren hadden, weer naar huis. Het leek niet meer op vroeger. Hij haalde berustend zijn schouders op. 'Geen enkele dag was hetzelfde als de vorige dag, en geen enkele eeuw, en...' 'Inderdaad,' zei Bond.