6 Twee mannen met strooien hoeden
Toen Bond de bar uitkwam, liep hij regelrecht over de met bomen beplante boulevard naar zijn hotel. Hij had honger.
Het was nog steeds prachtig weer, maar de zon was heet, en de platanen, die op ongeveer zes meter afstand van elkaar op de groene strook tussen het trottoir en de brede rijweg stonden, gaven een koele schaduw. Er waren weinig mensen op straat, en de twee mannen, die rustig onder een boom aan de andere kant van de boulevard stonden, leken daar niet op hun plaats. Bond zag hen, toen hij nog een kleine honderd meter van hen verwijderd was, en toen zij nog eenzelfde afstand van de ornamentele inrijpoort van Splendide verwijderd waren.
Hun verschijning had iets verontrustends. Ze waren beiden klein, en in donkere pakken gekleed; Bond vond, dat die er nogal warm uitzagen. Ze maakten de indruk van een variéténummer dat op de bus stond te wachten, op weg naar het theater. Ze droegen allebei een strooien hoed met een brede zwarte rand om de bol; dit misschien als een concessie aan de vakantiestemming in Royale, en de randen van hun hoeden en de schaduw van de boom waaronder zij stonden verduisterden hun gezicht. Maar beide donkere figuurtjes werden door een felle kleur opgevrolijkt. Ze hadden allebei een vierkante cameratas over hun schouder hangen. En een tas was hardrood en de andere hardblauw.
Toen Bond al deze details in zich opgenomen had, was hij de mannen tot op ongeveer vijfentwintig meter genaderd Hij dacht na over verschillende soorten wapens, en de mogelijkheid tot dekking, toen er zich een ongewoon en een verschrikkelijk schouwspel voordeed. Roodmans scheen Blauwmans een teken te geven. En Blauwmans haalde met een snelle beweging zijn blauwe cameratas van zijn schouder; hij boog naar voren- Bond kon een en ander niet duidelijk zien, omdat zijn uitzicht net door een plataan belemmerd werd... en scheen iets aan de tas te doen. Toen kwam er een oorverdovende, afschuwelijke explosie, begeleid door een verblindend wit licht, en Bond werd, ondanks de bescherming van de stam van de boom, tegen de weg aangeslingerd, door een hete luchtstroom die zijn wangen en zijn maag indeukte alsof ze van papier waren. Hij lag op zijn rug in de felle zon, en het leek hem, alsof de lucht door de ontploffing hevig trilde, en alsof iemand met een voorhamer op de lage toetsen van een piano had geslagen. Toen hij zich versuft, en half bij bewustzijn, op één knie oprichtte, viel er een afschuwelijke regen van stukken vlees en met bloed doordrenkte stukken kleding op en naast hem neer tezamen met boomtakken en gravel. Dit werd gevolgd door een stortregen van kleine takjes en bladeren. Van alle kanten hoorde hij glas rinkelen. Boven zijn hoofd hing een wolk in de vorm van een grote paddenstoel van zwarte rook, die langzaam omhoog trok. Er hing een afgrijselijke lucht van een ontploffingsmiddel, van brandend hout en van, ja, dat was het... gebraden schapenvlees. Over een afstand van vijftig meter waren alle bomen op de boulevard verkoold en bladerloos. Aan de overkant waren er twee vlakbij de voet afgebroken, en lagen als dronken dwars over de weg. Daartussenin was een krater, die nog steeds rookte. Van de twee mannen met de strooien hoeden was totaal niets over. Maar er liepen rode sporen over de weg, en op de trottoirs, en tegen de stammen van de bomen, en hoog in de takken hingen glinsterende rode flarden. Bond werd doodmisselijk.
Mathis was het eerst bij hem, en toen stond Bond met zijn arm om de boom, die zijn leven gered had. Nog volkomen versuft, maar ongedeerd, liet hij zich door Mathis naar het hotel brengen; de gasten en bedienden kwamen dodelijk verschrikt naar buiten rennen. Toen sirenes de aankomst van ambulances en brandweer aankondigden, zagen ze kans om door de mensenmenigte heen naar binnen te dringen en Bonds kamer te bereiken. Mathis draaide onmiddellijk het radiotoestel naast de schoorsteen aan, terwijl Bond zijn met bloed besmeurde kleren uittrok. Toen overstelpte hij hem met vragen.
Toen Bond de beide mannen ging beschrijven, greep Mathis de telefoon naast Bonds bed van de haak. '... en zeg tegen de politie,' besloot hij, 'zeg ze, dat de Engelsman uit Jamaica, die door de luchtdruk tegen de grond werd geslagen, mijn zaak is. Hij werd niet gewond, en ze moeten hem niet lastig vallen. Ik zal het ze over een half uurtje uitleggen. En laten ze maar tegen de pers zeggen dat het waarschijnlijk een vendetta tussen twee Bulgaarse communisten was, en dat de een de ander met een bom gedood heeft. Ze behoeven niets te zeggen over de derde Bulgaar, die ergens rondgehangen moet hebben, maar ze moeten hem in elk geval in handen krijgen. Hij zal wel op weg naar Parijs zijn. De wegen moeten onmiddellijk afgezet worden. Begrepen?
Nou, veel geluk.'
Mathis wendde zich weer tot Bond, en hoorde hem tot het einde aan.
'Verdomme, jij hebt geboft,' zei hij, toen Bond hem alles verteld had. 'Natuurlijk was die bom voor jou bestemd. En het heeft verkeerd uitgepakt. Zij hebben natuurlijk achter hun bomen dekking willen zoeken, direct nadat ze hem gegooid hadden. Het kwam echter anders uit, dan ze verwacht hadden. Maar laten we ons bij de feiten houden.' Hij dacht even na. 'Maar 't is me het zaakje wel. En ze schijnen jou als een serieus geval te beschouwen.' Mathis keek beledigd. 'Maar hoe dachten die verrekte Bulgaren te kunnen ontsnappen? En wat betekenden die rode en blauwe tassen? We moeten proberen, wat stukjes van die rode te pakken te krijgen.'
Mathis beet op zijn nagels. Hij was opgewonden, en zijn ogen glinsterden. Dit was een grote en dramatische zaak geworden, waarbij hij uit allerlei oogpunten persoonlijk betrokken was. Het was niet meer genoeg om in een hoekje naar Bond te gaan staan kijken als hij zijn krachten met die van Le Chiffre in het Casino ging meten. Hij sprong op.
'Neem een borrel, eet wat en ga dan wat liggen,' zei hij tegen Bond. 'En ik moet me gauw met dit zaakje gaan bezighouden, voordat de politie met haar grote platvoeten alle sporen uitgewist heeft.' Mathis zette de radio af en wuifde hartelijk met zijn hand naar Bond. De deur viel in het slot en het werd stil in de kamer. Bond bleef nog even rustig voor het raam zitten genieten van het feit, dat hij nog in leven was.
Later, toen hij zijn eerste pure whisky met ijs uitdronk, en voor de paté de foie gras en koude kreeft zat, die de ober hem gebracht had, ging de telefoon. 'Hier mademoiselle Lynd.'
Haar stem klonk laag en bezorgd. 'Is alles goed met u?' 'Ja, dank u.'
'Ik ben zó blij. Pas goed op uzelf.' Ze belde af.
Bond schudde zich eens, pakte zijn mes en nam het dikste stukje warme toast van het schaaltje. Plotseling dacht hij: twee van hen zijn er dood en ik heb nog iemand naast me. Dat is in elk geval een goed begin.
Hij doopte het mes in het glas met gloeiend heet water dat naast het potje Strasbourg porselein stond, en vond, dat hij de ober een extra fooi moest geven voor dit uitgezochte menu.