7 Rouge et noir
Bond wilde volkomen fit en uitgerust zijn voor een gokpartij, die wel eens het grootste deel van de nacht zou kunnen duren. Hij bestelde een masseur voor drie uur. Nadat de tafel door de ober afgenomen was, bleef hij rustig voor het raam naar de zee zitten kijken, totdat de masseur, een Zweed, kwam.
Kalm nam deze Bond van zijn hoofd tot zijn voeten onderhanden; de spanningen in zijn lichaam verdwenen en zijn zenuwen kwamen tot rust Het kloppen in zijn linkerschouder en zijde hield op, en toen de masseur vertrokken was, viel Bond in een droomloze slaap, 's Avonds werd hij volkomen verkwikt wakker. Na een koude douche liep hij naar het Casino, om weer enigszins met de sfeer vertrouwd te raken. Hij moest in die toestand komen, die half berekenend en half intuïtief is, en die, met een langzame polsslag en een warm temperament de essentiële uitrusting van elke gokker, die wil winnen, moet zijn.
Bond was altijd een speler geweest Hij hield van het ritselende geluid der kaarten en de dramatische sfeer van de rustige figuren om de groene tafels. Hij hield van het comfort van speelzalen en casino's en de gemakkelijke stoelen, van een glas champagne of whisky naast zich, en van de rustige bediening van goede obers. Hij werd geboeid door de onpartijdigheid van het rouletteballetje en van de speelkaarten. Hij hield er van zowel meespeler als toeschouwer te zijn, en vanuit zijn stoel deel te hebben aan dramatische momenten van anderen, totdat het zijn beurt werd om het beslissende 'ja' of 'nee' te zeggen, meestal met een fifty-fifty kans. En het mooiste vond hij het, dat alles slechts aan jezelf te wijten was: Je deed het goed, of je deed het slecht. Het geluk was een ondergeschikte en niet een meester. Het geluk moest geaccepteerd, of uitgebuit worden. Maar men moest het aanvoelen, en in zijn ware gedaante begrijpen, en het niet verwarren met een verkeerde appreciatie van de kansen, want bij het gokken is het gevaar groot, dat men slecht spel aanziet voor geen geluk. En het geluk moet bemind worden en nooit gevreesd. Bond vergeleek het geluk met een vrouw: voorzichtig aanbeden of ruw vernietigd, maar nooit behagend of achtervolgd. Maar hij was eerlijk genoeg om toe te geven, dat hij nog nooit terwille van de kaarten of terwille van een vrouw geleden had. Hij nam aan, dat hij op zekere dag of door de liefde, of door het geluk op de knieën gebracht zou worden. En als dat zou gebeuren, zou hij weten, dat hij ook met dat dodelijke vraagteken, dat hij zo dikwijls bij anderen gezien had, gebrandmerkt zou worden: bet aanvaarden van de feilbaarheid. Maar op die juni-avond toen Bond de 'salie privée' inkwam, wisselde hij met vertrouwen, en met een prettig gevoel van verwachting, één miljoen francs in fiches van vijftigduizend, en ging naast de 'chef de partie' zitten aan de eerste roulettetafel
Bond leende de kaart van de 'chef en bestudeerde de loop van het balletje sinds het spel 's middags om drie uur begonnen was. Hij deed dit altijd, hoewel hij wist, dat het draaien van het wiel en het vallen van het balletje in een genummerde gleuf, niets te maken heeft met voorgaande keren. Hij wist best, dat het spel elke keer opnieuw begint als de croupier het ivoren balletje met zijn rechterhand oppakt, een der vier spaken van het wiel met dezelfde hand een duw geeft in de richting van de wijzers van de klok en dan, met een derde beweging, ook weer met de rechterhand, de bal langs de buitenste rand van het wiel ingooit, en wel tegen de wijzers van de klok in.
Het was duidelijk, dat dit hele ritueel en de mechanische details van het wiel, de genummerde gleuven en de cilinder, in de loop der jaren geperfectioneerd waren, zodat niets het effect van de bal kon beïnvloeden. En toch zullen de meeste roulettespelers, en Bond hoorde daar ook bij, nauwkeurige aandacht schenken aan de voorafgaande resultaten, en bijvoorbeeld noteren, als zijnde belangrijk, dat er tweemaal achter elkaar eenzelfde nummer uitkomt, of dat de even nummers meer dan viermaal achter elkaar uitkomen. Maar Bond beweerde altijd, dat je, hoe meer aandacht en concentratie je aan het spel besteedde, er des te meer aan verdiende. Bond kon niets bijzonders op de kaart ontdekken, behalve dat de derde twaalf niet uitgekomen waren. Hij speelde altijd met het wiel mee, en veranderde van tactiek, als er een nul uitkwam. En daarom besloot hij het maximum, honderdduizend francs, op de eerste en de tweede twaalf te zetten. Hij had tweederde van de tafel bezet (behalve de nul), en daar de twaalftallen twee tegen één betalen, zou hij elke keer, dat er een nummer onder de vijfentwintig uitkwam, honderdduizend francs winnen.
Na zeven spelletjes had hij zesmaal gewonnen. Bij het zevende won nummer dertig. Zijn netto winst was een half miljoen. Bij het achtste spel zette hij niet in. Nul kwam uit. Dit vrolijkte hem op, en nummer dertig als een vingerwijzing voor de laatste twaalf beschouwend, besloot hij op de eerste en de laatste twaalf in te zetten, totdat hij tweemaal verloren had. Na tien spelletjes kwam de tweede twaalf tweemaal uit, wat hem vierhonderdduizend francs kostte, maar toen hij opstond had hij één miljoen honderdduizend francs gewonnen. Direct nadat Bond het maximumbedrag had ingezet, stond hij in het middelpunt van de belangstelling. Daar hij geluk scheen te hebben, waren er al spoedig enkelen die hem volgden. Vlak tegenover hem zat er zo een; Bond dacht, dat het een Amerikaan was; hij scheen nogal enthousiast over zijn aandeel in de winst. Hij had Bond al een paar maal over de tafel heen toegelachen, en het leek niet toevallig dat hij Bonds inzetten imiteerde, als hij zijn bescheiden fiches van tienduizend francs naast de grotere van Bond zette. Toen Bond opstond, schoof hij ook zijn stoel achteruit en riep vrolijk over de tafel:
'Bedankt voor het lesje. Ik ben u wel een borrel schuldig. Gaat u mee?'
Bond dacht, dat dit wel eens de C.I.A. man kon zijn. En hij bleek gelijk te hebben. 'Ik ben Felix Leiter,' zei de Amerikaan. 'Prettig u te ontmoeten.' 'Ik heet Bond... James Bond.'
'Juist,' zei Leiter, 'en wat zullen we nu eens drinken?' Bond stond er op, voor Leiter een Haig-and-Haig whisky te bestellen; toen keek hij de barkeeper aan. Een dry martini,' zei hij. 'In een wijd champagneglas.' 'Oui, monsieur.'
'Een ogenblik. Drie delen Gordon gin, één wodka en een half Kina Lillet. Schud 'm goed, totdat hij ijskoud is, en doe er dan een dun citroenschilletje in. Begrepen?' 'Zeker, monsieur.' De barkeeper begon te mixen.
'Dat is nog eens een drankje,' zei Leiter. Bond lachte. 'Als ik me moet concentreren,’ verklaarde hij, 'drink ik nooit meer dan één glas voor het diner. Maar dan moet er ook flink wat in zitten, en de drank moet heel sterk en heel koud zijn, en goed gemixed. Ik haat alle kleine drankjes, en dit is mijn eigen uitvinding. En ik ga er patent op nemen als ik een goeie naam kan bedenken.'
Hij bekeek het beslagen glas met de gouden drank zorgvuldig voordat hij er een flinke teug uit nam. 'Prima,' zei hij tegen de barkeeper, 'maar als je wodka kunt krijgen die van graan in plaats van aardappelen gemaakt is, smaakt het nog beter.' 'Mais n'enculons pas des mouches,' liet hij erop volgen. De barkeeper grinnikte.
'Dat is een vulgaire manier om te zeggen: laten we niet kleingeestig zijn,' verklaarde Bond.
Maar Leiter was nog steeds vol interesse voor Bonds drankje.
'Je hebt er verstand van,' zei hij geamuseerd, toen ze hun glazen naar een tafeltje in een hoek van het zaaltje brachten. Hij liet zijn stem dalen. 'Je zou het wel de 'Molotov-Cocktail' kunnen noemen, na vanmiddag.'
Ze gingen zitten. Bond lachte. 'Ik zag, dat de plek op de boulevard afgezet was, en dat de auto's over het trottoir moesten rijden. Ik hoop, dat dit de belangrijke spelers niet af zal schrikken.'
'De mensen nemen wel aan, dat het een communistische rel is geweest, of ze denken, dat er een gasbuis gesprongen is. Vannacht al worden alle verbrande bomen neergehaald, en als ze hier in hetzelfde tempo werken als in Monte Carlo dan is er morgen niets meer te zien.'
Leiter schudde een Chesterfield uit een pakje. 'Ik vind het prettig om in deze zaak met jou samen te werken,' zei hij, naar zijn glas whisky turend, 'en daarom ben ik erg blij dat je dit overleefd hebt. Onze mensen zijn zeer geïnteresseerd in dit geval. Ze vinden het even belangrijk als jullie in Londen; eigenlijk vindt Washington het helemaal niet leuk dat jullie de leiding hebben, maar je weet hoe die grote heren zijn. Dat zal in Londen wel net zo wezen.'
Bond knikte. 'Ze willen elkaar graag een vlieg afvangen,' gaf hij toe.
'Ik sta onder jouw bevel, en ik moet je alle nodige hulp geven. Maar nu Mathis en zijn jongens al hier zijn, zal er voor mij wel niet veel meer te doen zijn. Maar in elk geval: ik ben er.'
'En dat vind ik geweldig,' zei Bond. 'De tegenpartij weet alles van mij, en van jou en Mathis waarschijnlijk ook, en het schijnt, dat ze geen grenzen stellen. En toch ben ik blij, dat Le Chiffre werkelijk zo wanhopig is als we dachten. Het spijt me dat ik je geen speciale opdracht kan geven, maar ik had wel graag dat je vanavond naar het Casino komt. Ik heb een assistente, een miss Lynd, en ik zou graag willen dat je bij haar bleef als ik ga spelen. Je zult het wel prettig vinden, 't Is een knap kind.' Hij lachte tegen Leiter. 'En hou een oogje op zijn lijfwachten. Hij zal wel geen ruzie zoeken, maar je kunt nooit weten.'
'Dan zou ik een handje kunnen helpen,' zei Leiter. 'Ik was bij de mariniers, voordat ik dit baantje kreeg, als je dat tenminste iets zegt.' Hij keek Bond enigszins ironisch aan.
'O ja, inderdaad,' antwoordde Bond.
Leiter bleek uit Texas te komen. Terwijl hij over zijn werk bij de J.I.S. van de N.A.T.O. sprak en over de moeilijkheden om de veiligheid te handhaven in een organisatie waarin zovele nationaliteiten vertegenwoordigd waren, dacht Bond, dat goeie Amerikanen fijne mensen waren, en dat de meeste van hen uit Texas schenen te komen.
Felix Leiter was ongeveer vijfendertig jaar. Hij was lang en mager, en zijn dun, lichtbruin jasje hing los om zijn schouders, zoals bij Frank Sinatra. Zijn bewegingen waren langzaam en hij sprak beheerst, maar men had het gevoel, dat hij, als het nodig was, over de nodige snelheid en kracht kon beschikken, en dat hij een niets ontziende vechter zou zijn. Als hij over een tafeltje gebogen zat, leek hij enigszins op een valk. Zijn gezicht gaf door de scherpte van de kin en de jukbeenderen ook die indruk. Zijn grijze ogen hadden iets katachtigs, dat nog versterkt werd door zijn gewoonte, om ze dicht te knijpen tegen de rook van de Chesterfields, die hij onophoudelijk uit een pakje haalde. De rimpeltjes die door deze gewoonte bij zijn ooghoeken waren ontstaan, wekten de indruk dat hij meer met zijn ogen dan met zijn mond lachte. Een bos strokleurig haar gaf zijn gezicht een jongensachtige uitdrukking; bij nadere beschouwing bleek dit maar schijn. Hoewel hij volkomen openlijk over zijn werk in Parijs sprak, viel het Bond op, dat hij het nooit over zijn Amerikaanse collega's in Europa of Washington had, en hij vermoedde, dat Leiter de belangen van zijn eigen organisatie hoger stelde dan die van de N.A.T.0. Bond vond hem sympathiek. Toen Leiter nog een whisky gedronken had en Bond hem over de Muntzes en over zijn tochtje langs de kust ingelicht had, was het half acht, en ze besloten om samen naar hun hotel te lopen. Voordat Bond het Casino verliet, deponeerde hij zijn hele kapitaal van vierentwintig miljoen francs bij de kassier; hij hield alleen een paar biljetten van tienduizend francs als zakgeld in zijn zak. Toen ze op weg naar Splendide de boulevard overstaken, zagen ze dat een ploeg werklieden al druk aan het werk was op de plaats van de ontploffing. Verschillende bomen waren al geveld, en grote slangen van drie brandweerauto's spoten de trottoirs en de weg schoon. De bomkrater was verdwenen, en er stonden maar weinig mensen te kijken. Bond vermoedde, dat de Hermitage en de winkeletalages ook al onder handen genomen waren.
In de warme, blauwe schemering was Royale-les-Eaux opnieuw een oord van rust en vrede. 'Aan wiens kant staat de portier?' vroeg Leiter, toen ze bij het hotel kwamen. Bond zei, dat hij dat niet wist. Mathis had hem hierover niet kunnen inlichten. 'Tenzij je hem zelf omgekocht hebt,' had hij gezegd, 'moet je aannemen dat hij door de tegenpartij omgekocht is. Alle portiers zijn omkoopbaar. En je kunt het hen niet kwalijk nemen. Ze worden getraind om alle hotelgasten, behalve maharadja's als dieven en oplichters te beschouwen. Ze zijn net zo bezorgd voor je comfort als krokodillen.'
Bond herinnerde zich deze uitspraak toen de portier haastig kwam informeren of hij al geheel hersteld was van zijn ongelukkige ervaring van die middag. Hij vond het maar verstandig om te antwoorden, dat hij nog een beetje beverig was. Hij hoopte dat Le Chiffre, als deze bewering doorgegeven werd, die avond tenminste bij het begin van het spel de krachten van zijn tegenstander zou onderschatten. De portier zei stroperig, dat hij hoopte, dat Bond weer spoedig hersteld zou zijn.
De kamer van Leiter was op een der bovenste verdiepingen, en ze namen afscheid bij de lift, na afgesproken te hebben, dat ze elkaar om half elf of elf uur, de gebruikelijke aanvangstijd voor het spelen om grof geld, in het Casino zouden treffen.