27
Om de een of andere reden had Will een paar vellen overgeslagen en schreef hij nu op het vijfde vel van zijn notitieblok.
Eerlijk gezegd waren daar diverse redenen voor.
Ten eerste had hij zijn ouders gebeld om hen te bedanken voor het feit dat ze zich hadden laten testen. Het telefoongesprek verliep als volgt:
MOEDER MARION: ‘Ach, het is wel het minste wat we konden doen. Ik geef je je vader even.’
VADER MARION: ‘We hebben het verkeerde weefseltype, jongen.’
WILL: ‘Wat zei je?’
VADER MARION: ‘Ik zei: we hebben het verkeerde weefseltype, jongen.’
WILL: ‘Ik verstond je wel.’
VADER MARION: ‘Waarom moest ik het dan herhalen?’
WILL: ‘Je hangt me de strot uit, papa.’
VADER MARION: ‘Wat zei je?’
WILL: ‘Ik zei: je hangt me de strot uit, papa.’
Will hing op.
Niet lang na dat telefoontje gaf Will Georgie een klap. Dat had hij wel vaker gedaan, toen ze jonger was. Het ging meestal gepaard met een machteloos, afkeurend ‘nou nou’ tegen de hand die haar abrupt tot onderwerping en aan het huilen had gebracht, maar hemzélf nog het meest had gestraft. Hij voelde zich na afloop altijd zo schuldig en beschaamd dat hij alle opvoedkundige vaardigheden overboord gooide en Georgie minstens een week lang in alles haar zin gaf, zolang ze maar vergat wat hij had gedaan. Kay had hij nooit geslagen. Zij had hem nooit zo op stang gejaagd als Georgie.
Om de een of andere reden had hij lichamelijke straffen minder misplaatst gevonden toen Georgie veel kleiner was dan hij. Vanavond was hij een gevecht aangegaan met een vrijwel volwassen vrouw – op zich al verkeerd, maar des te erger gezien de ongeschreven regel dat kinderen hun ouders nooit terug mogen slaan.
Ze had hem weer tot het uiterste gedreven.
Ja, ja, het bekende smoesje.
Ze had hem uitgemaakt voor mislukkeling.
Geen reden om haar dreigend toe te bijten: ‘Nog één woord, jongedame!’
Ze had gezegd dat als hij er niet was geweest, Cynthia nooit aan de drugs zou zijn gegaan.
Nog steeds geen reden om haar beet te pakken en tegen de keukenmuur aan te drukken.
Als hij er niet was geweest, zou zij gezond en gelukkig zijn en zou Kay niet aan de rand van het graf staan.
Dat deed de deur dicht. Nu was het welletjes. Hoe durfde ze?
Hoewel het uren geleden was voorgevallen, was zijn hand nog steeds rood van de aanraking met het gezicht van zijn dochter.
Hij was dronken, en dat was waarschijnlijk de tweede reden voor het feit dat hij aantekeningen maakte op het vijfde vel van zijn notitieblok.
Met behulp van zijn liniaal trok hij een verticale lijn in het midden van het vel.
Georgie, schreef hij boven de ene kolom.
Kay, schreef hij boven de andere.
Hij onderstreepte de namen met de liniaal.
Onder elke naam maakte hij weer twee kolommen, met als kop Voors en Tegens.
Voordat hij verderging, nam hij nog een teug uit de tweede fles rode wijn die hij die avond had opengemaakt. Waar is ze, vroeg hij zich af. Na de klap in haar gezicht was hij tegen de keukenmuur in elkaar gezakt en had hij als een baby gehuild. Minutenlang had hij niets gezien of gehoord. In die tijd was ze waarschijnlijk vertrokken. Hij was uiteindelijk opgestaan en had in alle kamers gekeken. Ze was niet meer in huis. Ze had de voordeur open laten staan. Ze was heel ergens anders. Waar was ze naartoe gegaan?
Hij pakte zijn onvoltooide werk weer op… de voors en tegens van Georgie Marion, zestien jaar oud.
De voors en tegens van Kay Marion, eveneens zestien jaar oud.
Waar was Kay? Nog steeds in het ziekenhuis, waar ze rustte, zoals haar was opgedragen, en waar meneer Jamieson en de verpleegkundigen haar beter in de gaten hielden dan hij had gedaan. Ze zorgden ervoor dat ze haar medicijnen nam, goed at, rustte en op tijd hersteld zou zijn voor haar examen.
Will dronk het laatste restje uit de fles op. Het notitieblok lonkte naar hem, maar hij had behoefte aan een nieuwe fles en een joint. Zonder dope kon hij dit niet volbrengen.
Waar lag de dope ook weer?
Wanneer had hij daar voor het laatst wat van genomen? Jaren geleden had Linda een klein zakje voor hem meegebracht. ‘Alsjeblieft, Brave Borst,’ had ze gezegd. ‘Je moet je even ontspannen.’
Hij doorzocht de archiefkast in de hoek van de kamer. Had hij de dope een paar jaar geleden niet opgeborgen onder de d? Slim toch? D voor dope. Hij had ook de m voor marihuana of de w voor wiet kunnen kiezen – eindeloos veel keuzemogelijkheden – maar hij had toen voor de d gekozen omdat niets anders in zijn leven met een d begon. Wat begon er nu met een d? Hmm. Droogtrommel – wie zou er iets archiveren over een droogtrommel? Inmiddels was er wel iets in zijn leven wat met een d begon, bedacht hij. Dood.
Het lag niet onder de d.
O ja, dat is ook zo, herinnerde hij zich. Hij had zijn voorraadje verplaatst toen hij besefte dat de meisjes het rooster van hun danslessen weleens zouden kunnen gaan opzoeken. Hij had het onder de h (van hasj) opgeborgen, waar het bij de hypotheekpapieren zou liggen, die hen toch volstrekt niet interesseerden.
Aha! Een plastic zakje naast de laatste aanmaning voor zijn hypotheekaflossing. Het zakje had van boven zo’n sluitstrip die je moest aandrukken. Het lag er nog, en er zat een plukje groen loof in.
Waar was hij mee bezig? Wat had hij daarnet opgeschreven? Sinds de diagnose was gesteld, had hij deze mogelijkheid weliswaar in zijn achterhoofd gehad, net als ooit de loterij winnen of Cynthia met een groot metalen voorwerp de hersens inslaan, maar hij had nooit gedacht dat hij het idee willens en wetens naar voren zou halen, dat hij zou toestaan dat het naar de pen in zijn hand zou stromen en uiteindelijk op zijn notitieblok neergeschreven zou worden, en dat hij zichzelf nu zou verdoven om het serieus te kunnen overwegen. Het was belachelijk. Hij had het idee eigenlijk moeten uitbannen zodra het bij hem opgekomen was. Hij moest dat vel papier verscheuren.
Maar waar was hij ook weer mee bezig? De dope! Ah, daar was die. Hij was van plan een joint te draaien en kon maar beter één ding tegelijk doen.
Tabak had hij in een zakje onder zijn bureau vastgeplakt. Vloei bewaarde hij in een oude doos vol plattegronden van Glasgow, Arran en York. (Drie weken geleden had hij de meisjes meegenomen naar York. Het was behoorlijk stressvol geweest. Georgie had niet onder stoelen of banken gestoken dat ze de stad in alle opzichten saai vond.)
De vloeitjes likken en ze aan elkaar plakken gaf hem een prettig gevoel. Het was een ritueel dat hij altijd troostend had gevonden.
Toch had hij haar nooit mogen slaan.
Hij legde een plukje uitgedroogde tabak op het vloeitje en kruimelde er wat van de muf geworden wiet overheen, als peper. Hij maakte een mondstuk uit de hoek van een doosje multivitamines dat op zijn bureau stond en draaide de keurigste joint die hij ooit had gedraaid.
Net als fietsen: je verleert het nooit.