24

 

 

 

‘Ik heb meer geld nodig,’ zei Cynthia in de telefooncel in Sauchiehall Street. Ze had minstens anderhalve kilometer moeten voortstrompelen om een telefooncel te vinden; die waren tegenwoordig bijna uitgestorven. Het meisje in het ziekenhuis had haar geen twintig pond willen geven, die hatelijke goth. Wie dacht ze wel niet dat ze was? Wat had ze ook weer gezegd? ‘Ben je altijd zo’n trut geweest? Misschien wel. Misschien ben je altijd zo’n trut geweest.’ Ziekelijk ettertje.

Zonder die twintig pond zat Cynthia lelijk in de nesten. Ze had smack nodig, en wel nu. Voor haarzelf en voor Heath. Bovendien had ze geld voor de reis en voor onvoorziene uitgaven nodig. ‘Als jij me niet meer geld geeft, vertik ik het om Will te woord te staan,’ zei ze tegen Preston.

Preston, die in zijn werkkamer zat, waar hij niet, zoals zijn moeder dacht, wiskunde repeteerde, maar voor de tweede keer Oorlog en vrede las, was blij van haar te horen. Twee uur geleden, in het ziekenhuis, was hij koffie gaan halen voor hemzelf en Georgie – ah, Georgie – en toen hij terugkwam was Cynthia weg.

‘Waar is ze?’ had Preston aan zijn nieuwste obsessie gevraagd.

‘Dat zal me een rotzorg zijn,’ zei Georgie. Ze had gehuild.

‘Heb je je vader al verteld dat ik haar gevonden heb?’

‘Nee,’ antwoordde ze.

‘Moet je horen, ik vind haar wel, oké? Ik los dit wel op.’

‘Verspilde moeite,’ zei Georgie.

Na stiekem een van de gebruikte nicotinekauwgums van Georgie uit de afvalbak te hebben gevist, ging Preston naar huis om over zijn volgende stap na te denken. Hij liet het grijze balletje kauwgum tussen zijn vingers rollen terwijl hij door de telefoon met Cynthia sprak. Het was geen ideaal aandenken, maar voorlopig voldeed het. Hij vond het prettig dat het vermengd was met spuug van Georgie.

‘Waar ben je?’ vroeg hij aan Cynthia. ‘Waar kan ik met je afspreken?’ Bij het Glasgow Film Theatre, stelde ze voor, over een uur.

 

Preston kon erg goed omgaan met stress. In de afgelopen twaalf uur had hij drugs gekocht, een man gedood en het leven van een vrouw helpen redden. In de afgelopen twee weken had hij dwars door twee continenten een vermiste persoon opgespoord, en was hij verliefd geworden. Toen hij vanaf zijn appartement in West End naar de binnenstad liep, besefte hij dat deze laatste gebeurtenis hem nog het meest op de proef had gesteld. Nadat hij de opdracht van Will Marion had binnengehaald, had hij het gezin een tijdje bestudeerd. Een goede voorbereiding was de sleutel tot een succesvol project, vond hij, en dat hield in dat je je cliënt moest kennen. Vandaar dat hij om te beginnen het gezin had bespioneerd vanuit een boom in hun achtertuin. Het was een mooi huis in een straat vol mooie huizen. Twee verdiepingen en een puntdak boven een zolder waar de meeste buren een slaapkamer van hadden gemaakt. De tuinen waren goed onderhouden, en de lange, smalle gazons waren door heggen van elkaar gescheiden. De vuilnisbakken stonden netjes op een rij achter garages in het achterom. Dit was een middle class-gemeenschap, waar regels in acht werden genomen en men niet bij de buren wilde achterblijven. Alle drie de keren dat hij het huis had bespioneerd, had hij een bruine corduroybroek en een bruine trui gedragen, om niet op te vallen in de boom bij de tuinpoort. Hij wachtte tot het donker was, klauterde over de tuinpoort en hees zich in de boom omhoog, waarbij hij zich zoveel mogelijk tegen de boomstam aan drukte. De eerste keer waren alle jaloezieën dicht geweest, behalve die in de keuken, dus toen had hij urenlang gekeken naar wat er in dit ene vertrek gebeurde. Om 22.00 uur maakte Will met volle melk drie bekers warme chocola en liep daarmee de keuken uit. Naar de tv-kamer misschien? Of naar de slaapkamers? Om 22.30 uur nam Georgie wat cornflakes en at die op aan de keukentafel. Om 23.30 uur dronk Kay een glas water en deed het licht uit. Om 00.30 uur ging Georgie in het donker op de keukenbank zitten en staarde twintig minuten lang naar de ijskast.

De tweede keer was de mooiste. De jaloezie van de slaap kamer was open. Om 23.30 uur lag Georgie op bed naar het plafond te staren. Om 23.40 uur stond ze op en bekeek zichzelf in de spiegel. Ze droeg een spijkerbroek en een zwart mouwloos T-shirt. Ze begon te huilen. Onder het huilen keek ze naar zichzelf, zonder haar handen te heffen om haar tranen te drogen of haar neus te snuiten. Ze stond daar maar, en huilde naar zichzelf. Om 23.50 uur trok ze haar T-shirt uit en keerde zich naar de achtertuin toe. (Had ze hem gezien? Had ze door hem gezien willen worden?) Toen – shit – deed ze de jaloezieën dicht.

De derde keer had het badkamerraam opengestaan. Om 22.30 uur poetste Kay haar tanden. Om 23.00 uur riep Will: ‘Ik zit op de wc!’ (Dat had de hele straat waarschijnlijk kunnen horen!) Om 23.20 poetste Georgie haar tanden. Ze deed het heel grondig, met een elektrische tandenborstel. Hij vroeg zich af of ze het klokte met een eierwekker.

De dag na het voorval met het T-shirt had hij Georgie achtervolgd. Hij had haar met haar vader in de auto zien stappen. Hij had haar uren later bleek en wankel het ziekenhuis uit zien komen. Hij had haar naar een kroeg zien gaan, waar ze flirtte met een kwabbige man.

Ze was mooi.

Ze keek een beetje verwilderd. Ze was een beetje onbehouwen en boos.

Ze was ideaal.

 

Hij was in Sauchiehall Street. De nicotinekauwgum tussen zijn duim en wijsvinger was inmiddels hard geworden. Hij miste het vocht. Toen de kauwgum nog vochtig was geweest, was die toch wel een ideaal aandenken gebleken. Hij zou hem moeten vervangen.

Hij sloeg de hoek om naar Rose Street, en toen hij de steile heuvel naar de bioscoop op liep, zag hij Cynthia buiten het gebouw in kleermakerszit op de grond zitten. Ze rookte een sigaret en zag er geïrriteerd uit. ‘Dat werd tijd!’ zei ze, en ze stond op om hem te begroeten. ‘Heb je het geld?’

‘Ik moet mijn cliënt vragen of hij ermee akkoord gaat,’ zei Preston.

Als Cynthia zich sterker had gevoeld, zou ze bezwaar hebben gemaakt tegen deze voorwaarde. Maar ze was ongeduldig en in nood. ‘Mij best,’ zei ze. ‘Als je maar opschiet.’

 

Nadat de telefoon twee keer was overgegaan, nam Georgie op.

‘Kan ik je vader even spreken, Georgie?’ vroeg Preston.

‘Waar gaat het om?’

‘Dat is vertrouwelijk, vrees ik.’ Preston hoorde op de achtergrond een man praten. Even waren zijn woorden omfloerst – ‘Geef hier! Geef die telefoon hier!’ – en daarna glashelder.

‘Hallo? Spreek ik met Preston?’

O shit, nu kenden ze allemaal zijn ware naam. ‘Ja. Heeft uw dochter u op de hoogte gebracht van wat er gebeurd is?’

‘Ja… uiteindelijk wel.’

‘Ik ben nu bij Cynthia. Ze wil meer geld. Als ze dat krijgt, zal ze morgen met u praten, zegt ze.’

‘Hoeveel?’ vroeg Will.

‘Hoeveel?’ Preston gaf de vraag door aan een bibberige, wit weggetrokken Cynthia.

Hmm, dacht Cynthia. Hoeveel? Woonde hij nog steeds in dat grote huis dat zijn vader had gekocht? Betaalde zijn vader hem nog steeds een belachelijk salaris voor een belachelijk baantje?

‘Duizend pond,’ zei ze, bang dat ze ofwel te hoog, ofwel te laag had ingezet.

‘Ze wil duizend pond,’ zei Preston tegen Will.

‘Zeg haar dat ze tweeduizend krijgt als ze nu meteen naar het ziekenhuis komt.’