6

 

 

 

L.S.,

 

Een liniaal fungeerde als vlakke ondergrond voor de woorden van Heath…

 

Met deze brief wil ik om voorwaardelijke vrijlating vragen. Ik ben sinds mijn vergrijp erg veranderd. Mijn partner, Cynthia Marion, zit in een ontwenningskliniek. Ze zegt dat ze wacht tot ik vrijkom om haar te helpen bereiken wat ik heb bereikt. Ik ben erg gemotiveerd om haar te helpen. Gelooft u me alstublieft. Ik heb spijt van wat ik heb gedaan en zal van nu af aan de wet eerbiedigen. De mensen met wie ik vroeger optrok zijn allemaal uit mijn leven verdwenen.

 

Hoogachtend,

HEATH JONES

 

Deze eerste brief, met de tong uit de mond geschreven, drie jaar voordat Georgie het plan opvatte hem te bezoeken, had niets opgeleverd. Heath had niet verwacht dat hij vervroegd zou worden vrijgelaten, niet meteen bij het eerste verzoekschrift, maar hij werd er toch nijdig om, en wel dusdanig dat hij Cynthia opbelde in de ontwenningskliniek, en zo’n medelijden had met zichzelf dat hij besloot te zeggen dat ze maar niet meer op hem moest wachten (laat me in de steek en je zult het berouwen!) en dat ze met een schone lei moest beginnen (breng me smack of je zult het berouwen!).

‘Vrijdag kom ik eruit,’ zei Cynthia. ‘Dan breng ik wel wat mee.’

Hij beschouwde haar als zijn Cathy. En hij was Heathcliff, de duistere, sombere liefde van haar leven. Vanaf het moment dat ze als tieners elkaar hadden leren kennen, waren ze voor elkaar bestemd geweest, hoewel ze nooit echt plezier hadden samen, maar daar waren ze ook niet op uit. Hij zou nooit toestaan dat ze bij hem wegging. Zij zou nooit weg willen.

‘Cynthia,’ zei hij. Het was het enige woord waar hij week van werd.

‘Heath,’ antwoordde ze, en dat was hun afscheid.

 

Het jaar daarop zat Heath met de liniaal in zijn hand achter zijn bureau om een tweede brief naar de reclassering te schrijven:

 

Jullie kunnen allemaal de pot op. Het is toch zinloos. Die kerel was geen gijzelaar. Hij was maatschappelijk werker, godbetert. Hij kwam telkens mijn cel in om aan mijn kop te zeiken.

 

Zoals gewoonlijk belde Heath nog voor de inkt van zijn afwijzing droog was naar Cynthia. Een mobiele telefoon was weliswaar streng verboden in de gevangenis, maar strikt noodzakelijk, en Heath had altijd de nieuwste van de nieuwste onder zijn matras liggen. Tijdens deze celstraf had hij een iPhone. Voor porno. Voor spelletjes. Voor het organiseren van drugsleveringen – hiervoor had hij drie soorten contactpersonen buiten de gevangenis: de dealer (er waren er drie die hij vertrouwde, twee van hen had hij tijdens vorige celstraffen beschermd), degene die de dealer betaalde (hij had geld achtergelaten bij een vriend van hem in Manchester die als de dood voor hem was), en de koerier (dat werd door de dealer geregeld, die allerlei methoden gebruikte om de smack binnen te smokkelen, vaak met behulp van een corrupte bewaker). Heath gebruikte de mobiel ook om iemand in de buitenwereld te laten straffen, mocht er een deal mislukken. Dan regelde hij dat die en die kreupel geslagen werd door die en die. Bovendien had hij door middel van de mobiel natuurlijk makkelijk toegang tot de liefde van zijn leven. Met een mobiel in zijn cel was hij directeur van een volledig operationeel bedrijf.

‘O, Heath,’ zei Cynthia toen hij haar belde om het slechte nieuws te vertellen. ‘Wat moet ik nu zonder je?’

Cynthia had hem jarenlang regelmatig bezocht, maar in dit laatste jaar waren haar ogen telkens uitdrukkingsloos geweest. Haar haar was dun en dor geworden, en was meestal ongewassen en ongekamd. Raakte hij haar kwijt? Zij was zichzélf al kwijt.

 

Het spijt me dat ik vorig jaar de maatschappelijk werker heb gegijzeld, schreef Heath twaalf maanden later.

 

Ik wilde gewoon vaker bezoek. Ik begreep niet hoe u op basis van een paar willekeurige testjes mijn bezoek kon schrappen. Ik heb opnieuw een cursus ‘empathie met slachtoffers’ gevolgd en besef dat de maatschappelijk werker doodsbang moet zijn geweest toen ik hem in het laken wikkelde. Dit spijt me vreselijk, want hij probeerde gewoon zijn werk te doen, en dat het stompzinnig werk is en dat hij er niets van bakt, is geen excuus.

Laat mij alstublieft in aanmerking komen voor voorwaardelijke vrijlating. Ik ben een ander mens geworden. Ik wil afkicken. Dat meen ik echt.

Tegenwoordig heb ik spijt als ik denk aan de man die ik vermoord heb. Mijn leven is erdoor verwoest.

 

HEATH JONES

 

‘Nee,’ zeiden de twee mannen en twee vrouwen om de beurt van achter hun tafel. ‘We geloven niet dat je er klaar voor bent.’

De dag nadat Heath met zijn nieuwste, allermodernste iPhone het slechte nieuws had doorgebeld, kwam Cynthia op bezoek. ‘Ik kan niet langer hier blijven wachten,’ zei ze. ‘Ik wil weg tot je vrijkomt.’

Heath was er kapot van, maar hij begreep hoe ze zich voelde. ‘De volgende keer kom ik vrij,’ zei hij. ‘Hoe dan ook. Dan kom je toch terug?’

‘Natuurlijk,’ zei ze.

 

Het afgelopen jaar in de cel was langzamer omgegaan dan ooit. Hij gooide de vijfde poging tot een brief naar de reclassering in de prullenbak en ging op bed liggen kijken naar de foto die hij al jaren koesterde. Cynthia, die steunend op haar ellebogen in een weiland lag, en niet naar hem lachte, maar hem liefhad. ‘Ik weet dat je terugkomt,’ zei hij bij zichzelf. ‘Dat weet ik gewoon.’

‘Ken je ene Georgina Marion?’ vroeg een bewaker door het kijkgat in zijn celdeur.

Het duurde een paar seconden voordat Heath zich realiseerde dat het de naam was van de dochter van zijn geliefde. ‘Ja.’

‘Ze wil je bezoeken. Zal ik haar dan maar op je lijst zetten?’