2
Ik heb mijn duimen opgestoken.
Elle zigzagde zwaaiend met haar handtas over de Strand en probeerde zelfverzekerd te kijken. ‘Let’s all go down the Strand,’ zong ze fluisterend. ‘Have a bandana. Oh, what…’ Haar stem brak en stierf weg. Ze wierp een blik op haar spiegelbeeld in een etalage en huiverde. Ze zag er verschrikkelijk uit in dat belachelijk korte rokje, waarom had ze het gekocht? En dat stomme blauwe shirt, het moest zijdewol lijken, maar dat betekende dat ze het op de hand moest wassen. Haar lichtbruine haar was te lang en te dik, het zat achter haar oren, maar overal staken plukken uit. Ze keek nogmaals in de ruit en kromp ineen. Ze stond voor de etalage van een Dillons-boekwinkel, waar een banner hing met daarop: onze voorjaarsbestsellers.
‘Kapitein Corelli’s mandoline… Die heb ik afgelopen zomer gelezen, waarom heb ik dat in hemelsnaam niet gezegd?’ Elle sloeg zachtjes op haar voorhoofd. ‘De Celestijnse belofte… Mijn god, dat is dat rare boek dat mijn moeder aan het lezen is. Wilde ze echt dat ik daar iets over zou zeggen? Dat is toch geen literatuur!’ Ze staarde naar de rij boeken. ‘Het strand… Mannen komen van Mars, Vrouwen van Venus… wat betekent dat nu weer?’
Elle liet haar schouders hangen en staarde naar de Pret a Manger naast de boekwinkel, waar drukke kantoormedewerkers met stokbroodjes en soep naar buiten kwamen. Zij wilde bij Pret a Manger eten. Ze kende de keten niet voordat ze naar Londen was gekomen, maar het leek haar het toppunt van glamour om samen met andere kantoormedewerkers een zaak binnen te gaan om echte koffie en een croissant te bestellen.
Helaas, ze had geen geld voor een kop koffie bij Pret a Manger, geen kantoor en geen baan. Elle beet op haar onderlip om te voorkomen dat ze ging huilen. Kop op, zei ze tegen zichzelf terwijl ze midden op de Strand bleef staan en de mensen zich langs haar heen wurmden. Koop een Evening Standard, ga naar Karens flat, drink een kop thee terwijl je de banen in de krant doorneemt en je zult je een stuk beter voelen. Er is heus wel iets voor jou. Dat moet gewoon.
Eigenlijk begon Eleanor Bee behoorlijk wanhopig te worden. Het was april. Ze was de zomer ervoor afgestudeerd aan de Universiteit van Edinburgh en ze was nog steeds op zoek naar een baan. Het leek net alsof al haar vrienden iets te doen hadden: Karen werkte als runner bij een tv-producent; Hester, haar oude kamergenote van de universiteit, was bezig met haar master in Bologna en Matty volgde een lerarenopleiding. Haar ex-vriendje Max was accountant in opleiding, en ze was hem een paar dagen geleden in de buurt van Fleet Street tegengekomen. Dat was net voor een verschrikkelijk sollicitatiegesprek met een educatieve uitgever geweest, waar Elle niet goed had begrepen wat ze bedoelden toen ze hadden gezegd: ‘Klinkt dat als iets wat jij zou kunnen doen?’, waarop zij had geantwoord: ‘Natuurlijk, mag ik er later op terugkomen?’ ‘Nee,’ had de grote norse man van middelbare leeftijd in een ribfluwelen broek gezegd, ‘ik bood je de baan niet aan. Ik vroeg of je dacht dat je hem aan zou kunnen. Maar bedankt, we zullen contact met je opnemen.’ Ze wist zeker dat het feit dat ze Max was tegengekomen ervoor had gezorgd dat ze zo zenuwachtig was geweest. Niet dat Max haar iets kon schelen, hij droeg gel in zijn haar, echt heel vreemd, en hij haalde constant zijn stomme nieuwe discman tevoorschijn om ermee te pronken. Maar het was het principe.
In februari had Elles beste vriendin van school, Karen, haar uitgenodigd om bij haar op de bank te komen slapen. ‘Je zult in een dorpje in Sussex nooit een baan bij een uitgever vinden, Elle,’ had ze kordaat gezegd. ‘Bijt door de zure appel en kom naar Londen.’ En Elle had ja gezegd, zenuwachtig maar ook opgewonden. Londen. Ze had ervan gedroomd naar Londen te verhuizen, ze had er van kleins af aan over gedroomd in een grote stad te wonen. Ze zou de stad gaan veroveren. Ze zou grijze rubberlaarzen met hakken dragen en een bijpassend grijs koffertje hebben, zoals op de Athena-poster van een stadsmeisje dat uit de achterkant van een dubbeldekker hing en een kusje naar haar knappe vriendje blies, die nog steeds bij Elle op de slaapkamer hing.
Maar Londen was in de verste verte niet de warme, bedrijvige literaire salon die Elle had verwacht. Notting Hill was groezelig, de stoeptegels waren gebarsten, er liepen veel crackverslaafden rond en bij Karen op de grond slapen was helemaal niet leuk. Ze was er intussen twee maanden. Ze had op elke open functie gesolliciteerd en naar elke uitgever die ze in het Writers’ & Artists’ Yearbook had kunnen vinden geschreven om werkervaring op te kunnen doen. Maar niemand had interesse. Ze kwam erachter dat het heel naïef van haar was te denken dat ze dat wel zouden hebben. Ze had vier gesprekken gehad en de afspraak van vandaag bij een grote uitgever was het belangrijkste tot nu toe geweest en had gunstig moeten uitpakken, maar het was duidelijk dat ze het volkomen had verpest. Ze had gedacht dat ze heel goed voorbereid was: ze had zoveel gelezen, echt zoveel, Karen had zelfs geopperd dat dat misschien het probleem was, dat ze haar neus eens uit de boeken moest halen.
Ze haatte de manier waarop haar dagen voorbijgingen. Ze zat in de stille flat en voelde zich lamlendig over zichzelf in de wetenschap dat ze moest opschieten, terwijl ze naar Richard and Judy keek en opzag tegen het moment dat Karen uit haar werk kwam en steeds onvriendelijker zei: ‘En wat heb jij vandaag gedaan?’ Haar sociale leven bestond uit een bezoek aan de pub of ze zat in de donkere flat in de omgeving van Ladbroke Grove te wachten tot de elektriciteitsmeter ermee ophield. Bovendien vonden Karens flatgenoten, Cara de kokkin en Alex de reclamejongen, haar duidelijk geen geweldige aanwinst voor de gezamenlijke woonkamer.
In de ondergrondse terug naar Notting Hill vroeg Elle zich voor het eerst af of ze wel naar Londen had moeten komen. Het was niet wat ze ervan had verwacht en hoewel ze het gewend was er niet bij te horen, had ze zich nog nooit zo onwelkom gevoeld, haar hele leven niet. Het schoot door haar hoofd dat als ze haar schamele bezittingen vanavond zou inpakken en morgenochtend vroeg de trein zou nemen, ze tegen lunchtijd bij haar moeder kon zijn. Maar wat dan? Haar moeder en zij samen in de verbouwde schuur die Mandana na de scheiding had gekocht? Zou het daar erger zijn dan hier? Waarschijnlijk niet.
Elle had mazzel gehad toen ze uitstapte bij Notting Hill Gate. Iemand had een Evening Standard laten liggen, die zij mee had gegrist. Het was een koude aprildag en zij had rillend in haar dunne jas met de krant onder haar arm, lopend door de lege straten, geprobeerd te voorkomen dat haar stemming nog somberder werd.
Het was gewoon erg moeilijk om je plekje in de wereld te veroveren. Op de universiteit was het allemaal zo makkelijk geweest. Je wist elke dag waar je heen ging, wat je moest doen en met wie. Na de universiteit waren de regels plotseling anders, en Elle had het gevoel dat ze ergens was achtergebleven. Ironisch genoeg wist ze precies wat ze wilde. Ze had het altijd geweten! Ze wilde iets met boeken doen, goede literatuur lezen, schrijvers ontmoeten en leren hoe ze moest redigeren. Ze wilde gesprekken hebben zoals ze die met haar docent victoriaanse literatuur, dr. Wilson, had gehad over de Brontë’s, over Austen, en of Middlemarch een geweldige victoriaanse roman was of niet… dat soort dingen. Natuurlijk wist ze dat ze onderaan moest beginnen, dat vond ze helemaal niet erg; sterker nog, ze dacht dat ze het best leuk zou vinden. Maar dat leek niets te veranderen.
Wat moet ik doen, dacht ze, terwijl ze vlug doorliep met haar hoofd omlaag. Zal ik zo iemand blijken te zijn die door de mazen van de maatschappij glipt en nooit een baan vindt? Die verandert in een zonderling, alle kranten vanaf 1976 bewaart en met een bruine papieren zak de prullenbakken doorzoekt? Mijn god, zal ik zo worden?
De koude sterke bries prikte in Elles gezicht. Ze veegde over haar ogen met de rug van haar hand, waardoor de Evening Standard scheefzakte en op straat viel, waar een windvlaag hem naar het midden van de weg blies. Ze rende erachteraan en terwijl ze hem opraapte zag ze dat hij een week oud was. Een hele week. Ze trok haar schouders op en keek om zich heen op zoek naar een plek om de irritante krant te dumpen. Er stond zelfs geen prullenbak, maar ze was nog niet zo depressief dat ze hem klakkeloos op de grond gooide. Ze stampvoette al mompelend terug naar de flat en het kon haar niet schelen dat ze nog maar een stap verwijderd was van een krantenverzamelende, prullenbakdoorzoekende idioot die dacht dat de wereld een wrede, zeer wrede plek was.
Elle zat aan de keukentafel de krant van de vorige week te lezen en nipte van een kopje thee, blij dat ze niet meer in de kou liep, maar nog steeds huiverend bij de gedachte aan het onrecht dat haar die dag was aangedaan. Er stonden weer geen banen in de Evening Standard. Vorige week had ze hem gemist; hij was uitverkocht geweest en zelfs al had ze hem vorige week gezien, hij was totaal nutteloos tenzij ze voor het plaatselijke bestuur of het tijdschrift Red Knave wilde gaan werken, en dat wilde ze absoluut niet.
De afwas stond hoog opgestapeld in de gootsteen. Gisteravond hadden ze mensen te eten gehad. Alex had pasta en een hasjpijp klaargemaakt en Karen had iedereen ‘Total Eclipse of the Heart’ in een houten lepel laten zingen. Elle had vroeg naar bed gewild om zich voor te bereiden op het sollicitatiegesprek, maar ze kon haar dekbed natuurlijk niet tevoorschijn halen en op de bank gaan liggen terwijl vijf anderen Bulgaarse witte wijn uit een schroefdopfles slurpten en tegen elkaar zaten te schreeuwen over de ophanden zijnde verkiezingen.
Elle wist dat ze zo meteen de vaat moest gaan doen, misschien zou Alex dan niet naar haar kijken als hij binnenkwam en zeggen: ‘O, hoi,’ waarmee hij bedoelde: ‘O, zit je daar nu nog steeds mijn leven te verpesten’. Ze was niet echt dol op Alex, hij leek niets anders te doen dan zijn nieuwe mobiele telefoon showen en er gesprekken mee voeren, om vervolgens het hele weekend in de woonkamer Tomb Raider met zijn vriend Fred te spelen. Elle had de week ervoor nog met Fred gezoend, maar dat was eerder geweest omdat ze had geprobeerd te slapen en het makkelijker leek hem te zoenen dan hem door te laten gaan met Tomb Raider spelen en te vragen of hij wilde vertrekken. Bovendien kon Fred best oké zoenen, ook al hadden ze elkaar niets te vertellen. Gisteren was hij er ook geweest, maar hij was in een rare bui geweest en ze wist niet zeker of hij nog interesse in haar had, het zou haar niet echt verbazen als dat niet zo was, eerlijk gezegd. Hij had een baan en een flat samen met iemand anders, hij sliep niet ergens in een woonkamer en las ook geen kranten van een week oud.
Elle nam nog een slok thee en bladerde van de verouderde banen naar het nieuws, zich er lafhartig van bewust dat het zonde van haar tijd was. Er stond een foto van een glimlachende Tony Blair en een paar oude dames. Hij zag er jong en zongebruind uit en zijn haar zat best goed. Elle dacht onwillekeurig dat dit een pluspunt was, het zou er niet toe moeten doen, maar op de een of andere manier voegde het iets toe aan het romantische beeld dat hij uitstraalde. Tony Blair deed haar altijd denken aan die zin uit Trots en vooroordeel, wanneer Jane Lizzy vraagt hoe lang ze al van Mr. Darcy houdt en Lizzy antwoordt: ‘Het is zo geleidelijk gegaan dat ik niet goed weet wanneer het is begonnen. Maar ik denk dat het dateert van het moment dat ik zijn prachtige landgoed in Pemberley voor het eerst zag.’
Een zwakke glimlach verscheen op haar gezicht bij de gedachte aan deze zin. Ze deed haar ogen dicht en vroeg zich af wat Lizzy Bennet en Mr. Darcy tegen elkaar te zeggen hadden nadat ze waren getrouwd en in Pemberley woonden. Dat was namelijk iets wat haar altijd bezighield, wat er gebeurde nadat een stel hun moeilijkheden had overwonnen, om lang en gelukkig verder te leven. Ze kon het niet helpen dat ze dacht dat Mr. Darcy misschien niet meer zo aardig zou zijn als Elizabeth het verkeerde diner zou samenstellen als er een hertog kwam logeren. Ze had gezien wat er met haar ouders was gebeurd, hoe gemeen zij hadden gedaan, en Elle kon niet geloven dat ze ooit verliefd op elkaar waren geweest.
John en Mandana waren nu zeven jaar gescheiden. Soms leek het heel lang geleden, maar soms kon ze zich het gezellige leven van vroeger in Willow Cottage nog herinneren alsof het gisteren was. De scheiding was uitgesproken toen Elle zich voorbereidde op haar eindexamen. Er was veel voor haar verzwegen zodat ze haar examens niet zou verpesten en iedereen behandelde haar heel voorzichtig, alsof er iemand was overleden. Zelfs het schoolhoofd had haar bij zich geroepen om even te ‘babbelen’ om te checken of alles in orde was. Elle had niet geweten wat ze moest antwoorden toen mevrouw Barber had gevraagd of ze het wel redde. Hoe kon je uitleggen dat je een afschuwelijk mens was, omdat je blij was dat ze uit elkaar gingen, blij was dat ze niet langer samen waren, blij was dat haar vader wegging omdat hij haar moeder de laatste tijd altijd zo van streek leek te maken? Zelfs toen ze het huis moesten verkopen en naar een schuur even buiten Shawcross verhuisden en zelfs toen John hertrouwde, in wat een vriendin van Mandana had omschreven als ‘intense haast’, raakte het haar niet zoals eigenlijk zou moeten. Ze had zich afgevraagd of ze een moordzuchtige maniak was – daar had ze een boek over gelezen en een van de eerste tekenen was een gebrek aan empathie. Maar Elle was blij dat het allemaal voorbij was, want het was afschuwelijk om zo te leven.
Elle was stiekem opgelucht, en Rhodes leek er net zo over te denken. Hij had in Amerika gestudeerd en werkte nu als analist bij Bloomberg in New York. Ze had hem voor het laatst met Kerstmis bij haar moeder gezien en het was verschrikkelijk geweest – haar moeder was dronken geworden, Rhodes had tegen haar gezegd dat ze te veel dronk en zich belachelijk gedroeg en dat iedereen snapte waarom hun vader haar had verlaten en toen was hij woedend vertrokken. Sindsdien had Elle hem niet meer gesproken. Haar moeder had altijd te veel gedronken, maar die zomer in Skye was het erger geworden, toen ook hun huwelijk slechter was geworden. Elle kon zich niet herinneren wat er als eerste was gebeurd, zoals bij de kip en het ei. Ze wist alleen dat hun oude leven en het huwelijk van haar ouders voorbij waren.
Dus Elle vroeg zich niet af wat er zou zijn gebeurd als haar ouders bij elkaar waren gebleven. Ze kende het echte einde na het einde. Ze was benieuwd naar mensen als Lizzy en Darcy of Beatrice en Benedick. Vaak had ze het gevoel dat zij de enige was die niet dacht dat ze bij elkaar zouden blijven als het boek uit of het toneelstuk voorbij was. Ze kon het niet helpen; ze geloofde er gewoon niet in.
Ze zat hierover na te denken met haar kin op haar knieën en haar benen tegen de tafel toen de deur open werd gegooid en Alex binnenkwam.
‘O, Elle, hallo,’ zei hij zonder naar haar te kijken terwijl hij zijn herentas op tafel smeet. ‘Hoe gaat het? Succesvolle dag geweest?’
‘Gaat wel, dank je,’ zei Elle.
‘Ik blijf niet thuis,’ zei Alex. ‘Ik ga met een paar jongens van het werk naar de pub, ik kom alleen even een ander shirt aantrekken.’
‘Oké, prima,’ zei Elle, die Alex’ obsessie met keurige Ben Shermans-overhemden zowel tragisch als aandoenlijk vond.
‘Hé.’ Hij bleef staan en pakte de krant van haar af. ‘Mag ik even iets opzoeken? Zat je ernaar te kijken?’
‘Nee, naar de personeelsadvertenties, maar het geeft niet, er staat toch niets in,’ zei Elle, die wanhopig graag met iemand wilde praten, al was Alex duidelijk niet geïnteresseerd. ‘Hij is trouwens van vorige week…’
Alex negeerde haar en bladerde door de krant. ‘Onze nieuwe advertentiecampagne voor Cape Town zou erin moeten staan, hij is vorige week gelanceerd en die stommelingen hebben ons nog steeds geen exemplaren gestuurd.’
‘Maar deze krant is van vorige week.’
Hij negeerde haar en had moeite de pagina’s om te slaan. ‘Dat geeft niet. Waar staat hij? Hé! Daar heb je hem! Hoe cool is dat? Ziet er goed uit.’
Elle volgde zijn prikkende vinger. Bezoek Cape Town voor een wereld van mogelijkheden, las ze. ‘Dat is super.’ Ze knikte beleefd terwijl Alex sprak en toen ze weer omlaag keek viel haar blik ergens op, al begreep ze niet waarom. Daar, midden in het reiskatern, tussen de advertenties voor vakantiehuurwoningen in Cornwall en goedkope vluchten naar Thailand, zag ze plotseling het volgende:
Redactiesecretaresse gezocht voor
onafhankelijke, gevestigde uitgeverij
Enthousiaste aanpakker met afgeronde studie en kantoorervaring
Marktconform salaris: £ 11.000
Stuur curriculum vitae per post naar:
Mevrouw Elspeth MacReady
p/a Bluebird Books Ltd, Bedford Square
‘Wat doet dat nou hier?’ vroeg Elle. Ze rukte de krant uit Alex’ handen. ‘Wat… Wat doet dat nu hier?’
‘Geen idee.’ Alex staarde haar geërgerd aan. ‘Ik had die krant even, Elle.’
‘Het spijt me, Alex,’ zei Elle. Ze drukte de krant tegen haar borst en keek hem smekend aan, in paniek bijna. Wat als hij de krant zou afpakken en uit het raam zou gooien, hoe zou ze hem dan terugkrijgen? ‘Het is een baan, hij klinkt perfect… Ik weet niet waarom hij daar staat, hij staat op de verkeerde plek. Alsjeblieft, laat mij…’ Ze staarde weer naar de tekst. ‘Stuur curriculum vitae… per adres Bluebird Books.’ Ze beet op haar lip. ‘Bluebird Books, die ken ik wel. Het is een echte uitgeverij, een oude!’ Ze rende Karens slaapkamer binnen en doorzocht de wankele, zelf in elkaar gezette Billy van ikea, volgestouwd met versleten bestsellers met goudfolie op de gebroken ruggen. ‘Zie je nou. Ik wist het wel! Ze hebben Victoria Bishop uitgegeven! En… Old Tom! Ze hebben Old Tom uitgegeven. Nou, oma Bee zou blij zijn geweest.’ Ze wierp een blik op haar horloge. Het was bijna halfzes. Te laat om de volgende lichting nog te redden. Er stond ook geen telefoonnummer bij. Nee, zei een stemmetje in haar hoofd. Je gaat hiervoor. Je gaat hier iets aan doen in plaats van te blijven zitten en medelijden met jezelf te hebben.
Elle beet op haar lip, beende terug naar de gang, haalde het telefoonboek tevoorschijn en bladerde er zittend op haar knieën doorheen. Alex kwam de gang in en keek naar haar.
‘Mag ik de krant weer terug?’ vroeg hij, en hij stak zijn hand uit.
‘Nee! Heel even wachten, Alex, alsjeblieft!’ Elle hoorde zichzelf blèren. Alex deed geïrriteerd een stap naar achteren.
‘Je bent hier al veel langer dan je welkom bent,’ mompelde hij.
Elle zette haar vinger op de pagina en draaide het nummer. De krant was een week oud en de advertentie stond op de verkeerde plek, wat een toeval was dit! ‘Het spijt me, Alex,’ zei ze. ‘Het is waarschijnlijk vergeefs, maar ik moet het proberen. Hallo?’
‘Goedemiddag,’ zei iemand met een lage stem, een meisje. ‘Bluebird Books, waarmee kan ik u van dienst zijn?’
‘Hallo, eh… Nou, eh… ik zag zojuist een advertentie in de Evening Standard van vorige week voor de functie van redactiesecretaresse en ik wilde vragen of ik nog kon reageren? Er staat geen sluitingsdatum bij.’
Er viel een stilte en toen ging de stem verder, dit keer nog lager en veel dichter bij de hoorn. ‘De personeelsadvertentie? Je hebt hem gezien? Je wilt solliciteren? Fuck.’ Ze kuchte. ‘Het spijt me. Ik bedoel, gelukkig.’
‘Gelukkig?’ Elle was stomverbaasd. Dit was niet de reactie die ze gewend was. Bij de laatste functie waarvoor ze had gebeld – assistente van de uitgever bij een onafhankelijke uitgeverij in Bristol – had de man aan de andere kant van de lijn gezegd: ‘Sorry, functie vervuld,’ en meteen opgehangen als in een scène van een film over de Grote Depressie.
‘Je begrijpt het niet,’ verzuchtte het meisje aan de andere kant van de lijn, en Elle besefte dat ze ongeveer even oud was, ondanks haar hese stem en Lancashire-accent. ‘Er heeft niemand gereageerd,’ zei ze zachtjes. ‘Helemaal niemand. Ik begrijp er niets van. Juffrouw Sassoon blijft er maar naar vragen en als we niet vlug iemand vinden wordt ze gek. Het is al een week geleden en we hebben nog steeds niets gehoord! Helemaal niets!’
‘Nou,’ zei Elle. ‘Ik denk dat ik wel weet hoe dat komt.’
‘Hoe dan?’ De stem klonk veel hoger.
‘De advertentie staat tussen de vakantiewoningen,’ zei ze vlug. ‘Het is puur toeval dat ik hem zag staan.’
‘Waar?’
‘Bij de vakantiewoningen. Tussen een advertentie voor een huisje in Norfolk en een bungalow in de Lizard.’
Er viel een zware, betekenisvolle stilte.
‘O, fuck,’ fluisterde de stem. ‘Fuck. Ze vermoordt me. Ze gaat me vermoorden. Hoe heb ik…’
‘Ik denk niet dat het jouw schuld is,’ zei Elle. ‘De mensen die de advertenties erin zetten hebben het verkeerd gedaan.’
‘Zo zal zij het niet zien. Mijn god. Jezus,’ zei de stem. ‘Wat moet ik nu? Daarom dus. O, jezus. Ze gaat het me morgen vragen. Christus nog aan toe.’
‘Luister,’ zei Elle autoritair. Ze knikte zichzelf toe. Ga ervoor! ‘Waarom laat je mij niet langskomen voor een sollicitatiegesprek?’
Er viel weer een stilte. ‘Ja,’ zei het meisje uiteindelijk terwijl ze met een lang fluitend geluid uitademde. ‘Zou je morgenochtend vroeg langs kunnen komen? Ze heeft dan geen afspraken en hij ook niet. En als je waardeloos bent, dan biecht ik alles gewoon op en kunnen we alsnog een advertentie zetten, zodat we iemand hebben tegen de tijd dat Posy van vakantie terugkomt. Zij heeft namelijk gezegd dat ze vertrekt als Hannah nog niet vervangen is als ze terugkomt. Jemig!’ Er klonk een doffe klap.
‘Wat was dat?’ vroeg Elle gealarmeerd.
‘Ik sloeg met mijn hoofd op mijn bureau. Als je komt, wil je het dan alsjeblieft niet tegen juffrouw Sassoon vertellen? Alsjeblieft.’
‘Natuurlijk niet,’ zei Elle. ‘Wie is ze trouwens?’
‘Heb je nog nooit van Felicity Sassoon gehoord?’
‘Nee, nog nooit.’
‘En jij wilt bij een uitgeverij gaan werken?’
‘Ja,’ zei Elle. ‘Heel graag.’
‘Nou, je moet deze baan krijgen, dus ik zal je helpen. Wacht even.’ Er klonk geruis op de lijn. ‘Even checken of iedereen weg is, Rory is jarig en ze zijn naar de pub. Nou, de vader van juffrouw Sassoon heeft Bluebird jaren geleden opgericht. Het is zo’n beetje de laatste oude uitgeverij op Bedford Square en dat vindt ze erg belangrijk, dus hamer daar goed op, dat heb ik ook gedaan en dat heeft goed geholpen. Je zou voor haar zoon, Rory, gaan werken. En voor Posy, de andere uitgever. Rory doet misdaad en hippe jonge fictie en Posy vrouwenfictie, familiekronieken en een aantal van Felicity’s auteurs.’ Ze zweeg even en zei toen: ‘Ik neem aan dat je graag met dat soort boeken wilt werken? Je wilt echt bij een uitgeverij werken? Ze zullen je vragen wat je de laatste tijd hebt gelezen, dat soort dingen, of je Bluebird-schrijvers kent. Heb je zelf nog iets te zeggen?’
Elle haalde diep adem. ‘Nou, ik vond Kapitein Corelli geweldig en ik ben halverwege Bridget Jones, bovendien ben ik een groot fan van Victoria Bishop en mijn oma had alle Devon-verhalen van Old Tom, maar ik heb Engels gestudeerd en mijn favoriete auteur is waarschijnlijk Charlotte Brontë.’
‘Nou, dat zullen ze er wel vlug uit slaan, maar het is een begin. Dan, het volgende…’
‘Wacht even,’ zei Elle. ‘Hoe heet je eigenlijk?’
‘Libby,’ zei de stem. ‘Libby Yates, en jij?’
‘Eleanor Bee,’ zei Elle, ‘maar noem me maar Elle, dat doet iedereen.’
‘O, echt.’ Haar laconieke toon was weer terug en je zou niet denken dat ze even daarvoor zo van haar à propos was geweest. ‘Hallo, Eleanor Bee. Verder met de instructies. Dus…’