Proloog
Augustus 1988
Een tweede kans, door Eleanor Bee
Ze lachen me uit, de meisjes in de kantine.
Maar op een dag zal ik hen uitlachen.
Zwarte hoge laarzen zie je overal,
maar ik draag ze niet alleen omdat ze ‘in’ zijn.
O, bedrieglijke nacht,
waarom komt er geen einde aan?
Een happy end, waar
waar…
Eleanor Bee legde haar pen neer en zuchtte. Met een vermoeid gebaar rekte ze zich uit, als iemand die met haar eigen Ulysses worstelt, alleen bleef haar hand per ongeluk achter de glimmende gele koptelefoon van haar nieuwe Sony-walkman haken. Het plastic doosje vloog woest door de lucht en bleef even voor haar gezicht hangen voordat het met een harde smak op de grond viel.
‘O, nee,’ riep Eleanor uit tegen de vloer, tussen de wirwar van lange ledematen terwijl ze tegelijkertijd haar koptelefoon afzette, waardoor alles nog verder in de knoop raakte. ‘Nee!’
De klanken van ‘Don’t Call Me Baby’ van Voice of the Beehive op Now That’s What I Call Music 12 werden abrupt afgebroken. De walkman lag op de grond, het klepje van de cassettespeler was afgebroken en lag een paar meter bij haar vandaan tussen een nest stof en haren in de hoek van de kamer. Eleanor raapte hem op en staarde er wanhopig naar. De slaapkamerdeur stond op een kier, en ze hoorde het gerinkel van glazen, het geschraap van bestek op borden en de verheven stemmen.
‘Je hebt gezegd dat jij haar morgen weg zou brengen, John. Dat heb je gezegd.’
‘Niet waar. Wat een onzin.’
‘Wel waar. Je luisterde natuurlijk weer niet. Je luistert nooit. Laat maar. Ik doe het zelf wel.’
‘Niet in deze toestand. Mijn god, je zou jezelf eens moeten zien, Mandana…’
‘Schijnheilig stuk vreten. Nu moet je eens goed luisteren…’
Eleanor zette de koptelefoon vlug weer op. Ze duwde hem met haar handen stevig tegen haar oren, kroop naar de stoffige hoek, pakte vlug het plastic klepje en klopte haar kleren af terwijl ze ging staan. Ze staarde uit het raam naar de vale citroengele avondzon die in de helderblauwe zee zonk. De laatste zwemmers kwamen het water uit gelopen, het strand op. Een moedig groepje mensen was bezig een vuurtje te stoken om te kunnen barbecuen, want zo noordelijk als hier ging de zon in augustus niet tot na tienen onder.
Eleanor zag het uitzicht en de mensen niet. Ze staarde met een lege blik naar het wankele houten pad naar zee en vroeg zich af of ze de keuken in moest stormen om haar ouders te vertellen dat ze geen zin meer had om naar Karen in Glasgow te gaan. Maar ze was bang hen te onderbreken. Ze wilde niet horen wat ze tegen elkaar zeiden.
De vader van haar moeder was twee weken voordat ze naar Skye waren gegaan, overleden. In eerste instantie had dit niet zo belangrijk geleken. Eleanor voelde zich daar een beetje schuldig over, maar zo was het nu eenmaal. Hij had in Notthingham gewoond en zij in Sussex en ze hadden hem en haar moeders moeder bijna nooit gezien. Haar moeder kon niet goed met hem opschieten en Eleanor en Rhodes waren maar twee keer bij hen in Nottingham geweest. De eerste keer had hij naar whisky gestonken en tegen hen gebruld toen ze in het achtertuintje aan het spelen waren geweest. De tweede keer was hij tegen hun moeder uitgevallen en had hij geroepen dat ze een schande was. Die keer had hij ook naar whisky geroken. (Eleanor had niet geweten wat het was, maar Rhodes had het haar verteld. Hij vond het fantastisch als hij haar dingen kon uitleggen die zij niet wist.) In plaats daarvan kwam hun oma naar Sussex of gingen ze met zijn allen een dagje naar Londen en dat vond Eleanor fantastisch, alleen was het tegenwoordig wel irritant dat haar oma niet snapte dat ze veertien was en geen zin had in kinderachtige dingen zoals Madame Tussauds, maar liever alleen in Hyper Hyper of op Kensington Market rondhing.
Haar moeder was veel verdrietiger over het overlijden van opa geweest dan Eleanor had verwacht. Alle ouders maken ruzie, dacht ze. Dat had Karen haar de week ervoor nog gezegd toen Eleanor bij haar had uitgehuild omdat ze geen zin had om met haar ouders en haar broer op vakantie te gaan. Maar niet zo, had Eleanor willen zeggen. Ze was het gewend zich zorgen te maken – of ze haar arm zou breken na een val van het paard tijdens de gymles, net als Moira op school, of dat haar vader en moeder aan een verschrikkelijke ziekte zouden overlijden, of zijzelf als gevolg van een geheimzinnige ziekte zou sterven, omdat ze ervan overtuigd was dat ze veel erger ongesteld was dan alle anderen, en in een brief in het blad Mizz had gestaan dat als je je zorgen maakte je absoluut naar de dokter moest – van al die dingen lag ze ’s nachts wakker tot haar hart begon te bonzen en dan was ze weer bang dat haar hart uit elkaar zou klappen en het was haar niet opgevallen dat haar ouders elkaar ineens waren gaan haten. Plotseling was er iets helemaal mis en alleen als ze de muziek heel hard zette en zich met een boek op bed oprolde leek haar angst even te verdwijnen.
Ze hadden best een leuke dag gehad vandaag. Ze waren naar Talisker Bay gewandeld, waar whisky werd gemaakt. In de stokerij had Rhodes er van hun vader van mogen proeven omdat hij al bijna achttien was. De lucht was fris en helder, de hemel prachtig poederblauw, de laatste muggen waren echt weg en Eleanor was bijna blij om haar kamer weer eens uit te zijn, buiten met haar ouders en broer. Net als een normaal gezin, op een normale vakantie.
De problemen waren begonnen toen ze terug waren gekomen en tussen de middag diepvriespizza hadden gekregen. Haar vader was boos op haar moeder geworden, omdat de pizza niet goed ontdooid en in het midden nat was, en zij had tegen hem geschreeuwd. Eleanor en Rhodes waren dit gewend, maar hun vader was huisarts en werkte meestal tot laat en had vaak geen erg in de aangebrande pasta of halfgare kip Kiev.
‘Wat smerig,’ had hij gezegd, en hij had zijn bord weggeschoven. ‘Dit kan ik niet eten, Mandana. Je had het moeten ontdooien voordat we gingen wandelen.’
Haar moeder zat aan haar tweede glas wijn. ‘Natuurlijk, John, het is zeker volkomen ondenkbaar dat jij voor de lunch zou zorgen? Het is voor mij ook vakantie, ik heb een afschuwelijke tijd gehad en jij…’
Haar vader was opgestaan, had de tafel weggeduwd en was boos naar de woonkamer gebeend. Daar had hij met de deur dicht naar een cricketwedstrijd zitten kijken, totdat Mandana naar binnen was gegaan om hem eraan te herinneren dat hij Eleanor de volgende dag moest wegbrengen.
Eleanor was opgeschrokken van het geklop op de deur. Haar moeder had de deur langzaam opengedaan. ‘Ellie, schat?’ had ze gevraagd. ‘Gaat alles goed?’
‘Ja hoor.’ Eleanor had haar koptelefoon afgedaan. ‘Ik wilde…’
Mandana kwam de kamer in. Vermoeid streek ze met een hand over haar gezicht. ‘Sorry dat ik zo schreeuwde. We hadden elkaar niet goed begrepen, je vader wist niet dat hij je weg moest brengen, weet je…’
Tienerwoede en angst borrelden in Eleanor omhoog. ‘Ik weet het, jij hebt het hem gewoon niet gevraagd. Je had te veel gedronken en was het vergeten. Alweer.’
‘Ellie!’ zei haar moeder vinnig. ‘Doe niet zo brutaal. Natuurlijk is dat niet zo. Je vader en ik kunnen op het moment gewoon niet zo goed met elkaar overweg, meer niet.’
‘Gaan jullie scheiden?’ Eleanor hoorde zichzelf de vraag stellen en hield haar adem in.
‘Lieverd, natuurlijk niet! Hoe kom je daar nu bij?’ Mandana streek wat onhandig over haar zachte donkere haar en voordat Eleanor iets kon terugzeggen, zei ze: ‘Hoe dan ook, sorry voor de herrie. Je vader brengt je morgen naar het station, geen probleem.’
Mandana’s stem trilde en ze bloosde. Eleanor rolde met haar ogen en sloeg haar armen over elkaar. ‘Waarom doe je zo anders?’
‘Hoe bedoel je?’
‘Je bent veranderd sinds opa dood is. Ik begrijp het niet, je zei altijd dat je zo’n hekel aan hem had.’
‘Ik had niet echt een hekel aan hem,’ zei Mandana. ‘Het zit me gewoon niet lekker. Ik zag hem nooit. Hij was een sombere man en daar word ik ook somber van en daardoor ga ik over dingen nadenken. Ik heb het gewoon een beetje moeilijk op het moment, meer niet.’
‘Waarom was hij zo somber?’
‘Nou,’ zei Mandana kwiek, zoals ze soms plotseling kon doen. ‘Zorg gewoon dat je klaarstaat, zoek je spullen vast bij elkaar. Het is…’ Ze dwaalde af. Eleanor staarde naar haar moeder. ‘Hè, ik ben vergeten wat ik wilde zeggen, Ellie. Sta nu maar gewoon klaar. Goed?’
‘Noem me geen Ellie.’
‘Oké,’ zei Mandana met haar hand tegen de deur. ‘We gaan zo eten. Bord op schoot. We hebben zin om naar een film te kijken. Leuk toch? We eten lasagne.’
Het had geen zin om tegen haar te praten. Het had gewoon geen zin. ‘Prima,’ zei Eleanor. ‘Bedankt, mam. Tot zo. Ik ga inpakken.’
‘Goed zo, en lieverd, maak je alsjeblieft geen zorgen. Alles komt goed. Je bent gewoon een piekeraar. We moeten eens met dr. Hargreaves praten als we weer thuis zijn. Misschien zou een hoofdmassage je goeddoen.’
De deur viel zachtjes dicht, en Eleanor staarde weer naar buiten.
Bij Karen zou het ongetwijfeld beter zijn – nou ja, bij de opa en oma van Karen. Nog één nachtje slapen. Ze legde de onbruikbare walkman op bed en pakte al neuriënd haar tas in. Ze hoorde niet dat de deur openging.
‘Wat ben je in vredesnaam aan het doen?’ Rhodes, haar broer van zeventien, stond voor haar bed. ‘Waarom heb je een koptelefoon op die nergens aan vastzit, gek?’
Eleanor sloeg haar armen om zich heen. ‘Houd je kop, sukkel. Ik ben aan het inpakken, want ik ga naar Karen. Niet dat het jou iets aangaat.’
‘Je ziet eruit als een idioot.’
‘Wauw, Rhodes. Wat ben jij welbespraakt.’ Eleanor trok een gezicht.
Rhodes lachte. Eleanor zei niets, maar deed haar ogen dicht en riep het beeld op dat ze het liefst van haar broer zag. Hij werd langzaam in een vuurkuil neergelaten, schreeuwde zich schor met uitpuilende ogen, en zijn huid begon weg te smelten, terwijl zij boven hem hing en knikte tegen de bewaker die vroeg: ‘Laten zakken, mevrouw?’
Ze was gek op dat beeld, ze had het het afgelopen jaar al vaker opgeroepen. Er was er ook een waarin Rhodes met kettingen vastgebonden zat en om genade smeekte terwijl hij door een bende aan stukken werd gesneden. Maar dit was beter. Hierin had zij de controle.
‘Wat is dit in vredesnaam?’
‘Rot op, Rhodes, dat is van mij.’ Eleanor nam een grote stap, maar het was al te laat. Hij had haar schrijfblok opengeslagen. Zijn ogen begonnen te glimmen, en hij krabde opgewonden op zijn achterhoofd, aan zijn pluizige bruine haar.
‘Poëzie!’ Hij lachte. ‘Je schrijft… Hahaha!’ Hij barstte in lachen uit. ‘Ha! Je schrijft gedichten! “Ze lachen me uit, de meisjes in de kantine”. Natuurlijk doen ze dat, zusje!’
‘Ik haat je!’ riep Eleanor. ‘Ik haat je, jij… jij vuile rotzak!’ Ze keek om zich heen op zoek naar iets om mee te gooien en greep Amber, dat ze half uit had.
‘Hoe heet het?’ Rhodes staarde naar de bovenkant van de bladzijde. ‘“Een tweede kans”. Ha! Hahaha!’ Hij klapte dubbel en sloeg op zijn knieën.
‘Het is een goede titel. Wat weet jij er nu van, idioot? Je kunt je eigen naam amper spellen, laat staan gedichten schrijven.’ Eleanor trilde van woede.
‘Mijn god, je neemt jezelf wel erg serieus, hè?’ zei Rhodes, terwijl zijn genot bijna als een dansende duivel voelbaar was. ‘Je denkt dat je beter bent dan ik, alleen maar omdat je de hele dag boeken leest en stomme gedichten schrijft. Je weet helemaal niets van het echte leven. Je hebt nog nooit iemand gezoend, er komt geen jongen in je buurt, tenzij hij homo is, want je ziet er zelf uit als een jongen!’
‘Ik luister niet eens naar je, Rhodes. Ik heb medelijden met je,’ zei Eleanor minachtend. Ze richtte het boek op hem. ‘Echt waar.’
‘Wat betekent een happy end dan eigenlijk?’ vroeg Rhodes. Zijn ogen straalden, zijn pupillen waren verwijd en hij ademde vlug, alsof hij een wedstrijd had gewonnen. ‘Nou?’
‘Er staat “Een happy end, waar” en daarmee bedoel ik…’
‘Nee, dat vraag ik niet. Weet je wat een happy end is? Heb je er wel eens van gehoord?’ Hij lachte opnieuw.
‘Jij bent zo vreemd. Ik weet niet eens waar je het over hebt.’ Eleanor legde het boek neer en stak haar middelvinger op en dat was zo’n beetje het enige grove gebaar dat ze kende. ‘Je bent zo’n idioot. Je doet alleen maar zo raar omdat je van slag bent over pa en ma.’
Zijn gezicht betrok, en hij kneep zijn ogen tot spleetjes. ‘Daar weet jij helemaal niets van,’ zei hij. ‘Het is niet waar, dus rot op.’
‘Nee. Ga weg. Ik haat je.’
‘Wat een idioot ben je toch.’ Rhodes glimlachte. ‘Een happy end zeg je als je iemand aftrekt. Snap je? Rukken. Als ik over mijn lul wrijf tot ik klaarkom.’ Hij pakte zijn kruis vast. ‘Zoals Lucy Haines vorige maand bij me heeft gedaan. Dat is een happy end. O, ja.’ Hij glimlachte en wiegde zijn heupen heen en weer. ‘O, o, o, ja.’
Eleanor wist niet wat ze moest zeggen of waar ze moest beginnen, dus zei ze niets. ‘Je bent een goorlap,’ zei ze na een korte stilte. ‘Je bent een viespeuk. Ga weg.’
Rhodes glimlachte nog steeds. ‘Ik ga al. Een gelukkig einde. Mmmm.’
‘Rot op.’
Eleanor sloeg de deur achter hem dicht, deed hem weer open en gooide hem opnieuw dicht, zo hard als ze kon. Ze klemde haar bureaustoel onder de deurkruk en legde haar hand over haar mond, haar lippen op elkaar geklemd. Ze legde haar boeken op een stapel: de Sylvia Plath-gedichten, de Sylvia Plath-biografie, Amber en nog een paar andere boeken, zodat ze geen stomme tijdschriften hoefde te lezen zoals Just 17, 19 en Mizz. Ze intrigeerden haar, maar beangstigden haar ook, ze stonden vol stomme meiden die maar doorgingen over jongens en die amandelolie in hun nagelriemen wreven – zij wist niet eens waar haar nagelriemen zaten. Het was zo dom om net te doen alsof die stomme dingen bij het echte leven hoorden, terwijl het echte leven slecht en afschuwelijk was, net als Rhodes, net als dit huis, net als… alles.
Ze keek naar haar gedicht. Een tweede kans. Ze rukte de bladzijde uit haar schrijfblok en scheurde hem in kleine stukjes. Haar onderlip stak naar voren terwijl de tranen die ze binnen had proberen te houden omhoogkwamen.
Eleanor Bee liet zich op de grond zakken, sloeg haar armen om haar knieën en zei tegen zichzelf dat alles op een dag goed zou komen. Dan zou ze volwassen zijn en zou het beter zijn. Het zou fijn zijn, ze zou een huis vol boeken hebben, een videorecorder om Neighbours op te nemen en alle kleren van Dash en Next die ze maar wilde.
Maar terwijl ze zichzelf heen en weer wiegde, de tranen op haar korstige knieën drupten en haar donkere pony in haar ogen viel, realiseerde ze zich dat het dom klonk.