7
Ze was met Felicity naar kantoor gelopen, had haar in handen van Elspeth achtergelaten, die bijna was flauwgevallen van schrik toen haar grote leider onder de vlekken en verfomfaaid was binnengekomen met de vochtige resten van met koffie doorweekte servetjes op haar jasje en rok geplakt. Libby had met haar ogen naar Elle gerold alsof ze wilde zeggen: Wat heb je nu in vredesnaam weer gedaan? Toen iedereen weer aan het werk was gegaan, had Elle haar computer aangezet en tegen Libby gezegd dat ze iets uit de kantoorartikelenkast moest hebben en was ze naar het damestoilet gevlucht, waar ze voor haar gevoel uren had zitten huilen, hoewel het in werkelijkheid maar een paar minuten waren. Ze zouden haar ontslaan. Felicity zou iedereen in de uitgeefwereld opbellen en waarschuwen haar niet aan te nemen. Dat was ze waarschijnlijk nu al aan het doen.
Toen ze klaar was, ging Elle naar de wasbakken, snoot haar neus en staarde naar zichzelf in de verweerde oude spiegel. Ze zag er verschrikkelijk uit: rode ogen en een rode neus die nog steeds opgezwollen en geschonden was van een weekend lang huilen en drinken. Ze plensde wat koud water in haar gezicht en depte het droog, want dat deden de heldinnen in romans altijd als ze geschokt waren, maar daar werd haar gezicht alleen maar roder van en bovendien verdween de Boots-camouflagestift die ze zo nauwkeurig op de puist op haar wang had aangebracht. Ze keek naar de pas gewassen handdoek aan het rekje: die zat onder de lichtbruine strepen.
Ze slaakte nogmaals een huiverende zucht toen er op de deur werd geklopt.
‘Elle?’ Het was een mannenstem.
‘Hallo?’ vroeg ze achterdochtig.
‘Elle, ik ben het, Rory. Doe open.’
‘Nee,’ zei Elle, hoewel ze niet wist waarom.
‘Kom op. Plassen doe ik heus wel op het herentoilet, hoor. Doe open.’
Elle haalde de deur van het slot, en Rory stak zijn hoofd om de hoek. ‘Mijn hemel,’ zei hij geschokt toen hij haar glimmende rode gezicht zag. ‘Wat is er in hemelsnaam aan de hand?’
Elle barstte in tranen uit. ‘Koffie… Juffrouw Sassoon is woedend… Arme ziel… Bij Buckingham Palace had een punker bloemen bij zich…’
‘Hoe bedoel je? Wie heeft er bloemen meegebracht?’
‘De punker, hij kwam een club uit en heeft een rouwboeket neergelegd.’ Ze veegde haar neus met de rug van haar hand af. ‘Ik heb de hele dag gehuild, arme jongens… Toen vanmorgen… Ik keek niet goed uit… Ze was waarschijnlijk bang voor me. Ik ben ook zo onhandig.’ Elle snikte met haar handen voor haar gezicht.
Rorry klopte met een troostgevend gebaar op haar arm. ‘Het was een ongelukje, Elle. Er is niks met Felicity. Haar jasje is al bij de stomerij en Elspeth heeft een bus Elnett voor haar gekocht, dus alles is weer in orde. Maak je niet zo druk.’
Elle begon nog harder te huilen.
‘Mijn god,’ zei hij. Hij wurmde zich verder het kleine toilet in en legde een arm om haar heen. ‘Wat heb ik nu weer verkeerd gezegd?’
‘Oma Bee zei altijd, maak je niet zo druk,’ zei Elle. ‘Het doet me aan haar denken en nu is ze dood… O…’
Rory kneep Elle in haar schouders en glimlachte. ‘Nou, ze had gelijk. Elle, hou op met huilen. Ik vind het verschrikkelijk je zo te zien,’ zei hij somber. ‘Droog je tranen en kom eruit. Felicity wil je spreken.’
Elle had het gevoel alsof er ijsblokjes over haar rug rolden. ‘O, nee,’ zei ze.
‘Het gaat over Polly Pearson, maak je geen zorgen. Ze gaat heus niet tegen je schreeuwen.’
Elle geloofde hem niet.
‘Het komt goed,’ zei Rory. ‘Vertrouw je me?’
‘Ja,’ gaf ze toe.
‘Kom op. Kijk niet zo dramatisch, schat.’ Hij boog zich voorover en gaf haar een kus op haar hoofd, maar Elle verstijfde.
‘Het gaat al weer,’ zei ze. Ze deed een stap opzij en probeerde niet te blozen.
‘Sorry,’ zei Rory na een korte stilte. Hij klopte op haar arm. ‘Ik riep de gedachte aan je oma zeker weer op. Dat soort dingen doen oma’s, toch? Ik had geen flauw idee. Die van mij is weggelopen met de vrouw met de baard van het circus toen ik nog een klein jongetje was. Ben je zover?’
‘Eh… natuurlijk,’ zei Elle. Ze wilde dat ze een doosje poeder bij de hand had – haar gezicht glom afschuwelijk – maar als ze op het punt stond ontslagen te worden maakte het misschien toch niet uit. Ze stak haar kin in de lucht en marcheerde de wc uit, gevolgd door Rory, en langs een stomverbaasde Sam.
‘Laat je niet op de kop zitten,’ fluisterde Rory in haar oor. ‘Succes, meid.’
Elle klopte op de deur. Niets aan de hand, zei ze tegen zichzelf. Ik vind het hier toch vreselijk. Ik ga gewoon in een boekwinkel werken en dan hoef ik nooit meer zo’n stomme roman te lezen.
Terwijl ze het dacht, wist ze al dat het niet zo was. Ze vond de monotone handelingen van het kopiëren of de angst te falen helemaal niet erg, als ze nog maar mocht blijven. Ze vond het leuk hier. Ze was gek op het gevoel en de geur van een gloednieuw boek, vers van de pers, de uitroep van vreugde van Jeff Floyd, de salesdirector, als Victoria Bishop in de top tien stond en de gedachte dat je in tegenstelling tot op school elke dag ergens heen ging waar je wilde zijn, waardoor je hard werkte, je vond het zelfs niet erg de slechtste van de klas te zijn, omdat je op een dag misschien wel beter zou worden.
‘Kom binnen,’ bulderde de stem vanuit het kantoor, en toen ze opendeed was ze verbaasd dat ze niet door vleermuizen en kruiperige aanhangers werd begroet. Ze gluurde naar binnen.
‘Ah, Eleanor,’ zei Felicity Sassoon vanachter haar enorme mahoniehouten bureau. ‘Kom binnen en ga zitten.’
‘Juffrouw Sassoon, het spijt me zo,’ begon Elle, en ze deed de deur achter zich dicht. Ze ging zitten en haalde diep adem. ‘Gaat het goed met u?’
‘Natuurlijk gaat het goed met me,’ zei Felicity ongeduldig. Ze speelde met de ring die ze altijd aan de ringvinger van haar linkerhand droeg, een grote antieke ring met een amethist. Ze had een ander jasje aan. Elles blik dwaalde af naar de gesloten kast achter haar, met daarin, zoals ze wist, de lay-out van de Geïllustreerde biografie van de koningin-moeder, die klaarlag om ter perse te gaan zodra de koningin-moeder zou overlijden. Niemand had er de laatste jaren in gekeken. Wat hield Felicity daar nog meer verborgen, naast verschillende Harris Tweed-jasjes? Een politie- of sexy kamermeisjespakje?
Elle knipperde met haar ogen. Felicity was niet echt iemand van wie je dacht dat ze een seksleven had. Hoewel ze getrouwd was geweest met Rory’s vader, Derek, kende niemand zijn achternaam en iedereen noemde haar juffrouw Sassoon. Volgens de geruchten had Felicity Derek een hartaanval bezorgd en Jeremy zei dat hij blij was van haar verlost te zijn en met een glimlach op zijn gezicht was gestorven.
‘Elle,’ zei Felicity vastberaden, kijkend naar haar aantekeningen. Elle vermoedde dat haar naam daar stond. Eleanor Bee. Timide. Debiel. Verlegen. Rokjes te kort. Heeft me op maandag 1 september 1997 verbrand. ‘Ik wilde je iets vragen. Toen je daarstraks probeerde de inhoud van een papieren bekertje gloeiend hete koffie van me af te vegen, zag ik het manuscript van Polly Pearson in je tas zitten. Heb je het gelezen?’
‘Eh…’ zei Elle overrompeld. Ze slikte. ‘Ja, bijna helemaal.’
‘Vond je het leuk?’
‘Eh…’ Ze had geen tijd gehad om een treffende volzin te bedenken. Ze schraapte haar keel, ging op haar handen zitten en haalde diep adem. Ze moest de waarheid vertellen, anders zou het opvallen. ‘Nou, eigenlijk heb ik er best van genoten.’
Felicity fronste haar voorhoofd. ‘Hoezo?’
Elle wiebelde. ‘Het is romantisch, grappig en leesbaar,’ zei ze in een poging het uit te leggen.
‘Ik begrijp niet waarom het anders is dan een MijnHart-boek,’ zei Felicity.
‘Het is heel anders,’ antwoordde Elle. ‘Ik ben gek op MijnHart-boeken,’ voegde ze er zenuwachtig aan toe. ‘Maar soms zijn ze… eh… misschien ietwat ouderwets. Eh…’
Ze zakte weg in haar stoel, bang dat ze te ver was gegaan, maar Felicity leunde naar haar toe. ‘Ga verder.’
‘Nou, in een van de laatste MijnHarts die ik moest lezen, had de verpleegster een affaire met een dokter. Ze kreeg een kindje van hem en liep weg, omdat ze zich zo schaamde, en hij was helemaal van streek en dacht dat ze hem haatte,’ zei Elle. ‘Zoiets zou tegenwoordig niet meer gebeuren. Als ik zwanger zou raken van iemand op mijn werk, dan…’ Ze zwaaide met haar armen om haar bewering kracht bij te zetten. ‘Bijvoorbeeld door Jeremy, dan zou ik me toch niet schuilhouden. Ik zou op Jeremy afstappen en zeggen: “Eh… hé, Jeremy, wat gaan we hieraan doen?”’ Ze hield haar mond omdat Felicity haar stomverbaasd aankeek. ‘Of… iemand anders. U weet wel wat ik bedoel.’ Ze kon haar oude vijand, het schaamrood, over haar sleutelbenen omhoog voelen trekken. ‘Het is gewoon een beetje onrealistisch. Als een sprookje waarin alles op zijn pootjes terechtkomt. Vrouwen zijn niet gek. Ik bedoel, de boeken zijn erg goed, maar…’ Haar stem stierf weer weg. ‘Dat ze-leefden-nog-lang-en-gelukkig-gedoe is allemaal een beetje achterhaald. Ik geloof er niet in.’
‘Je gelooft er niet in?’ Felicity glimlachte, en haar blik dwaalde over Elles gezicht. ‘Wat onromantisch, Elle, en wat een rare praatjes voor zo’n jong meisje.’
Het was niet waar. Eigenlijk wilde ze heel graag geloven in ze-leefden-nog-lang-en-gelukkig, meer dan in wat dan ook. Maar als ze dat zou toegeven, zou ze voorbijgaan aan de feiten die ze over het leven had verzameld. Dus wist ze niet wat ze hierop moest antwoorden, ze wist niet hoe ze moest toegeven dat ze heimelijk verlangde dat haar gezichtspunt zou veranderen, door iets of door iemand, wat dan ook.
‘Kijk nou naar prinses Diana,’ zei ze uiteindelijk.
‘Diana, prinses van Wales,’ corrigeerde Felicity haar spits. ‘Ze was geen geboren prinses, dat was ze slechts door haar huwelijk. Een feit waar ze beter van doordrongen had moeten zijn. Zij is niet het voorbeeld dat ik zou gebruiken, Eleanor.’
‘Maar zij…’ begon Elle, maar ze zag in dat ze te ver was afgedwaald. ‘Ik ben gewoon niet dol op verhalen waarin het overduidelijk is wie er met wie eindigt. Het echte leven zit zo niet in elkaar.’
Felicity schudde haar hoofd, alsof ze niet wist wat ze met Elle aan moest. ‘Goed, ik geloof je, hoewel ik het heel droevig vind, mijn kind. Iedereen heeft er af en toe behoefte aan om aan het dagelijkse leven te ontsnappen. Wat vind je van Georgette Heyer?’
Omdat ze als kind elke zaterdagmorgen lezend in de Shawcross-bibliotheek had doorgebracht terwijl haar moeder als bibliothecaresse de boeken stempelde en adviezen gaf, had Elle wel eens van Georgette Heyer gehoord. Ze zei: ‘Ik ken haar van naam, maar ik heb nooit iets van haar gelezen.’
Felicity keek haar stomverbaasd aan. ‘Wat? Heb jij nog nooit een boek van Georgette Heyer gelezen?’
‘Nee, het spijt me.’
‘Dat verbaast me. Nog nooit iets van Georgette Heyer gelezen. Mijn god.’ Felicity boog haar hoofd voorover alsof ze een medium was en de geest van Georgette Heyer in de kamer erkende. ‘Ze is, eenvoudig gezegd, de beste. Jane Austen zou dol op haar zijn geweest.’ Ze ademde langzaam door haar neus in. ‘En dat compliment gebruik ik niet lichtvaardig.’ Ze stak haar hand naar achteren en gaf Elle een exemplaar van Venetia. Het was een paperback uit de jaren zeventig met een afbeelding van een meisje in een maïsveld. ‘Neem maar mee. Ik ben verbijsterd dat je nog nooit een boek van haar hebt gelezen. Dat had ik niet van jou verwacht.’
‘Hoe bedoelt u?’ vroeg Elle, en ze beet zenuwachtig op haar vinger.
‘Nou, Eleanor, jij herinnert het je misschien niet meer, maar ik was onder de indruk van je sollicitatiegesprek. Je had een mening over boeken en je was enthousiast. ‘Dat…’ zei Felicity, en ze stak een potlood in haar blocnote, ‘… is een erg goede eigenschap. Verlies dat niet.’
Jij herinnert het je misschien niet meer. Elle moest lachen. ‘Bedankt!’ zei ze, en ze straalde van plezier.
‘Ga het lezen. Ik benijd je, jij hebt al dat moois nog te goed. Hè, ik ben helemaal afgedwaald. Dat is een van de geneugten van praten over boeken, dat vind jij vast ook.’ Ze wierp een blik op haar horloge. ‘Over tot de orde van de dag. Polly Pearson. Waarom is het zo geweldig anders?’
Zelfverzekerd nu, stak Elle gehaast van wal, de woorden rolden eruit. ‘Nou, het gaat over iemand van ongeveer mijn leeftijd, die in Londen woont, plezier heeft en haar leven op orde probeert te krijgen. Ze kijkt graag naar Friends, laat haar eten het liefst bezorgen en hoewel het niet het beste boek is dat ik heb gelezen, zou ik zo vijf mensen kunnen opnoemen die het leuk zouden vinden, en bovendien hebben we zoiets bij Bluebird nog nooit gehad.’ Elle wilde dat Felicity het leuk zou vinden, ze wist niet waarom, behalve dat ze wilde dat Rory het zou kunnen aankopen en tevreden over haar zou zijn. Ze kwam met de winnende opmerking: ‘Bovendien hebt u zelf gezegd dat als je tijdens het lezen drie mensen kunt bedenken die het boek absoluut de moeite waard zouden vinden, u het in ieder geval zou uitgeven.’
Felicity’s donkergroene ogen, die zo op die van haar zoon leken, al had Elle dat nog nooit eerder opgemerkt, waren tot spleetjes geknepen. ‘Mmm,’ zei ze, en Elle bespeurde een vleugje onzekerheid in haar stem. ‘Heel interessant. Laat ik eerlijk tegen je zijn, Eleanor. Rory wil er een bod op doen. Hij wil dat we tweehonderdduizend pond bieden en de andere aanbiedingen ver achter ons laten. Hij zegt dat het iedereen zou bewijzen dat Bluebird aan de top kan concurreren. Maar het is belachelijk veel geld…’
Haar stem stierf weg, en ze keek Elle bedachtzaam aan. ‘Die Bridget Jones-hype duurt veel langer dan ik had verwacht. Bridget Jones in New York. Bridget Jones verhuist naar het platteland… Ik ben bang dat ik het gewoon niet snap.’ Ze zuchtte, en er gleed een schaduw over haar gezicht. ‘Rory denkt dat ik mijn feeling kwijt ben, dat ik een goed boek niet meer herken ook al ligt het vlak onder mijn neus,’ zei ze onverwacht.
Elle wilde haar geruststellen. ‘Zoals ik al zei, het is niet fantastisch. Misschien is het een beetje cynisch allemaal.’ Ze besefte dat dit ook zo was. ‘En de personages zijn van bordkarton, alsof de schrijfster een paar andere boeken heeft gelezen en dacht, dat kan ik zelf ook. Maar toch vond ik het een leuk boek.’
Felicity’s ogen begonnen te stralen. ‘Prima,’ zei ze, ‘precies wat ik wilde horen. Bedankt.’
Elle glimlachte opgelucht. ‘Oké dan. Eh… was dat alles, juffrouw Sassoon?’ vroeg ze beleefd.
‘Ja, mijn kind,’ antwoordde Felicity. Ze pakte de dictafoon. ‘Libby. E-mail aan Rory Sassoon, Posy Carmichael…’ Ze drukte op het pauzeknopje. ‘Lees Georgette Heyer. Laat me weten hoe je vordert.’ Ze gebaarde met haar hand dat Elle kon gaan. Elle verliet vlug het koude donkere kantoor en trok de deur zachtjes achter zich dicht.
‘Hoe ging het? Moet je je persoonlijke eigendommen gaan inpakken?’ vroeg Libby fluisterend, terwijl Elle zich in haar stoel liet zakken.
‘Nee, het ging goed.’ Elle had het gevoel dat haar schouders van opluchting vijf centimeter lager hingen. ‘Ze ondervroeg me over dat Polly Pearson-boek.’
‘Ik hoop dat je haar hebt verteld dat het rommel is,’ zei Libby.
‘Nee,’ zei Elle. ‘Ik heb gezegd dat ik het best goed vond.’ Ze hield op met praten en keek naar de versleten paperback in haar hand. ‘Althans, ik denk dat ik dat heb gezegd.’
Toen Elle terugkwam van haar lunch met een stokbroodje tonijn, na een wandeling naar het British Museum, trof ze Rory aan naast haar bureau.
‘Wat heb je tegen mijn moeder gezegd?’ vroeg hij dringend. Hij haalde zijn handen door zijn lichtbruine haar en woelde erin tot het rechtovereind stond. Elle keek hem wezenloos aan. ‘Tegen Felicity, Elle,’ zei Rory. ‘Over dat verdraaide boek. Kom op, wat heb je tegen haar gezegd?’
Elle ging zitten en zette haar tas op de grond. ‘Dat weet ik niet meer,’ begon ze. ‘Hoezo?’
Rory had de mouwen van zijn overhemd opgerold en zijn handen op zijn heupen gezet. Hij keek haar dreigend aan met een barse uitdrukking en een sombere blik. Ze had hem nog nooit zo kwaad gezien.
‘Ik ben vanmorgen weg geweest en toen ik terugkwam trof ik dit aan. Ze heeft echt een belachelijke e-mail gestuurd, met de boodschap dat ze een hoger bod niet goedkeurt.’ Hij krabde boos op zijn hoofd. ‘Ze zegt dat we het eerste bod mogen evenaren, maar meer niet. Nu krijgen we het verdorie niet, de agent is op geld uit. Dit was onze kans om te laten zien dat we geen tijdverspillend dameskransje zijn, dat we belangrijke spelers zijn! Vanmorgen wilde ze er nog voor gaan. Wat heb je tegen haar gezegd?’
‘Ik heb helemaal niets gezegd!’ zei Elle, en ze probeerde niet te piepen. ‘Ik heb haar verteld dat ik ervan heb genoten, dat het veel realistischer is dan de meeste MijnHart-boeken en dat ik het leuk vond, dat Sam het leuk vond…’
Achter haar kuchte Libby.
Rory zwaaide met een stuk papier. ‘Ik heb de jongere medewerkers op kantoor naar hun mening gevraagd,’ las hij met een lage, boze stem voor, ‘en mede vertrouwend op mijn eigen instinct, ben ik tot de conclusie gekomen dat het, in de woorden van een junior werknemer, “cynisch geschreven is, met personages van bordkarton alsof de auteur een paar andere boeken had gelezen en dacht dat ze iets dergelijks zelf ook wel kon”. Daarom is het niet iets waaraan Bluebird geld zou moeten spenderen, hoe groot het verlangen ook is toe te geven aan een verleidelijke doch – ben ik van mening – vluchtige tijdgeest.’
Hij boog zich voorover en hield zijn smalle gezicht naast het hare. ‘Heb jij dat gezegd?’
Als Elle misschien wat ouder was geweest of meer ervaring had gehad, dan zou ze Rory hebben gezegd dat hij haar niet bij een ruzie met zijn moeder moest betrekken, maar dat was niet het geval. ‘Ja, dat heb ik gezegd,’ zei ze zachtjes. Ze kon niet geloven dat dit dezelfde Rory was die elke dag om haar grapjes had gelachen, die een paar uur eerder nog zo lief voor haar was geweest, haar op haar hoofd had gekust. ‘Maar ik heb haar ook gezegd dat ik het desondanks erg leuk vond. Ik beloof, Rory…’
‘Elle…’ begon hij, maar toen hield hij zijn mond. Hij deed zijn ogen even dicht. ‘Mijn god, je snapt er helemaal niets van, hè? Dit is een commercieel bedrijf.’ Hij balde zijn handen tot vuisten. ‘Het is jouw schuld niet,’ zei hij even later. ‘Het spijt me. Alleen scoort nu iemand anders een grote bestseller en moeten wij weer proberen Smith te overtuigen de zoveelste Jessie Dukes over zusjes in de blitzkrieg te nemen.’ Hij leunde voorover. ‘Je bent een snob, Elle. Wist je dat?’
‘Dat ben ik niet,’ zei ze verontwaardigd.
‘Dat ben je wel. Vorige week nog zag ik hoe je dat boek achter je bureau verslond. Je zei dat je het leuk vond.’
Hij leek oprecht van streek. Hij was nog nooit boos op haar geweest, het was verschrikkelijk. Posy was streng, een spelbreker soms. Rory was grappig, aardig, wel een beetje lui, maar ze had altijd gedacht dat hij aan haar kant stond. ‘Ik heb… Ik vond het wel goed, maar ik bedoel alleen maar dat het geen…’
‘Geen wat? Echte literatuur is? Hou toch op.’ Hij sloeg met zijn hand door de lucht alsof ze hem had teleurgesteld, de verkeerde beweging had gemaakt in een spel waarvan ze niet wist dat ze het speelde. ‘Vergeet het maar. Het is al goed. Het gaat om haar, niet om jou. Op een dag zal ze het snappen, maar dan zal het te laat zijn.’ Hij wandelde weg en liet haar onthutst achter.