53
Elle had op haar reisjes naar Engeland in een aantal van de beste restaurants van Londen gegeten, maar ze kon zich niet herinneren wanneer ze voor het laatst bij iemand thuis was geweest. Ze kwam tegenwoordig nog maar zelden bij iemand thuis. In New York woonde iedereen in een appartement en daar kwam je nooit – je ging buiten de deur eten of ergens iets drinken. Ooit was ze een keer bij Sidney thuis geweest voor een borrel ter gelegenheid van Elizabeth Forsytes nieuwe boek. En ze was een keer bij haar assistente thuis geweest. Courtney had griep gehad en toen had ze haar een beker soep gebracht. Het was er een rommel geweest, vol meidendingen, vier halfvolle flessen shampoo in de douche, panty’s die boven de gootsteen te drogen hingen, en toen ze die avond was teruggegaan naar Grays onberispelijke, spaarzaam gemeubileerde appartement had ze gedacht: ik woon hier. Wat fijn.
Maar die avond bij Rhodes viel het haar op dat dit kleine huisje een thuis was. Het was er gezellig en opgeruimd, vol speelgoed, dvd’s en kussens, ansichtkaarten op de koelkast, stapels wasgoed bij de wasmachine en boven een kindje dat op haar kamer sliep.
‘Hé, zijn dat niet mama’s borden?’ riep ze uit. Rhodes draaide zich om.
Melissa keek op van de sla die ze stond te husselen. ‘Ja, ja, dat klopt. We dachten, omdat jij het buffet had meegenomen…’
Elle onderbrak haar. ‘O, zo bedoelde ik het niet. Het is gewoon gek om ze te zien. In een andere omgeving.’
‘Heb jij een buffet?’ vroeg Gray, die naast haar ging zitten. ‘Dit is echt onvoorstelbaar, jongens, toen Elle bij mij introk had ze helemaal niets. Een, twee dozen met persoonlijke bezittingen, meer niet.’
‘Heb je de rest nog niet verscheept?’ vroeg Rhodes. ‘Staat alles nog steeds in opslag?’
‘Eh… ja,’ zei Elle. ‘Ik heb nog… Nou, we wisten niet of… Misschien blijven we daar niet wonen als we zijn getrouwd. Het is gewoon nooit het juiste moment geweest,’ eindigde ze slap, spelend met haar diamanten verlovingsring. Er zaten scherpe randjes aan, ze vond het leuk om die in haar vingerkussentjes te duwen, om te kijken hoe hard ze kon duwen.
‘Elle heeft het nooit prettig gevonden zich ergens te vestigen,’ zei John tegen Gray. ‘Voordat ze naar Amerika vertrok woonde ze in een soort eenkamerflat. Mijn god. Ik heb daar ooit eens een paar planken opgehangen. Wat een rommel. Overal lege flessen. Foto’s van oude acteurs aan de muur. Vlekken in de vloerbedekking.’
‘Mag ik even zeggen dat de acteurs en de vlekken niets met mij te maken hadden, die had ik er gratis bij gekregen,’ onderbrak Elle hem gehaast. ‘Dank je, pa.’
‘Graag gedaan,’ antwoordde John. ‘Ik zei tegen haar, Gray, ik zei, koop toch eens iets nieuws! Settel je ergens! Maar ze had geen zin om te luisteren. Weg was ze weer.’
Gray rolde zijn ogen naar John; ze kregen een band. Elle staarde ernaar.
‘Wat een onzin,’ zei ze, hoewel ze niet als een opstandig kind wilde klinken dat haar ouders afbekte in het bijzijn van haar vriend. Maar ze moest er iets van zeggen. ‘Pa, jij zei dat ik naar New York moest gaan. Jij bent degene die zei…’ Ze stopte.
‘Wat heb ik gezegd? Dat is niet waar,’ zei haar vader.
Elle probeerde zijn blik te vangen. ‘Goed dan.’ Maar ze kon het er niet bij laten, het was net een muggebult waaraan ze moest blijven krabben. ‘Jij hebt gezegd dat ik mama achter me moest laten, opnieuw moest beginnen, dat ze egoïstisch en manipulatief was, dat ze me gebruikte.’ Hij keek haar wezenloos aan. ‘Herinner je je dat niet? Ik wel, want daarom ben ik gegaan, daarom heb ik haar in de steek gelaten, en dat had ik niet moeten doen.’ Ze kneep haar handen onder tafel ineen, niet kijkend naar Rhodes of Melissa, die met de schalen eten in hun handen naar hen stonden te kijken.
‘Zo was Mandana,’ zei John. ‘Het was beter voor je. Je hebt het besluit zelf genomen.’ Hij nam een slokje van zijn wijn en keek om zich heen alsof het onderwerp gesloten was. ‘Nou, dit is erg…’
Elle had er een hekel aan om over haar moeder te praten. Ze vermeed elke situatie waarin ze ter sprake kon komen, maar nu kon ze niets doen aan de woede die in haar opborrelde. ‘Ze had niet dood mogen gaan, pa. Ze was geen slecht mens. Ze was goed. Ze was mijn m-m-moeder.’ Ze kon haar zien, haar ruiken, haar lach horen alsof ze in de kamer was. Ze zou gaan huilen, ze wist het.
Onder tafel kropen Grays koude vingers over haar schoot en pakten haar hand.
‘Sorry,’ zei Elle. De anderen zaten als bevroren naar haar te kijken, alsof ze niet wisten wat ze moesten doen. ‘Ik vind dat we haar in de steek hebben gelaten.’
Dit is wat ik niet wilde, dit is wat ik probeerde te vermijden en dit is wat er gebeurt.
‘Je kunt niet zomaar terugkomen en dit soort beschuldigingen roepen,’ zei Melissa kalm. ‘Je was hier niet. Wij hebben het geprobeerd. We hadden geen idee hoe erg het was. We hadden haar in een afkickkliniek moeten stoppen. Ver voor die tijd.’
Elle dacht aan de avond voordat ze zichzelf dood had gedronken. ‘Het was me bijna gelukt,’ zei ze. Het klonk zo nietszeggend dat ze huiverde.
Melissa keek haar aan. ‘Bijna?’ zei ze. ‘Wauw, Elle. Goed gedaan. Bijna. Jemig.’ Elle liet haar hoofd hangen. Vermoeid zei Melissa: ‘Luister, ik weet…’
Rhodes onderbrak haar. ‘Melissa, ik denk dat we allemaal schuldig zijn.’ Hij keek naar hun vader. John legde zijn servet in zijn schoot, het katoen voorzichtig gladstrijkend alsof dit gesprek gewoon niet gaande was. ‘Pa?’
‘Ja.’
‘Luister je wel?’ vroeg Rhodes. Elle keek naar hem.
‘Het is verleden tijd, Rhodes.’
‘Nee hoor,’ zei Elle. ‘Het gebeurt nu. Het houdt me tegen om dingen te doen, door te gaan met mijn leven. Ik weet dat het cliché klinkt, maar het is waar. Want ik geef mezelf er de schuld van dat ik mama heb laten sterven en het is gewoon…’ Een eenzame traan plopte op tafel. ‘Daardoor twijfel ik overal aan.’ Ze trok haar hand uit die van Gray. ‘Rhodes, snap je wat ik bedoel?’
‘Nee,’ zei Rhodes botweg. Hij zette een schaal op tafel. Ze keken er allemaal naar, alsof eten een onverwachte nabeschouwing was.
‘Ik twijfel niet aan mezelf en dat zou jij ook niet moeten doen, Elle. Ik denk dat ze egoïstisch en gemeen was. Ik vond haar een monster,’ zei Rhodes. Hij pakte twee opscheplepels uit de Le Creuset-pot bij de aga. Elle keek naar hem en ze zag hoezeer hij op zijn gemak was. ‘Ze hield van drank, niet van ons. Ze was gênant. Als ze echt van ons had gehouden, had ze er iets aan gedaan. Egoïstisch, ja, zoals ik al zei, egoïstisch.’
‘Het was haar schuld niet,’ zei Melissa. ‘Rhodes, dat is niet eerlijk, ze was ziek. Het is een ziekte.’
‘Zij heeft ervoor gekozen,’ zei Rhodes, die de opscheplepels boos op tafel smeet.
‘Nee, Rhodes,’ zei Melissa. ‘Ik was geen fan van haar, dat weet je, en ik denk ook niet dat ze stapel op mij was.’ Rhodes knikte. Elle besefte met een schok dat voor haar hetzelfde gold, maar ook dat het leven nu eenmaal zo was. Je leerde er gewoon mee leven, stuurde verjaardagskaartjes en cadeautjes naar Lauren en je probeerde je er niet aan te ergeren. ‘Maar ik denk dat ze het niet zelf in de hand had. Ik heb het bij mijn vader gezien, hij heeft geleerd het onder controle te houden en nu beheerst dat zijn leven in plaats van de drank. Zij kon het niet,’ zei Melissa. ‘Ik denk gewoon dat het leven niet was wat ze ervan had verwacht en ze gebruikte alcohol om daarmee om te gaan.’
‘Nou. Zo vader, zo dochter,’ zei John. Hij keek naar de slakom. ‘Ze heeft altijd gedacht dat zij hem had vermoord, wisten jullie dat? Zo belachelijk. Dit ziet er lekker uit. Is dat geitenkaas?’
‘Hoe bedoel je dat, zo vader, zo dochter?’ vroeg Rhodes.
‘Ja pap, wat bedoel je daarmee?’ zei Elle.
‘Gewoon.’ John schraapte zijn keel. ‘Hij was alcoholist en kreeg voor haar ogen een hersenbloeding. Dat wisten jullie toch wel?’
‘We waren nog kinderen,’ zei Rhodes scherp. ‘Hoe hadden we dat kunnen weten?’
John zuchtte. ‘Sorry, ik dacht dat ze het jullie misschien had verteld. Ze dronk toen al te veel. Dat had ze altijd gedaan, maar het was erger geworden. Ik heb haar brochures gegeven, haar naar een collega verwezen, maar ze wilde niet luisteren. Ze ging naar hem toe, naar haar vader, bedoel ik. Ze liep met de gedachte rond dat het allemaal zijn schuld was; hij sloeg haar en haar moeder altijd.’ Hij keek naar zijn handen. ‘Mandana gaf hem altijd de schuld van al haar problemen, jullie weten hoe ze was.’
Het vreemde gevoel bekroop Elle dat haar vader was vergeten dat hij het tegen hen had. ‘Hoe dan ook, ze kregen enorme ruzie. Hij zei dat het haar niet aanging en sloeg haar opnieuw. Haar moeder – die nog geen boe tegen een gans durfde te roepen – keek toe. Mandana begon tegen hem te schreeuwen. Ze sloeg hem, en hij bleef schreeuwen. Toen viel hij ineens op de grond. Morsdood.’
Hij schraapte zijn keel weer en keek om zich heen, alsof hij zich ineens weer herinnerde waar hij was en met wie. ‘Die vakantie in Skye was slechts een paar weken daarna en tegen die tijd had ze al besloten dat het haar schuld was. Het was… alsof er een knop was omgegaan.’ Hij haalde zijn schouders op.
Met een kracht die haar bijna met geweld overviel, had Elle plotseling zin haar mild uitziende kalme vader een klap te verkopen, hem los te schudden uit die muur van zelfingenomenheid die hij om zich heen had gebouwd, waardoor hij zich geen zorgen hoefde te maken over de problemen van zijn ex-vrouw of het vergrijp van zijn tienerzoon of de levens en dromen van zijn oudere kinderen zodra ze iets afweken van wat hij dacht dat juist was.
‘Daar wist ik helemaal niets van,’ zei Rhodes.
Gray pakte Elles hand steviger vast. Ze schudde hem weg. ‘Wist je… dat hij alcoholist was?’ vroeg ze haar vader.
‘Jazeker. Hij was een nare man. Aan de buitenkant zag hij er prima uit. Respectabel, maar hij sloeg haar moeder in elkaar, gaf al het geld dat ze hadden uit aan alcohol en zat de hele avond in zijn studeerkamer te drinken. We zagen hem eigenlijk nauwelijks. M-Mandana ging er soms in haar eentje heen.’ Hij struikelde over haar naam. ‘Ze hebben haar onterfd toen ze zwanger raakte, ze wilden niet op de bruiloft komen. Dat heeft haar hart gebroken,’ zei hij bijna terloops.
Rhodes en Elle keken elkaar aan. ‘Dat heb ik ook nooit geweten, pa,’ zei Elle terwijl ze met haar vingers het tafelkleed gladstreek. ‘En hij sloeg haar ook?’
‘O, ja. Een paar keer. Niet stelselmatig, alleen als hij echt heel erg ver heen was. Daarom is ze die eerste keer ook weggelopen en naar Amerika gegaan, toen ze net achttien was. En nog een keer toen ze in de twintig was, en toen heeft ze ook domme dingen gedaan, zoals het verkopen van hasj. Ze was het spoor al bijster toen ik haar ontmoette, dat zie ik nu wel in.’
Elle besefte dat haar mond openstond van verbazing. Ze keek naar Gray, maar hij staarde ook naar John. Haar blik kruiste die van Rhodes aan de andere kant van de tafel. Langzaam schudde hij zijn hoofd.
‘En u denkt niet dat die dingen invloed kunnen hebben gehad op het feit dat ze alcoholiste werd?’ vroeg Melissa in haar heldere, nauwkeurige stem. Ze liep naar het aanrecht en pakte een kan water. ‘U weet dat iemand met een alcoholist als ouder drie keer meer kans heeft zelf ook alcoholist te worden. U hebt er nooit over gedacht dit met haar te bespreken? Dat moet u hebben geweten, u bent dokter.’
Elle kon haar wel omhelzen. John verstijfde in zijn stoel. ‘Melissa,’ zei hij kil, ‘luister, lieverd. Misschien ben ik wat ouderwets, maar ik heb geen zin mijn eerste huwelijk met jou te bespreken. We waren ongelukkig. Ik hou van mijn kinderen, maar…’
‘Je kunt haar niet zomaar uitwissen,’ zei Rhodes. ‘Wat een onzin.’
Elle zat naar hen te kijken. De beelden waren sterker dan ooit. Mandana die hun voorlas, Mandana in de bibliotheek, de verlegen kindjes in Clothkits-schortjes die ze meenam naar de kindersectie, Mandana die over het grasveld rolde met hun stinkende hondje Toogie. En het was weer terug; ze knipperde met haar ogen, het was verschrikkelijk: de woorden Sorry Ellie op dat stuk papier. Sorry. Het spijt me.
Haar vader was een beetje rood aangelopen. Ze was blij, het leek alsof het hem wat deed. ‘We geven jou de schuld niet, maar dat moet je niet doen,’ zei ze. ‘Ik wilde dat we het hadden geweten. Ze wilde niet… Wat zonde.’ Elle zei het simpel en friemelde met haar handen in haar schoot.
‘Het klinkt alsof je het me wel verwijt,’ zei John.
‘Nou, jij bent bij haar weg gegaan,’ zei Elle. ‘Jij hebt haar hart gebroken en bent er met iemand anders vandoor gegaan en leidt een geweldig leven. Zij niet.’
‘Zo is het niet gegaan,’ zei John. ‘Ik heb jullie moeder nooit bedrogen. Ik was gewoon…’ Hij wreef over zijn gezicht en keek op. ‘Ik was tegen die tijd gewoon heel erg moe. Misschien had ik meer moeten doen. Het ging mis nadat haar vader was gestorven, ze veranderde, dat weet ik. Het was een soort trekker die werd overgehaald, alles kwam aan het licht. Ze dronk en dronk, en ik kon haar niet tegenhouden. En het kon haar niets meer schelen. Ik wilde gewoon weg.’
‘Maar je vond het niet erg ons daar achter te laten,’ zei Rhodes.
John beet op zijn lip en haalde zijn schouders op. ‘Ik wist dat ze jullie geen pijn zou doen. En jullie zijn goed terechtgekomen, allebei. Ze was een goede moeder.’
Het was een keurige speech, er was geen speld tussen te krijgen zonder kritiek te leveren op degene die ze probeerden te verdedigen. Elle zou het liefst zeggen: Maar ze heeft twee keer een aanrijding veroorzaakt terwijl wij bij haar in de auto zaten en ze dronken was. En… en ik dronk ook, ik werd zelf bijna alcoholiste. Dat kan ik nu wel zeggen. Het heeft me bijna kapotgemaakt dat ze overleed. We zijn niet langer een gezin. Ze wilde dat ze het hardop kon zeggen en toen vroeg ze zich af waarom ook eigenlijk niet.
Ze haalde diep adem en zei: ‘Pa, ze heeft ons twee keer bijna vermoord, in de auto. Ik dronk meer dan een fles per dag en ben bijna dezelfde kant op gegaan als zij. Ik ben er bijna aan onderdoor gegaan toen ze stierf. We zijn geen echt gezin meer. Ik kan niet geloven dat je dat allemaal wist en het ons nooit hebt verteld of hebt geprobeerd haar te helpen.’ Er viel een stilte. ‘Het is heus niet allemaal jouw schuld, maar sommige dingen wel.’
‘Ik…’ zei John, meteen in de verdediging schietend, maar hij stopte weer. ‘Nou ja, sommige dingen wel. Het spijt me. Het spijt me echt.’
In de romans die Elle las omhelsden de mensen elkaar huilend na een ruzie met een onhandelbare zoon of ouder of wie dan ook en zeiden: ‘Vergeef me, kunnen we nu gelukkig zijn?’
Het echte leven zat zo alleen niet in elkaar en zij waren niet zo. Rhodes draaide zich om en wierp een blik op Elle en toen knikte hij, alsof hij voor hen beiden antwoordde.
‘Prima,’ zei hij.
‘Heel goed,’ zei Gray zachtjes. Hij glimlachte naar Elle. ‘Erg goed, inderdaad.’
Elle wist niet of het goed was of niet. Het ergerde haar dat Gray knikte, alsof alles nu in orde was. Ze was heel moe en stond op het punt in huilen uit te barsten, omdat de gedachte aan haar moeder en de manier waarop haar leven was verlopen zo ver buiten haar bereik lag dat het haar een leeg en boos gevoel gaf, maar ze kwam er maar niet achter op wie ze boos moest zijn. Op haar opa, omdat hij alcoholist was geweest en Mandana had geslagen? Op haar vader omdat hij haar had verlaten? Op Rhodes, Melissa, Bryan, Anita, de mensen om haar heen, die er niet in waren geslaagd haar te helpen? En vooral op zichzelf, omdat ze haar moeders leugens had geloofd omdat ze ze wilde negeren, omdat ze haar kop in het zand had gestoken. Er was niet echt een goed antwoord, en ze kon de laatste bladzijde niet omslaan zoals in een roman. Einde verhaal, alles netjes afgerond.
Ze schonk water in de glazen. ‘Laten we een toost uitbrengen op mam,’ zei ze, omdat ze heel graag van onderwerp wilde veranderen, weg wilde manoeuvreren van het verleden. ‘Water, geen wijn, het kan me niet schelen of dat geen geluk brengt. Wijn bracht haar geen geluk. Op Mandana.’
Met zijn vijven klonken ze hun glazen tegen elkaar in de kleine warme keuken.