54
Lieve Elle,
Bedankt voor je tijd gisteren. Het was goed om even bij te kunnen praten en je over onze plannen voor Aphra Books te vertellen. Ik weet hoe druk je het hebt, dus hartelijk dank.
Je zei dat je niet van plan was te verhuizen, maar ik zou je willen vragen het opnieuw te overwegen. Ik weet niet waarom ik het je blijf vragen, maar je zou echt perfect voor deze baan zijn en ik durf dit te beweren als iemand die jou al een tijdje kent. Deze baan zou echt perfect voor je zijn. In dit licht en voor het geval het je interesseert, vind ik het prettig de arbeidsvoorwaarden voor je op een rijtje te zetten.
Hoofdredacteur. £… salaris plus … aandelen in Aphra Books. Lid van de directie met maandelijkse directievergaderingen. Er wordt van je verwacht dat je minimaal vier à vijf boeken per jaar aankoopt en een bijdrage aan de algemene vorm van de lijst levert. Je hoeft geen leiding te geven tenzij je het leuk vindt: je zult doen wat je het leukste vindt. Jij kent meer dan wie dan ook de waarde van een goed boek.
Het was geweldig je weer te zien. Ik wens je het allerbeste. Ik denk dat je gelukkig zou zijn in Londen. Jezelf kennen is weten waar je vandaan komt.
Je vriendin,
Felicity Sassoon
Ps Mijn exemplaar van Venetia mag je houden
De tweede dag ging zoals alle conferenties voorbij in een waas van tl-licht en duur mineraalwater. Elle kon zich er niets meer van herinneren; ze schudde handen, ging naar vergaderingen en beantwoordde e-mails terwijl ze eigenlijk alleen wilde zijn, wilde nadenken en over straat wilde wandelen. De laatste ochtend van de Londense conferentie was dodelijk vermoeiend en irritant: Hoe verhogen we de winstmarges? Bekende auteurs, grotere oplages. Regulier leveren is belangrijker dan levering van kwaliteit, daar kwam het op neer, eindeloze discussies over de opvolgers van Twilight en De vliegeraar, waar allemaal natuurlijk miljoenen boeken van zouden worden verkocht.
Zich ergerend aan haar magnetische naambordje, dat aan de revers van haar pak trok, zat ze voor in de enorme conferentiezaal te kijken naar Stuart en Celine, die een tienstappenplan uitstippelden voor de groei in 2009 met behulp van een PowerPoint-presentatie, alsof het een grote politieke partijconferentie was. Zo’n honderd ernstige zielen zaten achter haar aantekeningen te maken. Drie stoelen verderop op dezelfde rij zat Rory, die de helft van de tijd veelbetekenend zat te knikken en roddels tegen zijn buren fluisterde. Elle keek alleen maar. Ze schreef niets op, in plaats daarvan wilde ze het liefst schreeuwen: Mensen willen goede boeken. Ze bleef maar denken aan Obama’s vergissing vorige maand, waarvan werd gezegd dat het hem de verkiezingen kon gaan kosten. Je kunt een varken wel lippenstift opdoen, maar het blijft een varken.
‘Geweldige presentatie,’ zei ze. Ze schudde Celines hand en klopte Stuart op zijn rug toen ze van het toneel kwamen en nadat ze tegelijkertijd met Rory was opgesprongen om hen te feliciteren.
‘Geweldig, heel interessant, Celine,’ zei hij.
Celine had geglimlacht en geknikt. ‘Wat fijn,’ zei ze. ‘Bedankt, Rory.’
Elle voelde een huivering over haar rug lopen door de manier waarop ze samen op de grote bazen waren afgesneld om hen te feliciteren. Was dat het? Veranderde ze in hem, iemand die gewoon meeging in het kielzog, alles deed voor een makkelijk leven? Ze keek omlaag, in verlegenheid gebracht omdat ze zichzelf had betrapt, haar vingers gleden automatisch over haar BlackBerry en op dat moment had ze de e-mail van Felicity gezien.
‘Het is te gek voor woorden, maar ik vind haar lef bewonderenswaardig,’ zei Gray een halfuur later in de pub lachend boven Elles inbox. ‘Ze klinkt echt geweldig, die Felicity. Ik zou haar graag eens ontmoeten.’ Hij keek op zijn horloge. ‘Schat, wil je nog iets drinken?’
‘Tuurlijk.’ Elle genoot van de gezellige warmte in de pub; er kleefde iets van verwennerij aan whisky en ginger-ale midden op de dag met beslagen ramen en regen die buiten met bakken naar beneden kwam. Ze had – en dat was uitzonderlijk – haar snor gedrukt bij de conferentie-debriefing om iets met Gray te gaan drinken. Ze vond het doodeng om afscheid van hem te nemen, al wist ze niet waarom. Londen veranderde haar. Gray was de constante factor in haar leven en het was alsof ze zichzelf aan hem had toevertrouwd: Alsjeblieft. Zorg voor me. Dat vind jij prettig en dat vind ik prettig.
‘Ergens klinkt het wel aanlokkelijk,’ zei ze tegen Gray terwijl hij zijn portefeuille tevoorschijn haalde. ‘Misschien mis ik het hier meer dan ik besef.’
Gray keek naar haar en lachte. ‘Dat meen je niet. Je overweegt het toch niet serieus?’
‘Nee, maar… misschien wel, eventjes maar,’ zei Elle. ‘Het komt waarschijnlijk omdat ik over een paar uur terugvlieg. Er is toch niets mis met speculeren? Trouwens, jij zei dat je graag in Londen zou willen wonen.’
‘Wanneer dan?’ zei Gray met een nepgrijns. ‘Dat heb ik nooit gezegd.’
‘Op maandag toen we onderweg naar Rhodes waren, zei je dat…’
Gray leunde voorover. ‘Schat, het spijt me. Ik bedoel, ik vind het hier geweldig, maar echt niet!’ Hij zakte weer achterover tegen het harde leer. ‘Ik zou niet uit New York weg kunnen. Mijn baan, mijn vrienden, mijn leven… ik heb daar alles.’
‘Rachel gaat een jaar naar Oxford,’ bracht Elle te berde. Rachel was Grays dochter, die momenteel in het tweede jaar op Stanford zat.
Gray haalde zijn schouders op. ‘Dan gaan we bij haar op bezoek. Ze is nu toch het grootste gedeelte van het jaar in Californië. Dat is niet veel anders.’
‘Ik dacht dat je het hier prettig vond.’
Gray trommelde met zijn vingers op tafel. ‘En ik dacht dat jij het hier zo verschrikkelijk vond.’
Ze haalde diep adem. ‘Dat dacht ik ook, maar misschien vind ik het toch niet meer zo erg.’
‘Komt het door maandag, het openhartige familiegesprek? Schat, ik weet dat het je in de war moet hebben gebracht, maar ik denk niet dat je beslissingen over je leven moet baseren op een semi-afronding van iets met je vader en broer.’
Elle keek naar hem, maar zei niets. Ze stopte haar BlackBerry in haar tas. ‘Het is al goed, vergeet het maar,’ zei ze. ‘Ik wilde er gewoon over nadenken. Het is al goed.’
‘Het is ook goed,’ zei Gray. ‘Het is meer dan goed, oké? Geloof mij, ik weet wat het beste voor je is.’
‘Dat is ook zo, hè?’ Ze glimlachte terwijl de pubdeur openging en er een koude windvlaag over haar rug blies. Ze huiverde.
Gray keek weer op zijn horloge. ‘Vind je het erg om te gaan? Ik wil heel graag naar Dora’s en als we nog iets te drinken nemen, hebben we niet genoeg tijd.’ Elle knikte en stond op. ‘Je bent een geweldige vrouw,’ zei Gray. Hij pakte haar schouders zachtjes beet en plantte een kus op haar haar. ‘Ik vind het echt fijn dat je denkt dat je op een dag weer in Londen kunt wonen, dat je bruggen aan het bouwen bent. Nog geen drie weken geleden zag je het niet meer zitten. Nu ben je… heel anders.’ Met een van zijn lange vingers veegde hij een haarlok opzij en streelde haar wang.
‘Fijn dat je zo denkt,’ zei Elle, en ze ging opzij. Ze was ineens niet in de stemming voor Grays ‘red Elle-therapie’. Ze zou het liefst weglopen, tegen hem zeggen dat hij haar met rust moest laten, maar ze weerstond de drang, zoals altijd. Het lag aan haar, niet aan hem. ‘Hoe laat gaat je trein?’
‘Om vijf uur.’
‘Dan kunnen we maar beter gaan,’ zei Elle. ‘Sla hem achterover, kom op.’ Ze wachtte even. ‘Je laat geen vol glas achter in een pub. Karel II heeft dat verboden. Het is nog altijd niet gepast.’
‘Echt? Die traditie kende ik niet.’ Gray keek verrukt en spoelde de rest van zijn drankje weg. Ze slikte schuldig en voelde de whisky zoet branden in haar keel.
Ze verlieten de pub. Gray zette zijn paraplu op en sloeg een arm om haar heen. Ze leunde tegen hem aan met haar hoofd op zijn schouder, terwijl ze over de brede, glibberige straat liepen. Ze staken Harley Street over en Gray liep te kletsen over wie hij in Parijs allemaal zou ontmoeten en waarom dit zo belangrijk voor zijn boek was. Elle zei niets. Ze zei tegen zichzelf dat ze moe was, de conferentie en het diner met haar vader hadden veel van haar krachten gevergd.
Sinds ze terug in Londen was, leek alles grijzer, maar helderder. Ze kon het niet uitleggen. Ze had verwacht dat het verschrikkelijk zou zijn, maar dat was niet zo. Het allervreemdste was echter dat ze zich haar New Yorkse zelf niet kon herinneren, degene die naar vergaderingen rende, werknemers achter gesloten deuren troostte, een assistente had om haar kleren bij de stomerij te halen en met winnaars van de Pulitzer uit eten ging. Ze wilde dat deel van zichzelf terug, maar ze kon zich niet meer herinneren hoe het was om die Elle te zijn. Af en toe ving ze er iets van op, zoals een stukje van een liedje waardoor je je nog steeds het refrein niet kon herinneren, en dan was het weer verdwenen. Ze klemde haar kaken op elkaar en haar ogen vlogen open toen Gray zei: ‘We zijn er. Wat een geweldige winkel.’
Dora’s glom amberkleurig in de regen – het had non-stop geregend sinds ze in Londen was, besefte Elle, en haar paraplu was continu doorweekt geweest. Gray duwde de houten deur open. ‘Na jou, schat.’
Het was leuk om weer in een Engelse boekwinkel te zijn. Het was er prachtig. De planken waren van hout en er stonden oude mahoniehouten tafels met hoge stapels verschillende boeken. Midden in de ruimte stond de toonbank, met daarachter een trapje van drie treden en een nis voor kinderen. Als Elle haar nek uitstak kon ze zien dat de gvr op de muur was geschilderd en ze hoorde een kind gillen.
‘Dora’s heeft een fantastische geschiedenissectie, heb ik gehoord,’ zei Gray. Zijn ogen glinsterden enthousiast, en hij raakte zachtjes haar schouder aan. ‘Hier.’ Hij stuiterde door de winkel heen. ‘Kijk!’
‘Ik ga even bij de Penguin Great Ideas-boeken kijken, misschien neem ik er wel een mee voor Rhodes,’ zei Elle. Het kind ging harder gillen terwijl ze naar de andere kant liep.
‘Hé!’ hoorde ze iemand roepen. ‘Luister, ik zal… Heb je soms zin in een koekje? Neem een koekje en hou op met die herrie.’
Elle pakte een paperback en begon te bladeren.
‘Argh. Ellendig kind. Wat is er toch aan de hand?’ vroeg de stem. ‘Vertel me wat er mis is en dan maak ik het weer goed.’
‘Er zit een spinnenweb!’ gilde het kinderstemmetje huiverend. ‘Ik hou niet van spinnenwebben! Die zijn eng!’
‘Ga daar dan weg en ga mee de winkel in. Daar zitten geen spinnenwebben.’
‘Ik wil Matilda meenemen.’
‘Prima,’ zei de stem. ‘Laten we Matilda meenemen, maar stop verdorie met gillen. Je lijkt Alice Cooper wel.’
‘Alice Cooper-Smith van school?’
‘Nee, Alice Cooper, de zanger en golfspeler, rare combinatie. Hij draag heel veel zwarte make-up. We zijn… Elle? Wat doe jij nu hier?’
Elle liet het boek uit haar handen vallen. ‘Tom? Wat doe jij hier, kan ik beter vragen.’ Ze staarde naar hem en het kleine meisje dat zijn hand vasthad.
‘Ik, eh… ben de eigenaar van deze winkel, weet je nog?’
‘Eh… ja,’ zei Elle. ‘Ik bedoelde…’ Haar stem stierf weg.
‘Dit is mijn dochter Dora,’ zei Tom. ‘Dora, dit is mijn vriendin Elle. Ze heeft gehoord dat je daar zo tekeerging,’ zei hij somber tegen Dora. ‘Je hebt haar bang gemaakt. Nu denkt ze dat je een monster bent, geen klein meisje.’
Dora gluurde naar Elle door haar bot afgeknipte zwarte pony. ‘Er zat een spinnenweb,’ zei ze.
‘Ik haat spinnenwebben ook,’ zei Elle tegen haar.
‘Ik ben bang voor ze, ik ben bang dat ze op mijn hoofd vallen en in mijn haar gaan zitten.’
‘Daar ben ik ook bang voor,’ zei Elle. ‘Maar ik ben bijna vierendertig en het is nog nooit gebeurd, dus misschien gebeurt het wel nooit.’
‘Zie je wel,’ zei Tom. ‘Je bent niet de enige.’ Dora raapte het boek op en sloeg het voorzichtig open. Tom legde een hand op Elles arm. ‘Mijn god. Wat is het fantastisch om je te zien,’ zei hij zachtjes. ‘Je was maandag zo vlug weg. Ik wilde dat we meer tijd hadden gehad om…’
‘Elle? Kom eens hier, ik wil je…’
Elle draaide haar hoofd om. ‘Gray, wil je even hierheen komen?’
‘Nee, kom jij maar hierheen.’
Elle zuchtte. ‘Nee,’ zei ze, en ze probeerde niet te gaan schreeuwen van de stress, vermoeidheid en verbazing, wat het ook was waarom ze stond te trillen en wazig zag. ‘Kom even hierheen, ik wil je graag aan iemand voorstellen.’
Gray verscheen met een dik boek in zijn hand. ‘Dit ziet er interessant uit,’ zei hij. ‘Het is een nieuwe biografie van George III. Ik besefte niet… Hallo. Gray Logan.’ Hij stak zijn hand uit.
‘Gray, dit is mijn vriend Tom, de eigenaar van Dora’s.’
‘Het is mijn naam,’ zei Dora. ‘Net als die van mijn oma.’
‘Jouw oma was een geweldige dame,’ zei Gray, en hij keek haar aan. ‘Ik heb ooit het genoegen gehad haar te ontmoeten, eind jaren zeventig. Ze sprak bij mij op de universiteit, het was geweldig. Ik was dol op haar boeken.’
Toms harde grijze starende blik werd milder.
‘Dus je kent Elle van…’ Gray maakte de vraag niet af.
‘O, we hebben samengewerkt…’ zei Elle terwijl Tom tegelijkertijd zei: ‘We gingen wel eens samen weg, we waren vrienden…’
‘Ja, dat klopt,’ stamelde Elle. Ze keek weer naar Dora. ‘Dus, Dora, hoe oud ben jij?’
‘Ik ben zesenhalf, ik word in maart zeven.’ Ze trok aan haar vaders overhemd. ‘Pap, mag ik weer met Matilda-pop gaan spelen?’
‘Ja hoor,’ zei Tom, ‘maar je zei dat je het daar verschrikkelijk vond en bang was voor spinnenwebben.’
‘Ze zijn weg,’ zei Dora, en ze liep met grote passen naar de nis.
‘Wat leuk je te ontmoeten,’ zei Gray. ‘Ik neem dit boek en dan denk ik dat we moeten gaan, schat,’ zei hij tegen Elle. ‘Het is al later dan ik dacht.’
Hij liep naar de kassa en liet Elle en Tom alleen achter.
‘Hoe was de rest van de conferentie?’ vroeg Tom. ‘Het zag er akelig uit.’
‘Het ging wel,’ zei Elle. Ze kon haar blik niet van hem af houden. ‘Het spijt me dat we elkaar niet hebben gesproken. Is… Is Caitlin er ook?’
‘Neeee,’ zei Tom. ‘Ze is in Bath, ze is daar een winkel aan het openen. Zij heeft Dora in het weekend. Soort van.’
‘O,’ zei Elle. ‘Dus jullie zijn…’
‘We zijn niet,’ zei Tom. ‘Nooit geweest, ook. We hebben het ongeveer een jaar geprobeerd, maar dat was een ramp. Dus heb ik een flat in Richmond gekocht, in dezelfde straat, zodat we bij elkaar in de buurt woonden. Toen is Dora eigenlijk bij mij komen wonen en zo is het nu nog steeds.’
‘Yorkshire Road, Richmond,’ zei Elle als in een droom. ‘Je woont in dezelfde straat als zij. Dat verklaart een boel.’
‘Verklaart wat?’
‘Ik dacht…’ Ze herinnerde zich nog hoe boos ze op hem was geweest – en op zichzelf – toen ze met elkaar naar bed waren geweest, dat ze wilde dat het goed was, hoe ze had geprobeerd er niets meer achter te zoeken dan een onenightstand. Wat had Jeremy ook alweer gezegd, jaren geleden, op de bruiloft van Libby en Rory? Ik heb ze samen afgezet, bij hen in de straat, of iets dergelijks. ‘Ik wist het niet,’ zei ze. ‘Ik wist dat jullie allebei in Richmond woonden, ik dacht dat jullie nog samen waren.’
‘Nee, absoluut niet,’ zei Tom vastberaden. Hij keek naar Dora, die met haar vlakke hand tegen iets op de muur sloeg en in zichzelf stond te praten. ‘Caitlin en ik, wij horen gewoon niet bij elkaar, maar ik vond het verschrikkelijk om niet bij Dora in de buurt te zijn. Daarom ben ik tien huizen verderop gaan wonen.’ Hij zuchtte, maar met een glimlach. ‘We hebben een dochter en zij is echt het beste wat me ooit is overkomen, zelfs al kan ze alleen maar bulderen en is ze belachelijk bang voor denkbeeldige spinnenwebben.’ Met zijn donkergrijze ogen keek hij haar aan. ‘Het was niet wat ik ervan had verwacht, maar het is goed gekomen.’
‘Zo klinkt het wel. Ik ben echt heel blij voor je, Tom.’ Elle wist niet wat ze anders moest zeggen. ‘Luister, ik moet gaan.’
Hij keek om zich heen en zei zachtjes: ‘Elle, weet je, ik was niet meer met Caitlin samen toen wij met elkaar naar bed gingen. Het was toen allang voorbij. Ze is met iemand anders, het is goed zo, iedereen is gelukkig.’
‘Het is al goed.’ Elle schudde haar hoofd, maar het liefst zou ze zeggen: Dat weet ik nu. ‘Dat hoefde je niet te vertellen.’
‘Dat weet ik, maar ik wilde dat je het wist,’ zei hij. ‘Natuurlijk wilde ik niet dat het anders was gegaan met Caitlin, vanwege Dora, maar aan de andere kant ook wel.’
Ze kon Gray met zijn lage charmante stem tegen het meisje achter de toonbank horen praten en daarna het geritsel van het plastic tasje met het boek dat hij aanpakte. Elle staarde naar Tom, wanhopig bijna. ‘Hoe dan?’
‘Nou… ik was verliefd op je, die zomer lang geleden, Elle. Ik heb het je nooit verteld door alles wat er is gebeurd, maar het is nooit overgegaan.’ De lijnen in zijn gezicht verstarden, net als zijn kaken terwijl hij naar Gray keek. ‘Alles is verkeerd gegaan met ons qua timing, hè?’
‘Tom…’ begon ze.
‘Ik wilde het je alleen maar zeggen. Je laten weten dat ik geen idioot was, geen rotzak die je pijn wilde doen. Dat zou ik nooit kunnen. Er waren gewoon bepaalde redenen.’
Ze schudde haar hoofd. ‘Niet zeggen,’ zei ze met een dikke stem. ‘Niet doen.’
Hij ging zachter praten. ‘Ik moet nog één ding zeggen. Ik was verliefd op je en ik ben blij dat we die nacht samen hebben gehad. Het was geweldig. Ik weet dat wat er naderhand met je moeder is gebeurd alles verandert, maar voor mij was het heel bijzonder.’
Zijn hand lag op de hare, die ze voor zich had. Elle slikte. Ze kende hem zo goed, de geamuseerde, afstandelijke toon van zijn stem, de kromming van zijn oor, zijn ogen, zijn knokige lichaam. Iemand die ze er altijd bij wilde hebben, iemand die de wereld hetzelfde zag, en zo was het altijd geweest.
‘Ik denk…’ zei Tom. ‘Soms denk ik dat stukjes van je leven in de verkeerde volgorde gebeuren of allemaal tegelijkertijd en je verdoet je tijd met boos zijn, maar zo is het nu eenmaal, zo is het leven. Je ontmoet degene van wie je denkt dat ze je de rest van je leven gelukkig kan maken, maar tegelijkertijd vertelt je ex-vriendin die je tig keer heeft gezegd dat ze je nooit meer wil zien dat je vader wordt.’
Elle nam het verhaal over. ‘En dan verhuis je naar een ander land en de volgende keer dat je de ander ziet, zelfs al lijkt het net alsof er geen tijd is verstreken, ga je met elkaar naar bed en dan… sterft je moeder.’ Ze lachte een kort verdrietig lachje. ‘Ja, dat is pas waardeloze timing. Maar Tom, misschien…’
Gray dook tussen hen op. ‘Hallo!’ zei hij. ‘Ik denk dat we moeten gaan, schat. Tom, ik vond het geweldig jou en je prachtige dochter te ontmoeten en de winkel te zien. Lof voor beiden. Succes.’ Hij schudde Toms hand vriendelijk. ‘Elle?’
‘Jazeker,’ zei Elle houterig.
‘Natuurlijk,’ zei Tom mechanisch.
Ze hing haar tas over haar schouder, niet wetend wat ze anders moest doen. ‘Dag… dan maar.’
‘Dag,’ zei Tom. ‘Ik vind het fijn je gezien te hebben.’ Hij wendde zich af.
Gray sloeg zijn arm om haar heen terwijl ze de winkel uit liepen, en ze keek niet één keer achterom. Op de stoep kuste hij haar. ‘Dit is een geweldige reis geweest, vind je ook niet? Ik heb het gevoel alsof je ergens doorheen bent. Geesten ter ruste hebt gelegd. Is het niet afschuwelijk om dat te zeggen?’
‘Nee hoor.’ Elle pakte zijn arm terwijl ze wegliepen, hem zo hard mogelijk meetrekkend. Ze kon niet achteromkijken. Ze rechtte haar schouders en keek even naar hem. ‘Bedankt, schat, bedankt dat je bent meegekomen. Ik ben blij dat je het hebt gedaan.’
‘Soms is dat de enige manier met jou,’ zei Gray. Hij stak zijn hand op en riep: ‘Taxi!’ Er stopte een taxi, en Gray keerde zich naar haar toe. ‘Schat, ik zal je missen. Ik bel je zodra ik in het hotel ben. Ik hou van je. Ik ben blij dat je weer bij me bent. Het was het waard.’
Elle kuste hem. ‘Hoe bedoel je?’
‘Ik weet het niet…’ Gray glimlachte. ‘Ik heb me wel eens afgevraagd of we het wel zouden redden of dat het gewoon te zwaar zou zijn.’ Hij knikte en pakte haar polsen. ‘Verder niets, schat. Ik hou van je. Ik zie je thuis. Thuis!’
Hij stapte in, draaide het raampje naar beneden en leunde naar buiten. Ze liep naar hem toe.
‘Waar gaat u heen?’ vroeg de taxichauffeur geërgerd.
‘Heel even nog,’ zei Gray fronsend. ‘Tot ziens, mijn schat. Wees voorzichtig. Goed onthouden.’
Elle legde haar hand op zijn wang. ‘Dank je,’ zei ze.
De taxi reed weg, en ze vroeg zich af waarom ze dat had gezegd. Dank je.
Ze stond alleen op de stoep en keek de zwarte taxi na door High Street. Vervolgens keek ze naar de boeken in de etalage. Rijen prachtige boeken, verschillende kleuren en maten, die andere dingen beloofden, in elk boek een nieuwe wereld. Ze wist niet hoe lang ze daar stond, kijkend naar de bewegingen binnen, op zoek naar iemand die ze niet zag.
Het regende zachtjes, het was een dunne mist als een zachte deken. Ze voelde de druppels in haar haar vallen, achter in haar nek, op haar huid. Ze draaide zich om en daar was de winkel weer, warm stralend in het grijze licht van de Londense namiddag. Ze staarde er vol verlangen naar. Iemand bewoog bij de plank naast het raam, een donker hoofd. Het verdween uit het zicht.
Elle draaide zich om. Ze beet op haar lip en begon richting Mayfair te lopen. Ze moest Courtney bellen. Ze moest gaan inpakken en haar e-mail checken. Ze moest…
‘Elle?’
Het klonk zo vaag, het had van alles kunnen zijn.
‘Elle?’
Ze draaide zich om. Tom rende op haar af.
‘Gelukkig, ik dacht dat ik je had gemist.’ Hij hield zijn hand uit. ‘Elle…’
‘Ja?’ vroeg ze.
‘Alsjeblieft. Je was je paraplu vergeten.’ Hij legde hem in haar hand en hield hem daar.
‘O.’ Ze pakte zijn hand even. ‘Bedankt,’ zei ze. ‘Wat dom van me.’
Tom zei: ‘Nou, ik dacht… Je zult hem nodig hebben als je ooit terug naar Londen verhuist. Heel belangrijk.’
‘Ik verhuis niet terug naar Londen,’ zei ze.
‘Ik dacht misschien van wel.’ Hij haalde zijn vingers door zijn korte zwarte haar, de regen wegvegend.
‘Nou, Gray wil niet.’
‘En jij?’
Ze schudde haar hoofd. ‘Dat moet je niet vragen.’
‘Waarom niet?’ drong hij aan. ‘Waarom niet, Elle?’
‘O…’ Ze zette de paraplu op en bewoog naar hem toe zodat ze er allebei onder stonden. ‘Een week geleden zou ik hebben gezegd dat je gek was. Maar je weet nooit wat er komen gaat, hè?’ Ze lachte lichtelijk hysterisch, een onverbiddelijke emotie bekroop haar, waar was ze verdorie mee bezig? ‘Ik heb het gevoel dat… Ik heb gewoon een gevoel. Ik kan het niet uitleggen. Alsof ik hier niet per se beter af zal zijn, maar het gewoon juist zou zijn. Snap je wat ik bedoel?’
‘Ja,’ zei hij. ‘Ja, dat snap ik wel.’ Zijn grijze ogen waren de kleur van de hemel. ‘Ik wil niet dat je teruggaat, Elle,’ zei hij. ‘Ik wil dat je blijft.’
‘Echt?’ Ze veegde de regen uit haar ogen en keek om zich heen.
‘Ga met me mee,’ zei Tom ineens. Hij pakte haar hand, en ze liep met hem mee, zonder iets te zeggen. In stilte liepen ze over straat, zijn vingers hielden haar vast en hij schoot met haar een cafeetje in. Ze gingen aan een tafeltje bij het raam zitten, en hij bestelde.
‘Moet je niet naar de winkel? Hebben ze je niet nodig?’
‘Ze weten dat ze me hier kunnen vinden, we gaan hier altijd koffiedrinken,’ zei hij, en hij schoof het papieren kopje vastberaden naar haar toe. ‘Drink op.’
De koffie was sterk, warm en verrukkelijk. Elle deed haar ogen dicht en ademde de geur in. ‘Ik ben zo moe,’ zei ze.
Tom zette zijn elleboog op tafel en legde zijn kin in zijn hand. ‘Wat heb je gedaan? Tot diep in de nacht gewerkt?’
Ze was niet van plan het er allemaal uit te gooien, maar ze deed het wel. Ze vertelde hem alles. Hoe haar moeder was gestorven, hoe het was om terug in New York te zijn, waar ze met niemand kon praten, het beeld dat ze bij zich hield, de avonden alleen voor de tv. Haar moeder en de vader van haar moeder, de dag dat hij was gestorven, het etentje maandagavond en wat daar was gebeurd. En hij luisterde. Hij zei niets, onderbrak haar niet en vertelde haar ook niet wat ze moest doen. Hij zat daar gewoon en luisterde aandachtig.
Aan het einde, toen Elle klaar was, voegde ze eraan toe: ‘Ik weet niet waarom ik je dit allemaal vertel.’
‘Ik vind het fijn dat je het hebt gedaan.’ Hij pakte haar hand en hield hem vast. Ze liet hem begaan.
‘Ik moet vanavond terug,’ zei ze. ‘En ik kan het niet. Ik durf niet. Ik wil hier blijven en ik weet niet waarom. Ik heb een soort van tijdelijke inzinking en ik kan het niet uitleggen want het slaat nergens op. Ik weet alleen dat ik niet weg wil, maar niet waarom. En ik weet niet wat ik moet doen.’
Tom draaide haar hand om en ging met zijn vingers over haar handpalm. Hij kneep in haar vingertopjes. Elle keek naar hem. Ineens voelde ze geen stress meer, geen haast, ze was niet verward meer of boos. Vredig, alleen zij samen. Al het andere bestond niet meer.
‘Luister, ik moet het nog een keer zeggen… Ik hou van je,’ zei Tom even later. ‘Dat is altijd zo geweest en ik denk dat je terug moet komen naar mij én Dora, ben ik bang, maar vooral naar mij.’
Ze kneep in zijn vingers en keek omlaag. Zijn handen, haar handen, ineen.
‘Het probleem is dat ik niet heel goed ben in vertrouwen op mijn instinct,’ zei ze. ‘Ik heb het al vaker mis gehad. Heel vaak.’
‘Wat dan?’ Tom leunde voorover en veegde een traan van haar wang. ‘Je maakt je te veel zorgen, Elle, over van alles. Je maakt het jezelf zo moeilijk.’
‘Ik had het mis met Rory…’
‘Toen was je vijf-, zesentwintig! Iedereen heeft het recht om op enig moment verliefd op de verkeerde te worden. Eigenlijk is het verkeerd om dat niet te doen. Kom op.’
Elle schraapte haar keel in een poging de opkomende vloedgolf van emoties in te dammen. ‘Eh… ik heb me vergist in Rhodes en Melissa. Ik dacht dat ze verschrikkelijk waren, maar dat is niet zo.’
Tom schraapte zijn keel. ‘Het zijn mijn zaken niet, maar volgens mij hebben ze jou ook verkeerd ingeschat, en je moeder.’
‘Ja, maar dat is het nu juist. Ik heb mijn moeder verkeerd ingeschat. Helemaal verkeerd, en dat is…’
Ze maakte een snikkend geluid, ze boog haar hoofd voorover en haar haar viel voor haar gezicht.
‘Dat is wat?’ vroeg Tom zachtjes. Hij stopte een haarlok achter haar oor.
‘Dat is vooral mijn fout. Ik heb jarenlang mijn kop in het zand gestoken en niets gemerkt en dat had wel gemoeten, ik had haar kunnen redden.’
Elles keel deed pijn van alle pogingen niet te huilen. Tom stak zijn hand uit, wreef over haar rug en de tranen begonnen op de grond te vallen, steeds meer. ‘Het is oké,’ zei hij. ‘Je moet gewoon huilen. Veel huilen. Het is afschuwelijk wat er met haar is gebeurd.’ Elle schudde haar hoofd, zacht snikkend, het kon haar niet schelen of er iemand keek, ze was niet in staat te stoppen. ‘Maar Elle, één ding heb je mis. Je denkt dat je haar had kunnen redden. Dat is niet zo. Dat kon niemand. Ze was ziek, Elle. Ze dronk jarenlang in het geheim en wist dat ze eraan zou overlijden. Echt, je denkt misschien dat je je kop in het zand hebt gestoken, maar dat is heel iets anders. Er is niets wat je voor haar had kunnen doen.’
Elles schouders schokten. ‘Als ik die avond eerder naar huis was gegaan…’
‘Nee,’ zei Tom vastberaden. Hij boog zich voorover, waardoor ze zijn adem in haar oor kon voelen. ‘Ik heb jou overgehaald te blijven. Zij zou het opnieuw hebben gedaan, de volgende avond of de avond nadat je was vertrokken. Elle, er is niets wat je voor haar had kunnen doen. Ik heb haar ontmoet, ik heb gezien hoeveel ze van je hield, dat deed ze, ze hield heel veel van je. Ze was zo trots op je, dat was overduidelijk, ze loog zodat jij je niet voor haar hoefde te schamen, zodat jij succesvol kon zijn en je geen zorgen maakte. Ze zou het niet leuk vinden als ze zou weten dat jij jezelf de schuld gaf.’
‘Gray zegt dat ik terug naar de therapeut moet,’ zei Elle tussen het gesnik door. De muur die haar haren vormden schermde haar nog steeds van alles af. ‘Hij zegt dat…’
‘Nou, misschien is dat ook wel goed, een rouwconsulent of iets dergelijks,’ zei Tom. ‘Want je vader en je broer zijn niet meer zo van slag, of wel? Denk je dat ze zich nog steeds zo voelen over haar dood, vier jaar nadat het is gebeurd?’ Hij streelde haar haren weer, en zij ging rechtop zitten en snoot haar neus.
‘Nee, dat doen ze niet,’ zei ze kalm. Ze haalde diep adem. ‘Haar vader was een alcoholist. Hij sloeg haar. Hij is gestorven in de zomer dat ze weer echt is gaan drinken. Daar ben ik eigenlijk maandag pas achter gekomen.’
Tom knikte. ‘Verdorie,’ zei hij.
‘Ik denk dat we hadden moeten…’
‘Luister, Elle,’ zei Tom vastberaden. Hij pakte haar handen opnieuw en hield ze stevig vast, zijn smalle, vriendelijke gezicht nog geen paar centimeter bij haar vandaan. ‘Mijn moeder is gestorven aan een ziekte en ik gaf mijn vader de schuld, dat doe ik ergens nog steeds, maar ik weet nu dat het stom is om dat te doen. Dat is het punt. Je moeder had een ziekte. Haar vader ook. Misschien had jij het ook gekregen, maar je kunt zeggen dat je er die zomer van weg bent gelopen. En toen heb je haar geprobeerd te helpen, maar dat wilde ze niet. Ze wist dat het geen zin meer had. Ik denk dat jij denkt dat het in je aard zit een mislukkeling te zijn, maar het tegenovergestelde is het geval. Je bent een ster, je bent geweldig, alleen besef je dat zelf niet.’
‘Blèèèh,’ zei ze in verlegenheid gebracht, maar hij leunde voorover en kuste haar. Haar wangen waren rood en warm van het huilen, haar lippen opgezwollen. Hij legde zijn handen om haar gezicht en trok haar zachtjes naar zich toe zodat hun lippen elkaar raakten, eerst zachtjes en toen hard. Zijn huid voelde koud op die van haar. Ze sloot haar ogen even, herinnerde zich het gevoel. Het was vreemd, jaren en de oceaan hadden hen gescheiden, maar ze wist nog steeds hoe hij smaakte, hoe het voelde hem te kussen. Ze legde haar handen op zijn schouders, achter in zijn nek, maar ergens voelde ze iets aan haar trekken. Gehaast trok ze zich terug.
‘Ik kan dit niet,’ zei ze. ‘Ik ben… Dit kan ik niet, ik ben verloofd, Tom. Dit kan ik niet maken.’ Ze stond op. ‘Jezus, wat haal ik me in hemelsnaam in mijn hoofd.’ Ze veegde haar ogen droog, lichthoofdig van het huilen, en ze keek naar buiten, verwachtend dat de hemel zou openbarsten, maar de grijze wolken hingen nog altijd onveranderd boven hen. Hij trok zachtjes aan de manchet van haar jas.
‘Dat kun je wel,’ zei hij. ‘Hou je van hem?
‘Ja,’ zei ze. ‘Alleen… O, ik kan het niet uitleggen. Ik zou hier niet mogen zitten. Ik moet gaan,’ zei ze, en ze nam nog een slok koffie.
‘Wat gebeurt er als je hier een dag langer blijft?’ vroeg Tom. ‘Met me gaat eten?’
‘Ik kan dat soort dingen niet doen,’ zei Elle. Ze glimlachte. ‘Ik vlieg vanavond terug. Ik heb morgen een directievergadering en een presentatie voor een auteur en we moeten het budget voor volgend jaar nog doen en onderhandelen over de salarisverhogingen. Ik kan niet zomaar mijn snor drukken.’
Ze dacht weer aan Felicity’s e-mail, aan de frisse groene lente in Londen, aan de diners met Grays vrienden, aan de manier waarop hij haar wilde redden.
‘Wat wil je?’ vroeg Tom vasthoudend.
‘Gelukkig zijn. Iemand anders gelukkig maken. Mijn werk goed doen, een goed mens zijn, en dat betekent…’ Elle trok haar schouders op, haalde diep adem en schudde haar hoofd. ‘Het betekent… Nou, ik weet het niet. Zeg jij het maar. Ik doe de laatste tijd niets anders dan mensen vertellen wat ze moeten doen. Wat denk jij dat ik moet doen?’
‘Dat kan ik je niet vertellen.’ Hij legde zijn hand op de hare. ‘Jij moet beslissen wat je wilt.’
‘Wat wil jij?’ vroeg Elle. ‘Weet jij wel wat je wilt?’
‘Ik wil jou,’ zei hij. ‘Ik wil bij jou zijn. Ik wil dat Dora gelukkig is, ik wil nog een boekwinkel openen en ik wil bij jou zijn.’ Hij haalde zijn schouders op. Hij was zo slungelig geweest toen ze hem voor het eerst had ontmoet, slecht op zijn gemak en boos in zijn pak. Nu was hij nog altijd slungelig, maar het paste bij hem. Hij was zichzelf. ‘Ik weet wel wat ik wil.’
Ze stonden elkaar aan te kijken boven het kleine ronde houten tafeltje en toen ging ineens de deur open en riep iemand zijn naam. ‘Tom… Tom…’
Ze draaiden zich om. De verkoopster die Gray had geholpen kwam naar binnen stormen. ‘Ik wist wel dat je hier was. Dora draait helemaal door, Tom, ik weet niet wat ze wil, maar ze blijft maar iets over spinnenwebben roepen,’ zei ze buiten adem. ‘De winkel staat vol en…’
‘Oké, oké,’ zei Tom. Hij wendde zich weer tot Elle en wreef over zijn gezicht. ‘Kan ik je spreken als ik klaar ben met werken? Logeer je in het conferentiehotel?’
‘Ja,’ zei ze. ‘Het is verschrikkelijk. Tom… ik moet vanavond terug, echt.’
‘Tom… luister, ze draait echt helemaal door, het is niet eerlijk…’
‘Ik moet gaan. Ga jij maar een stukje lopen. Je hebt behoefte aan frisse lucht na de hele dag opgesloten te hebben gezeten. Overdenk alles goed. Denk na. Ik bel je.’
Hij raakte haar arm even aan en toen was hij verdwenen. Ze wilde niet dat hij ging. Buiten was de lucht fris en het was koud. Elle wreef in haar ogen, rolde haar nek van links naar rechts, en ze besefte dat ze zich op de een of andere manier lichter voelde. Ze kon de warmte van zijn huid op haar handen voelen, op haar lippen. Ze draaide zich om en liep terug naar het hotel, richting het zuiden, maar toen stak ze over. Ze liep door Marylebone in oostelijke richting zonder er echt goed over na te denken wat ze deed. Ze pakte haar telefoon en belde Courtney.
‘Hoi, Elle.’ Courtney klonk een beetje zenuwachtig. ‘Hoe gaat het? Celines assistent vertelde me dat er een probleem met het programma was. Is alles in orde?’
‘Ja, prima,’ zei Elle. ‘Het lag aan mij, dom van me. Het spijt me dat jij je er zorgen om hebt gemaakt. Ik had het mis.’
‘Het is al goed.’ Courtney ademde uit. ‘Wauw. Pfff.’
‘Hoe gaat het? Zijn er nog berichtjes?’
‘Zeker.’ Courtney ritselde met wat papieren. ‘Caryn heeft me gevraagd je te herinneren aan de cijfers voor de vergadering morgen. Ik heb haar verteld dat je ze al klaar had, dat ze geprint zijn en klaarliggen om te worden uitgedeeld. Ik hoop dat dat oké was.’
Courtneys megaprofessionele, neutrale stem was zo geruststellend. ‘Ja, helemaal goed.’ Soms vroeg Elle zich af of Courtney haar werk niet gewoon voor haar kon doen, de knopjes kon bedienen zoals de man achter de Tovenaar van Oz. ‘Verder nog iets?’
‘Ik heb een auto gereserveerd die je vanavond om elf uur komt halen, maar ik wilde je er even aan herinneren dat je op Newark vliegt, niet op jfk.’
Elle aarzelde. ‘Ja, dat wist ik,’ zei ze. ‘Hoor eens, ik vroeg me af, hoe makkelijk zou het zijn om mijn ticket te wijzigen? Met een paar uur? Of zelfs een dag of twee?’
‘Eh…’ Courtney klonk verward. ‘Bedoel je een eerdere vlucht?’
‘Nee,’ zei Elle. ‘Een latere.’
‘Wil je dat ik de vluchttijden controleer voor een vlucht waarmee je op tijd voor de directievergadering bent?’
‘Ik denk erover de directievergadering misschien over te slaan. Wat later terug te komen.’
Courtney schraapte haar keel. ‘Goed, eh… ik zal… Moet ik…’ Ze probeerde het opnieuw. ‘Caryn heeft me vandaag alleen al twee keer gevraagd wanneer je terugkomt, hoe laat je landt en of je de presentatie al klaar hebt. Ik denk dat ze je hier verwachten voor de vergadering en…’
‘Courtney, maak je geen zorgen,’ zei Elle, en ze krabde aan haar wang. Ze wilde haar niet verontrusten. ‘Ik laat het je nog weten. Waarschijnlijk gaat het toch niet door. Er zijn… Er zijn hier nog een paar dingen die ik moet regelen.’
‘Ik begrijp het. Laat maar weten of ik iets voor je kan doen.’
Ze klonk jonger aan de telefoon. Elle moest zichzelf er altijd aan herinneren dat ze pas vierentwintig was. Ze was zo efficiënt, een robot bijna, daarom vergat ze het soms. ‘Bedankt, Courtney. Ik laat het je weten, schat,’ zei ze, niet zeker wetend waarom ze haar schat noemde – dat deed je bij Jane Street niet, liefkozingen laten vallen tijdens een gesprek. Ze hing op en bleef doorlopen. Ga jij maar een stukje lopen.
Stampend over het grijze wegdek, haar zwarte laarzen glad van de regen, dacht Elle terug aan de maand ervoor, toen Courtney zware griep had gehad. Ze had zo ellendig geklonken, dat Elle iets vroeger van kantoor was vertrokken en haar een beker kippensoep had gebracht. Haar assistentes kale, maar gezellige appartementje had haar een nostalgisch gevoel gegeven; vintage lampenkappen en dekens, een versleten oude boekenkast vol Penguin-klassiekers en moderne meidenklassiekers: Vrouw zoekt man, Marian Keyes en Jonathan Lethem. Converse-gympen in de gang en halflege zakjes crackers en een People Magazine op de oude eiken hutkoffer die ook dienstdeed als salontafel.
‘Die heb ik afgelopen weekend in Brooklyn gekocht,’ had Courtney trots tegen haar gezegd, terwijl ze met haar handen het warme hout streelde en nieste. ‘Ik had hem een paar maanden geleden zien staan en sindsdien heb ik ervoor gespaard. Vind je hem niet prachtig?’ Ze had haar voeten onder zich getrokken en was nog dieper in haar dekbed weggezakt. Elle had naar haar gekeken en er ineens naar verlangd haar schoenen uit te schoppen en daar bij Courtney en haar kamergenote Sarah te blijven, die net was thuisgekomen. Ze stonden op het punt aan een Golden Girls-marathon te beginnen: de chips en sausjes, ijs, Gatorade voor Courtney en de prachtig verpakte beker soep van haar bazin stonden al klaar.
Toen besefte ze dat ze zaten te wachten tot ze zou vertrekken. Haar tijd was om. Zij was de bazin op hoge hakken, niet hun vriendin met wie ze samen op de bank zaten. Ze was de trappen af gelopen en ze had zich vreemd gevoeld, zo niet een beetje gegeneerd, en was terug naar Grays appartement gegaan. Toen ze de sleutels op het gladde marmeren aanrechtblad legde, herinnerde ze zichzelf eraan dat dit veel beter was, dat dit hetgeen was waarvoor ze zo hard had gewerkt.
Het middaglicht vervaagde al. De witgepleisterde gebouwen barstten op sommige plekken open, de gaten verhulden stallingen, straten, pubs met gouden licht dat naar buiten scheen. Elle bleef in oostelijke richting lopen, wetende dat ze de verkeerde kant op ging, maar op de een of andere manier was ze niet in staat van richting te veranderen. Ze besefte dat ze in feite slechter af was dan Courtney. Haar werk had helemaal geen vruchten afgeworpen, behalve een verlovingsring en een opzichtig appartement dat iemand anders had gekocht. Courtney had een houten dekenkist, ze had ervoor gespaard en hem vier trappen op gesjord. Elle had een auto die haar op het vliegveld stond op te wachten, een assistente, een verloofde, een carrière, maar toch had ze niets wat echt van haar was.
Ze realiseerde zich dat ze niet wist waar ze was. Ze was de weg kwijtgeraakt in Londen, in de straten die ze eens zo goed had gekend. Ze liep door Cleveland Street, langs de oude apotheek, de George and Dragon en het toornige bord op de voordeur van een huis dat vastberaden uitschreeuwde: Dit is geen bordeel! naast een huis dat onmiskenbaar een bordeel was: gebroken ruiten met karton ervoor, onkruid tussen de scheuren in de stenen, peertjes in elke kamer zichtbaar vanaf de straat en een magere vrouw met gebarsten lippen in een kale voorkamer met een sigaret in haar hand. Ze staarde naar Elle en Elle staarde terug, maar ze schudde zichzelf wakker en liep gehaast verder.
Er was veel verkeer op Tottenham Court Road, de weg was breed en de motoren en drilboren van de wegwerkzaamheden dreunden in haar oren. Elle liep vlug door, zich plotseling realiserend waarom ze hier was, en ze stak over, rennend bijna. Aan de andere kant van Bedford Square keek ze omhoog naar de huizen tot ze had gevonden wat ze zocht.
Lichtelijk buiten adem stond Elle onder aan het trapje, net zoals die eerste dag meer dan elf jaar geleden, en ze keek omhoog naar de voordeur. Haar telefoon begon te rinkelen. Het was Caryn. Elle drukte haar weg en bleef naar het oude Bluebird-gebouw staan kijken. Er was echter geen spoor van Bluebird meer te bekennen: het bord was samen met Felicity op die ijzige koude dag voor Kerstmis verdwenen, en voor de ramen op de bovenste twee verdiepingen hingen dikke witte rolgordijnen. Op de plek waar de oude bel met de drie verschillende knopjes had gehangen, hing een nieuw koperen bord. Ze liep de trap op om ernaar te kijken.
Begane grond: Brightstar Media Property Ltd
Eerste verdieping: Adex Digital Resources
Tweede verdieping: Paul Hurridge
Elle deed glimlachend een stap naar achteren. Wat had ze dan verwacht? Een boekbinder en een archivaris met een werkplaats vol elfjes die in de kelder glazen muiltjes maakten? Ze herinnerde zich dat ze koffie over Felicity heen had gegooid, dat ze ’s avonds de treden met Sam of Libby af was gerend, dat ze om de hoek op Rory had staan wachten en op het plein op een bankje een boek had zitten lezen, een willekeurig boek met haar geliefde Pret-sandwich en Pied a Terre-schoenen uit de uitverkoop, die ze droeg tot ze van ellende uit elkaar vielen.
Maar er was niets meer, het was verleden tijd en zij was geen meisje meer, ze was een vrouw die in haar eentje in de regen stond en zocht naar iets wat ze niet zou vinden.
Het was tijd om naar huis te gaan.