16
Naderhand vroeg Elle zich af hoe ze de lunch had overleefd. Ze kon zich er niets meer van herinneren, niet wat ze had besteld, niet wat ze tegen Nicoletta Lindsay had gezegd, niet hoe Nicoletta het nieuws had opgenomen en niet of ze überhaupt wel duidelijk was geweest. Ze wist dat Nicoletta na afloop, toen ze in Charlotte Street voor het restaurant hadden gestaan, haar de hand had geschud en had gezegd: ‘Weet je Elle, je hebt me veel stof tot nadenken gegeven. Misschien heb je gelijk, misschien moet ik alle voorzichtigheid wel laten varen en die ‘terug in de tijd’-roman gaan schrijven.’ Elle kon zich herinneren dat ze had geknikt en gedacht: zo had het helemaal niet moeten gaan…
Ze liep door Percy Street en keek in de etalages van de galerieën, hoewel ze niet echt iets zag, en ze huiverde van de bittere kou. Moest ze terug naar kantoor? Zou iedereen het al weten? Zou Felicity haar op staande voet ontslaan, haar bevelen het gebouw te verlaten? Dat kon ze toch niet doen, of wel? Elle bleef staan, niet wetende wat ze moest doen.
Ze voelde zich heel klein. Ze wilde dit nu al een poosje en ze had geweten dat Felicity verbaasd zou zijn, maar de minachting, die afschuw in haar stem! Die was van een heel andere orde. Weer vroeg ze zich af hoe ze hier was beland, met niemand die ze kon bellen, om advies vragen, zonder vrienden. In feite was ze alleen.
Elle dacht terug aan de laatste keer dat ze Rory echt had gezien de week ervoor. De seks in zijn flat was geweldig geweest, met veel kabaal, ongeremd, ze hadden elkaar de kleren van het lijf gerukt om de restricties die hen normaal omhulden uit de weg te ruimen. Rory had de gordijnen aan de kant van het plein dichtgetrokken, een oud zijden kleed voor het haardvuur gelegd, en daar had ze op haar knieën naakt op hem zitten wachten tot hij terug was gekomen met twee glazen champagne.
‘Stond nog in de koelkast,’ zei hij, terwijl hij haar kuste en ze een slok namen. ‘We zouden het moeten vieren. Ons. Ons moeten vieren, liefje.’ Toen duwde hij haar achterover op het kleed en ze rolden om tot ze bovenop zat, haar knieën op de harde vloerplanken, één zij warm van het vuur, haar dijen samenknijpend om de warmte van hem tussen haar te voelen, de dikte van hem in haar. Allebei konden ze de grijns niet van hun gezicht halen.
‘Ik hou van je,’ zei ze plotseling, terwijl ze langzaam heen en weer schommelde.
Hij had zijn tanden op elkaar geklemd en zijn ogen dicht, maar toen ze het zei, lichtte zijn gezicht op en hij keek ernstig.
‘Ik hou ook van jou. Meer,’ zei hij.
De opluchting toen hij dat zei was overweldigend. Ze pakte zijn schouders vast. De opluchting om bij hem te zijn, zich weer thuis te voelen: dit, hier, zij twee, bij het vuur, buiten adem, elkaar vastgrijpend, naakt zonder iets anders wat hen definieerde, hier draaide het allemaal om, wat er ook gebeurde. Later waren ze stiekem naar de Charles Lamb-pub geweest en hadden ze worstjes met vogelnestjes gegeten. Ze waren enorm dronken geworden van de cider en lachend en heen en weer zwaaiend over City Road terug naar huis gelopen, naar de veilige thuishaven van zijn flat, waar ze in elkaars armen in slaap waren gevallen, hij ademend in haar haar, op haar oor.
Die herinnering had haar de afgelopen zeven dagen op de been gehouden en deed dat nu nog. Wat er daarna zou komen was misschien doodeng, maar ze zouden verder kunnen gaan met de rest van hun leven samen. Uit eten gaan met vrienden, elkaars familie ontmoeten… op een bepaalde manier was dat ook doodeng, de wetenschap dat ze niets meer had om zich achter te verschuilen. Ergens dacht ze dat ze er nog niet toe in staat zou zijn, dat ze zich de rest van de middag ziek moest melden, naar huis moest gaan om onder een dekbed te gaan liggen trillen.
‘Geen leugens meer. Nee,’ zei ze zachtjes tegen zichzelf. ‘Kom op, Eleanor Bee.’
Ze moest terug om de waarheid onder ogen te zien. Ze stak Tottenham Court Road over en begon sneller te lopen, graaiend in haar tas naar haar handschoen.
‘Hé!’ riep iemand achter haar. ‘Hé, jij daar! Je hebt iets laten vallen.’
Ze draaide zich om. Er rende een man naar haar toe met de ontbrekende handschoen. ‘Tom?’ Ze schudde haar hoofd. ‘Hallo. Wat een verrassing.’
‘Elle!’ zei Tom Scott. Hij pakte haar schouders en glimlachte. ‘Ik dacht al dat jij het was.’
‘Dank je.’ Elle glimlachte terug. ‘Hoe gaat het met je?’ Ze keek lichtelijk buiten adem naar hem op. Ze vergat altijd hoe lang hij was, hoe zacht hij sprak, helemaal nu in het geraas van het verkeer.
‘Goed. Ik ben net wezen lunchen met een oude vriend van de uitgeverij…’ Hij keek haar eens goed aan. ‘Hoe gaat het met jou?’
‘Met mij gaat alles goed, zijn gangetje.’ Ze herpakte zichzelf. ‘Niet echt. Ik neem aan dat je weet wat er bij ons aan de hand is?’
‘Dat weet ik,’ zei hij. ‘En ik heb de laatste berichten ook al gehoord.’ Hij knikte. ‘Grote ruzie vanmorgen tussen Rory en Felicity. Het nieuws gaat als een lopend vuurtje.’
Ondanks de schok en haar angst was Elle stomverbaasd over de snelheid waarmee sommige geruchten rondgingen. ‘Het is… Het is onzin. Luister er niet naar.’
Tom stak zijn handen in zijn zakken. ‘Ik weet zeker dat je gelijk hebt,’ zei hij. ‘Ik zou zulke roddels niet moeten herhalen, zeker niet tegen jou. Het spijt me.’ Er viel een stilte. ‘Luister,’ zei hij. ‘Ik had je eigenlijk nog willen mailen om je te bedanken. Die database was een fantastische tip.’
Elle staarde hem aan. Ze had geen flauw idee waarover hij het had. ‘Database?’ vroeg ze wezenloos.
‘Voor de Dora Trust. Je hebt het zelf voorgesteld. Het doet er niet toe.’ Hij schudde ongeduldig zijn hoofd. ‘Ik ben een idioot. Zit er maar niet over in.’
‘Nee, nee, ik herinner het me weer.’ Elle schuifelde heen en weer. ‘Geweldig. Luister, ik moet…’
‘Ik weet het, ik weet het,’ zei hij. ‘Mag ik nog één ding zeggen?’
‘Wat dan?’
Hij schraapte zijn keel en haalde diep adem. ‘Elle, luister. Ik ben je een gunst verschuldigd. Waarschijnlijk gaat dit me helemaal niet aan, maar…’ Zijn zachte stem was bijna niet te horen, ze moest voorover leunen om hem te kunnen verstaan. ‘Vertrouw Rory niet. Ik weet dat hij je baas is en ik weet dat je hem graag mag, maar het wordt daar een puinhoop. Hij lijkt totaal niet op zijn moeder. Hij weet niet waar hij mee bezig is en daarom is hij gevaarlijk. Wees voorzichtig.’
Ze staarde hem aan. ‘Ik snap niet waar je het over hebt,’ zei ze. ‘Ik moet gaan.’
‘Hé, Elle.’ Tom haalde zijn knokige schouders op zodat ze bijna ten hoogte van zijn oren zaten. ‘Hé, ik wilde je niet beledigen. Ik had het gevoel dat ik je iets verschuldigd was. Ik wilde je alleen maar…’
Maar Elle rende de straat al over, hem alleen achterlatend. Hoe durfde hij! Wat verschrikkelijk. Ze had hem eigenlijk altijd al verschrikkelijk gevonden, met dat smalle gezicht en die rare manier van doen. Hij was jaloers op Rory, dat was het probleem, lieve Rory…
Ze rende de hele weg terug naar Bedford Square. Toen ze op de bel drukte, antwoordde Elspeth en zodra Elle haar naam had gezegd, zei ze: ‘We zitten allemaal in de vergaderzaal. Wil je alsjeblieft meteen naar boven komen?’