51
‘Gabby en Kenneth wonen hier in de buurt, maar in dit gedeelte van Primrose Hill ben ik eigenlijk nog nooit geweest,’ zei Gray terwijl ze die avond over Kentish Town Road liepen. Hij week uit voor een rij mensen die op de bus stonden te wachten. ‘Het is prachtig.’
‘Dit is Primrose Hill niet,’ zei Elle snuivend. Grays positieve houding werkte haar op de zenuwen. ‘Typisch weer. Dit is Kentish Town. Het is leuk, maar ik weet niet waar ze het vandaan halen. Primrose Hill.’ Ze lachte omdat Rhodes en Melissa er zo’n halszaak van maakten de plek waar ze woonden zo te omschrijven. Ze manoeuvreerde langs een overvolle vuilnisbak en pakte Grays elleboog om hem naar links te leiden. ‘Hierheen. Hoe was jouw dag?’
‘Geweldig. Ik ben naar de bibliotheek geweest, daarna heb ik met Roger geluncht en in Green Park gewandeld en ik heb iets in het Stafford gedronken, mijn favoriete hotel. En ik ben ook even bij Hatchards geweest. Ik heb dus al drie dingen van mijn lijstje gedaan.’ Met zijn paraplu tikte hij bedachtzaam tegen een boomstam. ‘Ik ben blij dat ik ben meegegaan.’
‘Goed,’ zei Elle. Ze trok haar schouders naar haar oren, ontspande ze en voelde de botten in haar nek kraken. Ze liepen een rustige zijstraat in met leuke kleine huisjes, die allemaal in een andere kleur waren geschilderd.
‘Vandaag was dus niet erger dan je had gedacht,’ zei Gray.
‘Eh…’ Elle trok haar tas over haar schouder en het kostte haar moeite zich de dag te herinneren. ’s Middags hadden ze een drie uur durende workshop over synergie gehad, waarna ze in groepen aan een project hadden moeten werken – over synergie. Ze had de leiding over een groep gehad met daarin Mary, haar oude vriendin bij Bookprint UK, en Jeremy, die oude onverbeterlijke flirt, die tot haar grote opluchting geen steek was veranderd. Het vormde een welkom doch saai contrast met de ochtend en de lunch. ‘In sommige opzichten was het prima, maar in andere… erger dan gedacht.’
‘Hoezo?’
Ze haalde haar schouders op en glimlachte. ‘Er lopen een paar mensen rond die ik liever niet tegenkom. Van vroeger.’
‘O, ik snap het al.’ Gray glimlachte. ‘Een vrouw met een verleden, dat is wat ik altijd zo leuk aan je heb gevonden. Ik heb zo’n beeld van je als twintigjarige in een hotelbar ergens in Piccadilly waar mannen je een vuurtje voor je sigaret aanbieden en martini’s voor je kopen.’
‘Je doet net alsof ik een prostituee was, maar nee, zo was het helemaal niet, geloof mij maar,’ zei Elle. ‘Bovendien hield ik niet meer dan vijftig pond per week over als ik al mijn lasten had betaald. Daarvoor kun je geen martini’s in een bar in Piccadilly kopen.’
‘Nou ja, ik heb een leuke middag gehad in de London Library,’ zei Gray, die naadloos doorging met zijn verslag. ‘Ik heb de dagboeken gelezen en ik heb een boek over Paul Revere gevonden dat in Amerika nooit is uitgegeven. Precies wat ik nodig had, en misschien leg ik The New York Times Magazine wel een ideetje over Benjamin Franklin in Frankrijk voor als we terug zijn.’ Hij wreef in zijn handen.
‘Je bent hier graag, hè?’ vroeg Elle.
‘O ja,’ zei Gray. ‘Net als jij in New York. Ik zou hier best kunnen wonen.’
Ze dacht aan de lunch met Felicity, die haar de hele middag was bijgebleven. Felicity’s stem had in haar oor gezoemd tijdens de maalstroom van discussiepunten en cirkeldiagrammen. ‘Echt waar?’
‘Jazeker. Ik vind het hier geweldig.’ Gray pakte haar hand. ‘Hé, heb je morgen tijd om iets te gaan drinken?’
‘Nee, morgen niet,’ zei Elle. ‘De conferentie duurt de hele dag en ’s avonds is er een groot diner.’
‘O.’
Ik had je toch gezegd dat ik de hele tijd moet werken, wilde ze zeggen.
‘Woensdag dan? De Eurostar vertrekt pas om vijf uur, en ik zou heel graag nog een keertje terug willen naar een gezellige pub in Marylebone waar ik altijd met Adam heen ging. The Duke of York, echt geweldig.’
Het verbaasde Elle altijd hoe vlug Amerikanen tevreden waren met Engelse pubs. Ze kende The Duke of York, ze was er wel eens iets met Karen wezen drinken tijdens een van haar eerdere tripjes hierheen. Karen had nu een of andere hoge functie bij de bbc en het was dicht bij Portland Place. Het was een volkomen kleurloze tent, niets bijzonders.
‘En de Windsor Castle dan, even verderop?’ zei ze. ‘Veel leuker, er staan allerlei memorabilia en er hangen de meest grappige foto’s.’
Gray keek teleurgesteld. ‘Ik wilde even naar een boekwinkel in Marylebone aan de High Street,’ zei hij. ‘Dora’s. Is dat in de buurt? Ik wil mijn trein niet missen.’
‘Die zit in Richmond.’
‘Nee, er zit er ook een in Marylebone. Iedereen zegt steeds dat ik erheen moet, het schijnt echt geweldig te zijn.’
Een zesjarige genaamd Dora die dol is op Hannah Montana. ‘O,’ zei Elle, die het zich weer herinnerde. ‘Sorry, natuurlijk. Ik ken de eigenaar.’
‘Echt?’ zei Gray. ‘De zoon van Dora Zoffany? Hoe heet hij ook alweer? Tom, maar hij heeft een andere achternaam, niet Zoffany. Ik heb gehoord dat hij geweldig is en een grote passie voor goede boeken heeft.’
Elle keek naar de regenachtige straat. Ze trapte tegen een gebarsten stoeptegel en zei geïrriteerd: ‘Waarom heeft iemand alleen een passie voor boeken als hij gek op bekroonde literatuur is? Waarom kun je geen passie voor boeken hebben als je gewoon romans leest?’
‘Goed dan,’ zei Gray, en hij stak zijn handen in de lucht. Hij lachte een scheef lachje. ‘Je hebt gelijk. Dat kan. Alles is geweldig. Het is allemaal geweldig. Zo goed?’
‘Ja,’ zei ze, en ze hing even ontspannen tegen hem aan. ‘Sorry dat ik zo’n kattekop ben.’
Hij gaf haar een kus op haar kruin. ‘Je bent geen kattekop,’ zei hij. ‘Je bent een stekelvarken, stekelig, maar met een zalig ongewoon luchtje.’
Elle duwde hem lachend weg en keek naar het huisnummer op de deur. ‘We zijn er,’ zei ze. Ze liep over het pad en drukte op de bel.