48
Die nacht schrok Elle om drie uur klaarwakker. Alsof het licht was aangedaan. Ze ging op haar rug liggen en staarde naar het raam. Er zat een spleet naast de jaloezieën; ze kon de brandtrap van het gebouw ertegenover zien. Op straat trapte iemand tegen iets aan, een blikje?
Het beeld was terug. Het was alles wat ze kon zien.
Ze kroop uit bed, trok een badjas aan en liep op haar tenen naar de enorme woonkamer. Het was er koud, spookachtig en onvriendelijk in het donker. Ze deed de koelkast zachtjes open en pakte een pak melk. De tranen liepen over haar wangen. Ze knipperde ze woedend weg alsof er insecten tegen haar gezicht aan vlogen.
Het gebeurde continu sinds ze terug was in New York, minstens twee keer per week. Eerst had ze geprobeerd weer in slaap te komen, maar dat was zinloos. Sterker nog, het was erger, want dan lag ze daar maar en ging ze dingen beseffen. Wat ze had kunnen doen. Wat ze niet had gedaan.
Er was geen ritueel om te rouwen, niet hier in Amerika, noch in Engeland. Je droeg geen zwart meer, je scheurde je kleren niet aan flarden om samen met een groep anderen te jammeren, je bracht geen bezoek aan het graf op de sterfdag om te picknicken en verhalen te delen over degene die je was verloren. Niemand gaf je een handleiding voor wat je moest doen als je moeder stierf. Je was gewoonweg ongelukkig, wanhopig en alleen. De mensen waren aardig tegen je of ze vermeden je, je was besmet met iets wat zij niet wilden krijgen.
Elle zat op de bank en trok haar voeten onder zich. Eerst probeerde ze te lezen, maar dat had geen zin, lezen gaf haar tegenwoordig niet meer zoveel plezier. Ze kon zich niet concentreren als ze zich zo voelde, dan danste het beeld van haar moeder onder het bloederige braaksel en die twee grote zwarte woorden op het stuk papier voor haar ogen, ze verblindden haar. Sorry Ellie. Sorry Ellie. Sorry Ellie.
Normaal gesproken keek ze tv. Ze zette hem aan om te proberen het beeld kwijt te raken, ze wiegde zachtjes heen en weer en ademde diep in en uit. Dat leek te helpen, het was haar eigen ritueel geworden. Want als het haar raakte alsof ze tegen een muur was gerend, en ze gaf zich er echt aan over, zelfs na al die jaren, dan kreeg het haar klein, dus het beste was om het uit te zingen, een weg om de muur heen te vinden, te kijken naar iets stompzinnigs, ver verwijderd van wat ze dacht, zodat het beeld verdween, haar niet langer kwelde. Ze zapte langs de verschillende zenders. Op cnn werd een verkiezingsdebat uitgezonden, een groep blanke mannen met blauw-rode stropdassen zat rond een tafel over Obama en Palin te praten. Ze staarde naar het beeld, in haar hoofd het lijstje van senators opnoemend die ze kon onthouden en vervolgens de staten, in alfabetische volgorde, tot de hysterie in haar afnam, een beetje maar.
Het beeld was er echter nog steeds. Het beeld dat steeds terug bleef komen. Het was iets kleins, maar toch groot. Anita, de vriendin van haar moeder – degene die textiel uit Rajasthan importeerde en geen bedrijfje met Mandana had, nooit had gehad en nooit zou krijgen, het was een grote leugen, zoals zoveel dingen die Mandana Elle door de jaren heen op de mouw had gespeld – had Elle verteld dat ze haar had gezien, de avond voordat ze was gestorven. Ze waren naar de pub geweest. Mandana had de hele avond cola gedronken. Anita was haar portemonnee vergeten en na sluitingstijd teruggegaan. Ze was teruggefietst naar het dorp en daar, voor Willow Cottage, huilend op haar knieën, had Mandana half bewusteloos onzin uit zitten kramen. Anita – dat zei ze althans – had haar overeind geholpen en gevraagd of alles in orde was, en Mandana had tegen haar gezegd dat ze weg moest gaan en haar met rust moest laten. Ze was daar blijven zitten, wie weet hoe lang. Anita had haar daar achtergelaten – lekkere vriendin, dacht Elle, hoewel achteraf bleek dat ze helemaal geen vriendinnen waren en Anita degene was die een relatie met Bryan had. Mandana was zelfs nog nooit met hem uit geweest. Het was een grote leugen.
Hoe ze bij de schuur anderhalve kilometer verderop was gekomen, wist Elle niet, maar het was haar gelukt en ze had zichzelf doodgedronken. Wodka, whisky, tequila. Een halve fles van elk was genoeg om haar om zeep te helpen. Ze stierf aan een gigantische innerlijke bloeding, maar ze had al jaren chronisch leverfalen, cirrose, wat niemand wist behalve zij en de dokteren. In februari was ze opgenomen geweest; ook dat had niemand haar of Rhodes verteld. Toen Elle de dokter had gevraagd waarom niet, had de dokter vermoeid gezucht en gezegd: ‘Ze hebben het waarschijnlijk geprobeerd, maar je hebt te maken met iemand die verschillende leugens tegen verschillende groepen mensen vertelt om de waarheid te verhullen. Ze vertelde één ding aan jou, iets anders aan ons en weer iets anders aan je broer.’
‘Een misleidende ziekte,’ zo had Melissa het genoemd, en ze had gelijk. Het verklaarde zoveel: de geel wordende huid en nagels, het dunne haar, de verwarring, de paranoia. Haar lever was gestopt te functioneren, hij kon niets meer afbreken en stuurde ammoniak naar haar hersens, vocht naar haar benen, en nog verborg ze het, ze gebruikte alle kracht die ze in zich had om naar de achtergrond te verdwijnen, zodat niemand het besefte en zij door kon drinken. Zelfs Rhodes en Melissa hadden niet geweten hoe erg het was. Niemand. Behalve Mandana.
Het was het beeld van haar moeder op haar knieën in het donker voor hun oude huis waar Elle niet tegen kon. Dat wekte haar, dat beeld was kristalhelder in haar geest, elke keer weer. Hoe wanhopig ze moest zijn geweest, hoe eenzaam, hoe ongelukkig, en niemand had iets gedaan om haar te helpen, jarenlang niet. Rhodes en Melissa niet, haar ex-man niet, haar vrienden in het dorp niet en vooral Elle niet, die haar spullen had gepakt en was vertrokken, weg was gegaan om een eigen leven te beginnen. Ze had eerder die dag hetzelfde tegen Gray gezegd en dat vond ze nog steeds: in plaats van naar huis te gaan naar haar moeder, was Elle met Tom naar zijn kamer gegaan, ze had met hem gevreeën, de nacht met hem doorgebracht, in een soort van behoeftige poging haar eigen gevoel van isolement in Engeland te verlichten. Ze wist dat Mandana het expres had gedaan. Ze kon haar dochter niet vertellen hoe diep ze was gezonken, ze kon niet tegen de gedachte van een leven zonder alcohol, ze dacht niet dat ze sterk genoeg was om het te proberen. Elle was er nooit achter gekomen waarom Mr. Franklin had gedacht dat hij haar die ochtend had gezien. Misschien had hij de oude Mandana gezien, een geest, een visioen uit het verleden.
Ze wist dat ze haar had vermoord, ze had net zo goed zelf een mes in haar kunnen steken, eerst door haar ermee te confronteren en vervolgens door haar alleen te laten toen ze haar nodig had. Iedereen kon zeggen dat het niet zo was, het was een verschrikkelijke ziekte, alcoholisme, het veranderde mensen in monsters die logen tegen de mensen van wie ze het meest hielden, en Elle wist dat allemaal. Het veranderde echter niets. Het had anders kunnen gaan en daar zou ze mee moeten leren leven.
‘In het hoofdartikel van The New Yorker stond deze week dat het presidentschap van George W. Bush het ergste sinds de wederopbouw is,’ zei de nieuwslezer. ‘Wat ik graag zou willen weten is, wat vindt u van deze bewering?’
‘Nou, wat ik wel eens zou willen weten, Chuck, is of zij wel in dezelfde wereld leven als ik? Hoe halen ze het in hun hoofd om op die manier naar een man te verwijzen, een vaderlander, een godvrezende man die van zijn land en zijn mensen houdt?’ Een prachtige blonde dame in een rood pakje sloeg met haar kleine vuist op tafel. ‘Ik denk soms oprecht dat mensen de dingen vlak voor hun neus niet zien, Chuck. Echt heel, heel verdrietig.’
‘Wat is er, liefje?’
Gray stond in de deuropening, gekleed in een oud t-shirt en een boxershort met zijn armen over elkaar. Nog half slapend staarde hij haar aan.
‘Kun je niet slapen?’
Elle schudde haar hoofd.
‘Heb je haar weer gezien?’
Elle knikte. Hij kwam naar haar toe en ging naast haar op de bank zitten.
‘Je moet echt eens met je broer praten als je in Engeland bent. Je moet er met iemand over praten. Heb je het nummer van die rouwtherapeut nog?’
‘Ik heb geen zin om daar weer heen te gaan,’ zei Elle. ‘Het is vier jaar geleden, ik kan er nu zelf wel mee omgaan.’ Ze deed haar mond weer dicht.
‘Oké.’ Gray keek naar haar en toen naar de tv. ‘Ik heb zo’n hekel aan dat mens. Zullen we dit afzetten?’
‘Nee!’ zei Elle, en ze griste de afstandsbediening uit zijn hand. ‘Ik heb dit nodig. Laat staan. Het gaat wel, ik moet de dingen alleen… laten gaan. Laat me met rust. Waarom kun je me niet gewoon met rust laten?’
Terwijl ze dat zei, hoorde ze haar moeders stem en ze besefte hoeveel hun stemmen op elkaar leken.
Gray bewoog zich niet. Vermoeid zei hij: ‘Schat, ik ben dit zo zat.’
‘Jij bent dit zat?’ zei Elle. ‘Hoe bedoel je, je bent het zat dat ik verdriet heb over de dood van mijn moeder? Heb ik genoeg tijd gehad en die is nu voorbij?’ Ze lachte en trok haar knieën onder haar kin. ‘Wauw, dat is goed om te weten. Laat me nu maar even alleen, Gray. Ik kom zo weer terug naar bed.’
Waarom was ze toch altijd zo boos op hem, terwijl het zijn schuld niet was? Ze keek naar hem door haar wimpers, naar zijn knappe, gedistingeerde gezicht met de vriendelijke glimlach. Ze dacht terug aan hun tweede afspraakje, toen hij haar een weekend mee naar Martha’s Vineyard had genomen – ‘weg van de nieuwsgierige blikken. Ik wil niet dat iemand iets over ons weet, ik wil je helemaal voor mezelf alleen’ – alsof ze een waardevolle prijs was, een beloning. Ze vond het geweldig, ze vond het geweldig zich zo te voelen. Dat hij – Gray Logan, dé Gray Logan – haar had verdiend, ze het waard was te worden verdiend.
Zo voelde ze zich nu niet, ze kon zich trouwens helemaal niet meer herinneren hoe dat voelde.
‘Ik bedoel,’ zei hij, en hij zuchtte zachtjes, ‘dat je steeds minder lijkt op degene die je was en dat is niet goed. Ik wil niet dat je verandert, ik hou van je en ik zal altijd van je blijven houden, maar ik wil dat je gelukkig bent en ik wil dat we samen gelukkig zijn. Ik ben het zat om net te doen alsof alles in orde is en er met jou niets aan de hand is terwijl je je begraaft in je werk en gedijt bij ruzies. Je bent niet in orde. Dat wilde ik even zeggen.’
Elle knikte. Ineens voelde ze zich heel, heel moe. Een golf ervan spoelde over haar heen, als een huiverige windvlaag op straat, en heel even wilde ze dat ze in Engeland was, met heel haar hart. Ze wist niet waarom. Alleen deed de geur van natte bladeren en de regen in de straten van Manhattan haar denken aan hoe anders de herfst in Londen was, hoe je de kille mist in je botten voelde, in de vochtige oude gebouwen, en waar lichtgeel licht van de lantaarnpalen op het witte stucwerk en de rode bakstenen scheen. Doorgaans duwde ze die gedachten weg, maar nu was het niet nodig, want ze ging terug.
‘Ik zal je mijn vluchtgegevens nog doormailen,’ zei ze zachtjes. ‘Ik blijf daar maar drie nachten. Ik zal Rhodes ook mailen en vragen of we mogen komen eten. Ik neem aan dat je hem wilt ontmoeten.’
‘Ja, dat klopt,’ zei Gray. Hij deed zijn mond open om iets te zeggen, maar deed hem weer dicht. In plaats daarvan leunde hij voorover en kuste haar, zijn handen voelden warm op haar koude huid. Ze leunde achterover terwijl hij met zijn hand over haar lichaam gleed en onder haar hemd in haar borst kneep. Daar hield hij zijn hand en hij bleef haar kussen. Zij aaide hem over zijn wang en kuste hem terug. Het was vreemd, maar bij Gray was ze nooit geïntimideerd door zijn ervaring, zoals wel het geval was geweest bij Rory. Toen ze nog zo jong was en hem zo graag wilde behagen, zo’n enthousiast jong ding. Ze vond het spijtig dat Grays vrouw was overleden en ze had geen interesse in zijn ex-vriendinnen; dat was nu eenmaal zo. Want als zij samen waren draaide het alleen om hen twee, hand in hand, samen lopend door de straten, de rest van de wereld verdween naar de achtergrond. Terwijl ze elkaar kusten in die donkere kamer met de tv flikkerend op de achtergrond, klampte Elle zich aan dat beeld vast, en alleen daaraan, omdat het misschien, heel misschien toch zou lukken.