Ik ken niemand die zo openhartig en schaamteloos over zichzelf schrijft als Ica. Dat wil niet zeggen dat ze een exacte kopie van zichzelf neerzet of dat alles precies zo is gebeurd als zij het heeft opgeschreven.
De absolute waarheid bestaat niet. Ieders waarheid is al een vorm van fictie, en een kunstenaar is in staat die tot absolute fictie te maken door er een laag schoonheid overheen te leggen. Hoe waarheidsgetrouw Ica’s vertellingen ook lijken, ze is een kunstenaar, ze maakt absolute fictie. Op zoek gaan naar het waarheidsgehalte van haar romans, is dan ook idioot.
Toch moest en zou ik ontdekken wat het verschil was tussen wie ze verzon en wie ze echt was. In mijn zoektocht ging ik steeds meer twijfelen aan het bestaan van die twee identiteiten. Ica kon wel beweren dat ze publiekelijk slechts een imago toonde, en dat er achter haar fictieve ik iemand schuilging die voor niemand zichtbaar was, ik begon te vermoeden dat het om een en dezelfde figuur ging. Wie zich blootgeeft, maakt zich kwetsbaar en zoekt bescherming, was mijn gedachte, en die bescherming vond Ica in het ontkennen van de waarheid die ze over haarzelf in haar fictie legde. En hoe stelliger ze ontkende, des te doorzichtiger ze voor mij werd. Ze was het wel degelijk zelf, over wie ze schreef.
Maar in de onbepaalde tijd die ik met haar heb doorgebracht, is het me niet gelukt daar enig bewijs voor te vinden. En ben ik een idioot gebleken.